
Jurisprudentie
BG0789
Datum uitspraak2008-10-14
Datum gepubliceerd2008-10-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Haarlem
ZaaknummersAWB 08/6034
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2008-10-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Haarlem
ZaaknummersAWB 08/6034
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
Sluiting o.g.v artikel 13b Opiumwet van snackbar 't Pleintje Te Haarlem; duur van de sluiting (een jaar) vooralsnog gelet op de omstandigehden niet proportioneel te achten; voorlopige voorziening toegewezen in die zin dat verweerder binnen 4 weken een beslissing op het bezwaar dient te nemen.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08 - 6034
uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 oktober 2008
in de zaak van:
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
vennoot van de V.O.F. [naam VOF], gevestigd te Haarlem,
verzoeker,
gemachtigde: mr. J.W. Spanjer, advocaat te Haarlem,
tegen:
de burgemeester van Haarlem,
verweerder,
derde partijen:
[naam vennoot 1] en [naam vennoot 2],
wonende te Haarlem,
vennoten van de V.O.F. [naam VOF], gevestigd te Haarlem.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 augustus 2008 heeft verweerder op grond van artikel 13b Opiumwet met onmiddellijke ingang horecabedrijf "'t Plein", gevestigd aan het Brouwersplein 46 te Haarlem, plaatselijk bekend als "'t Pleintje", voor de duur van een jaar gesloten.
Bij brief van 15 september 2008 heeft verweerder, na de ontvangst van het Politierapport van 11 september 2008, verzoeker de motivering van het besluit toegezonden.
Tegen het besluit heeft verzoeker bij brief van 17 september 2008 bezwaar gemaakt.
Eveneens bij brief van 17 september 2008 is verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 30 september 2008, alwaar verzoeker in persoon is verschenen, vergezeld van zijn voornoemde medevennoten [naam vennoot 1] en [naam vennoot 2] en bijgestaan door mr. F.W. Huizinga, kantoorgenoot van voornoemde gemachtigde mr. Spanjer.
Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. R. Braeken, drs. J.A.M. Lubbers en H. Meijer, allen werkzaam bij de gemeente Haarlem.
2. Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij gaat het om een afweging van belangen van de verzoekende partij bij een onverwijlde voorziening tegen het belang dat is gemoeid met onmiddellijke uitvoering van het besluit. Voor zover deze toetsing een beoordeling van de hoofdzaak meebrengt, is dat oordeel voorlopig van aard.
2.2 De V.O.F. [naam VOF] heeft - naar ter zitting is uiteengezet - drie vennoten en heeft drie snackbars in exploitatie: één op het strand, waar vennoot [naam vennoot 1] de feitelijke bedrijfsvoering in handen had - de v.o.f. heeft de exploitatie daarvan inmiddels beëindigd - een tweede, genaamd Happy Snack, ook aan het Brouwersplein, waarvan verzoeker de feitelijke dagelijkse leiding heeft en de onderhavige, 't Pleintje, waarin vennoot [naam vennoot 2] al meer dan 30 jaar de feitelijke leiding heeft. Laatstelijk was zij daar vanwege haar leeftijd niet de hele dag werkzaam, maar van 14.00 uur tot 19.30 uur, waarna werkneemster mevrouw [naam] haar plaats innam.
2.3 Het besluit is gericht aan de heer [naam vennoot 1], terwijl de motivering van het besluit is gezonden aan verzoeker. Verweerder heeft aldus miskend dat sprake is van een v.o.f. met drie personen. Ter zitting heeft verweerder de gang van zaken toegelicht door te wijzen op het gegeven dat het verlof voor de horeca-inrichtingen indertijd niet aan de v.o.f., maar aan drie natuurlijke personen is gegeven en voorts dat ter zake van de onderhavige sluiting is afgesproken - bij welk gesprek ook de heer [naam vennoot 1] aanwezig was - dat de motivering van het besluit gezonden zou worden aan alleen verzoeker. Gelet hierop zijn partijen naar voorlopig oordeel door de onjuiste bekendmaking c.q. verzending niet in hun belangen geschaad. In bezwaar kan verweerder een en ander in acht nemen.
