Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG0945

Datum uitspraak2008-10-17
Datum gepubliceerd2008-10-21
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/5355 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening WAO-uitkering. Verrichte expertise en brieven van psychiater-psychotherapeut geven geen aanleiding verdergaande beperkingen aan te nemen dan weergegeven in de FML. Geen indicatie voor het aannemen van een urenbeperking.


Uitspraak

06/5355 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 2 augustus 2006, 06/730 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 17 oktober 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. A.G.B. Bergenhenegouwen, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand te Leusden, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaats gevonden op 5 september 2008. Appellant is niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door A.P. Prinsen. II. OVERWEGINGEN 1.1. Bij besluit van 13 september 2004 heeft het Uwv de WAO-uitkering van appellant, welke laatstelijk was berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65%, per 19 augustus 2004 herzien naar 35 tot 45%. Bij besluit van 30 november 2004 heeft het Uwv het hiertegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Op 4 oktober 2005 heeft de rechtbank het tegen dit besluit op bezwaar ingestelde beroep gegrond verklaard en dit besluit vernietigd onder overweging dat de medische onderbouwing van het besluit van 30 november 2004 ontoereikend is. 1.2. Bij besluit op bezwaar van 3 januari 2006 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant wederom ongegrond verklaard. 2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen dat besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft zich daarbij gebaseerd op de conclusies van de diverse bezwaarverzekeringsartsen die hebben aangegeven in het verslag van 12 maart 2005 van de door psychiater-psychotherapeut drs. J.A. Kool verrichte expertise en in diens brieven van 22 april 2005 en 26 november 2005 geen aanleiding te zien verdergaande beperkingen aan te nemen dan weergegeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 20 april 2004 en met name geen aanleiding te zien een urenbeperking aan te nemen. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat appellant in staat moet worden geacht de aan de schatting ten grondslag gelegde functies te vervullen. 3. Wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, vormt in essentie een herhaling van wat reeds in beroep is aangevoerd, te weten dat appellant zich met name niet in staat acht meer dan 3 dagen per week te werken. 4.1. De Raad onderschrijft de ter zake door de rechtbank gehanteerde overwegingen en maakt deze tot de zijne. De Raad verwijst in dit verband nog naar zijn eerdere uitspraak van 27 januari 2006 (03/1434 en 04/2662) welke strekte tot bevestiging van twee eerdere uitspraken van de rechtbank in WAO-geschillen tussen appellant en het Uwv met als datum in geschil 9 april 2001 en 29 juli 2002. In die geschillen werd door appellant eveneens een beroep gedaan op voornoemde expertise en brieven van Kool. Ook toen heeft de Raad geen indicatie gezien voor het aannemen van een urenbeperking. Appellant heeft in het thans aanhangige hoger beroep geen nieuwe medische informatie ingebracht die op de datum in geding (19 augustus 2004) wel aanleiding zou kunnen vormen tot het aannemen van een urenbeperking. Van een tussentijdse verslechtering in de gezondheidstoestand van appellant is niet gebleken. 4.2. Het is de Raad, uitgaande van de op 20 april 2004 vastgestelde FML, niet kunnen blijken dat appellant op de datum in geding niet in staat kon worden geacht de aan de schatting ten grondslag gelegde functies te vervullen. 4.3. Wat de meer algemene bezwaren van appellant tegen het arbeidskundige deel van de WAO-beoordeling met behulp van het CBBS betreft, verwijst de Raad naar zijn inmiddels vaste – de gemachtigde van appellant ook bekende – rechtspraak te dien aanzien. 5. Gelet op het voorgaande slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden bevestigd. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskosten-veroordeling. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W.R. de Vries als griffier, uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2008. (get.) G.J.H. Doornewaard. (get.) W.R. de Vries. GdJ