2.4 Ingevolge artikel 13b, eerste lid, Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot toepassing van bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt, verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
2.5 Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat uit diverse verklaringen bij de politie in juli 2008, uit een op 28 augustus 2008 gedane huiszoeking in 't Pleintje, uit het verhoor van de drie bezoekers/klanten, en uit het verhoor van de aanwezige leidinggevende, [naam], is gebleken dat in en vanuit de horecagelegenheid (hard)drugs worden gebruikt, verstrekt en verkocht en dat verzoeker als exploitant daarvan op de hoogte was dan wel had moeten zijn.
2.6 Door verweerder is daarbij belang gehecht aan de omstandigheid dat bij de huiszoeking bij de bezoekers/klanten potjes Amfetamine ("speed") van respectievelijk 7.2. gram en 0.8 gram zijn aangetroffen en bij de leidinggevende een potje Amfetamine van 6.6 gram en een flesje GHB (Gammahydroxybutyraat) van 90.4 gram.
Uit de afgelegde verklaringen is onder meer opgemaakt dat de leidinggevende regelmatig gebruikster van GHB is en vanuit de horeca-inrichting ook GHB verkocht aan diverse klanten, voor € 90,- per halve liter. Ook is door een bezoeker/klant verklaard dat hij niet alleen van de leidinggevende maar ook van een andere klant wel eens speed had gekocht.
Voorts heeft verweerder mede de door omwonenden geuite klachten van overlast in aanmerking genomen.
2.7 Voor de voorzieningenrechter staat vast, gelet op het politierapport en de daarin vermelde gegevens omtrent de aangetroffen hoeveelheden (hard)drugs, dat sprake is van verkoop, afleveren, verstrekken en het daartoe aanwezig zijn van de genoemde drugs, zoals bedoeld in artikel 13b Opiumwet. Verzoeker en/of zijn medevennoten hebben dit ook niet bestreden.
2.8 Verweerder is derhalve bevoegd om met bestuursdwang op te treden.
Daaraan doet niet af dat, naar is aangevoerd, verzoeker of zijn medevennoten, met name mevrouw [naam vennoot 2], niet op de hoogte waren of zich ook maar bewust waren van de aanwezigheid en/of verstrekking van drugs.
Ingevolge vaste jurisprudentie speelt de aan- of afwezigheid van verwijtbaarheid van de exploitant geen rol bij de vraag of zich een situatie voordoet die tot sluiting van de inrichting noopt. De sluiting van een bedrijf is gericht op herstel van de openbare orde en beoogt niet de exploitant te straffen. De exploitant wordt geacht te allen tijde toezicht te houden op de gang van zaken in zijn bedrijf en draagt daarvoor de volledige verantwoordelijkheid.
2.9 Gelet op het strikte beleid van verweerder ten aanzien van de handel in drugs en gezien de hierboven vermelde bevindingen heeft verweerder kunnen besluiten tot onmiddellijke sluiting van 't Pleintje. Voor verzoekers pleidooi dat een waarschuwing eerder op zijn plaats was geweest, ziet de voorzieningenrechter onvoldoende aanknopingspunten gelet op het vaststaande gegeven dat in casu harddrugs zijn verstrekt en/of verhandeld.
2.10 Met betrekking tot de duur van de sluiting overweegt de voorzieningenrechter het volgende.
2.11 Voorop staat dat de bevoegdheid van verweerder een horeca-inrichting voor een onbepaalde of bepaalde tijd te sluiten het oogmerk heeft de bekendheid van een inrichting als drugsadres teniet te doen, of zoals wel wordt verwoord "de loop" eruit te halen, de openbare rust te doen weerkeren en herhaling van de verstoring ervan te voorkomen en de aantasting van het woon- en leefklimaat weg te nemen en te houden.
2.12 Naar voorlopig oordeel is in het onderhavige geval de door verweerder gebruikelijk gehanteerde termijn van één jaar echter niet in overeenstemming met het uitgangspunt dat de duur van de sluiting gelet op de omstandigheden niet disproportioneel mag zijn. De voorzieningenrechter stelt voorop dat enige termijn voor het herstel van de openbare orde in casu proportioneel kan zijn, met name gezien de verklaring van één van de bezoekers/klanten dat hij ook wel eens van een (andere) klant drugs heeft gekocht. Daaruit zou immers kunnen worden opgemaakt dat in wijdere kring bekend was dat in 't Pleintje (hard)drugs voorradig waren.
Evenwel mag worden verondersteld dat de herstelfunctie van de sluitingsduur in het onderhavige geval eerder effect zal hebben dan verweerder in het algemeen zegt te verwachten. Daarbij is van belang dat - naar uit de politierapportage en uit de verklaringen ter zitting is gebleken - de aanwezigheid en verstrekking van drugs uitsluitend heeft plaatsgevonden in de uren dat de leidinggevende [naam] dienst had en dat zich, in het kader van de drugsverstrekking, alleen haar dochter en voormalig leidinggevenden en/of voormalige werknemers bij haar bevonden. Ter zitting is deze groep door verzoeker omschreven als het vriendengroepje van [naam]. Mevrouw [naam] is direct na de huiszoeking van de politie door de vennoten op staande voet ontslagen. Zij is overigens de enige die strafrechtelijk is vervolgd. Te verwachten is - naar ook verzoeker heeft betoogd - dat met het vertrek van [naam] tevens de drugsgebruikende groep om [naam] heen niet langer de horecagelegenheid 't Pleintje zal bezoeken. Van een overige "loop" naar 't Pleintje als drugsuitgeefpunt is de voorzieningenrechter uit de gedingstukken niet gebleken. Ook bieden de stukken geen aanknopingspunt voor de veronderstelling dat er een uitgebreidere drugsklantenkring bestaat dan deze [naam]groep.
De overlast van jongeren, die door verweerder tevens in aanmerking is genomen, heeft kennelijk alleen betrekking op het rondhangen op het Brouwersplein met de daarbij behorende geluidsoverlast. Vooralsnog - verweerder heeft ter zitting gewezen op het nog niet voltooide onderzoek - is niet gebleken dat hierbij sprake is van drugsgebruik of -overlast. Van belang moet voorts worden geacht dat snackbar 't Pleintje niet eerder met strafrechtelijk of bestuurlijk optreden geconfronteerd is geweest.
2.13 Voornoemde aspecten zal verweerder bij de heroverweging in bezwaar in de beoordeling van de duur van de sluiting en de (dis)proportionaliteit daarvan kunnen en moeten betrekken.
Verweerder zal daarbij ook de persoonlijke omstandigheden van met name vennoot [naam vennoot 2] dienen te betrekken. Ter zitting is naar voren gebracht dat [naam vennoot 2] al vóór de in geding zijnde sluiting voornemens was om langzamerhand haar langdurige werkzaamheid in 't Pleintje af te ronden en dat haar thans de kans wordt ontnomen om dit op waardige wijze te doen. Ter zitting is door haar en verzoeker aangegeven dat zij samen de dagelijkse leiding van 't Pleintje ter hand zullen nemen, de één van 16.00 uur tot 21.00 uur en de ander aansluitend, zodat geen personeel van buiten behoeft te worden aangetrokken. 't Pleintje zal dan op afzienbare termijn door de vennoten zelf worden gesloten c.q. afgestoten.
2.14 In hetgeen hiervoor is overwogen ziet de voorzieningenrechter, ten einde een proportionele termijn niet illusoir te doen zijn, aanleiding het verzoek om voorlopige voorziening in zoverre toe te wijzen dat verweerder wordt opgedragen binnen 4 weken na de verzending van deze uitspraak op het bezwaar te beslissen.
2.15 Nu het verzoek wordt toegewezen bestaat er aanleiding voor een proceskostenveroordeling ten laste van verweerder. Daarvoor komen in aanmerking de kosten van rechtsbijstand, in de vorm van het opstellen van het verzoekschrift en het verschijnen ter zitting, met elk een vergoeding van € 322,-.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1 wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe;
3.2 draagt verweerder op binnen vier weken na verzending van deze uitspraak te beslissen op het door verzoeker op 17 september 2008 gemaakte bezwaar;
3.3 veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker, tot een totaal van € 644,-, te betalen door de gemeente Haarlem aan verzoeker;
3.4 gelast de gemeente Haarlem het door verzoeker gestorte griffierecht van € 288, - aan hem te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F. Miedema, voorzieningenrechter, en op 14 oktober 2008 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. M. Hekelaar, griffier.
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.