Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG0961

Datum uitspraak2008-10-17
Datum gepubliceerd2008-10-21
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/5467 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening WAO-uitkering. Alle door het CBBS op de functiebelastingen aangebrachte signaleringen (ten teken van mogelijke overschrijding van de belastbaarheid) dienen van een afzonderlijke toelichting te worden voorzien. In voorkomende gevallen, afhankelijk van de zich voordoende feiten en omstandigheden, zal voorafgaand overleg met de verzekeringsarts noodzakelijk zijn. Nadere motivering in hoger beroep. In stand laten rechtsgevolgen.


Uitspraak

06/5467 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 8 augustus 2006, 06/121 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 17 oktober 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. N.A.M.H. Fiori, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand te Roermond, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 september 2008. Appellant is niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door J.G.M.Huijs. II. OVERWEGINGEN 1.1. Bij besluit van 14 juni 2005 heeft het Uwv de uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, met ingang van 15 augustus 2005 herzien naar 15 tot 25%. 1.2. Bij besluit van 14 december 2005 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 14 juni 2005 ongegrond verklaard. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit onderschreven en het beroep van appellant ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij onder verwijzing naar haar uitspraak van 27 april 2006 (LJN:AW5694) geoordeeld dat het Uwv met de doorgevoerde aanpassingen van het Claimbeoordeling- en Borgings Systeem (CBBS) de door de Raad gesignaleerde onvolkomenheden in voldoende mate heeft opgeheven en voorts dat de wijze waarop het gewijzigde CBBS ten aanzien van de geduide functies is toegepast in overeenstemming is met de daaraan te stellen eisen van inzichtelijkheid, verifieerbaarheid en toetsbaarheid. De rechtbank heeft vervolgens geen reden gezien te concluderen dat de arbeidskundige beoordeling de rechterlijke toets niet kan doorstaan. 3. In hoger beroep heeft appellant zich beperkt tot algemene bezwaren tegen de hantering door het Uwv van het CBBS. 4.1. De Raad wijst in dit verband op zijn uitspraken van 9 november 2004 (LJN:AR4717) en 12 oktober 2006 (LJN:AY9971) waarin hij – kort samengevat – tot de slotsom is gekomen dat met de aan het CBBS aangebrachte aanpassingen de aan dat systeem klevende, in zijn uitspraak van 9 november 2004 beschreven, onvolkomenheden in voldoende mate zijn opgeheven. Wat betreft de signaleringen met een G heeft de Raad – anders dan de rechtbank verwijzend naar haar uitspraak van 27 april 2006 – overwogen dat àlle door het CBBS op de functiebelastingen aangebrachte signaleringen (ten teken van mogelijke overschrijding van de belastbaarheid) van een afzonderlijke toelichting dienen te worden voorzien en dat daarbij geldt dat in voorkomende gevallen, afhankelijk van de zich voordoende feiten en omstandigheden, voorafgaand overleg met de verzekeringsarts noodzakelijk zal zijn. Gelet hierop kan de aangevallen uitspraak niet in stand blijven. 4.2. De Raad overweegt voorts dat de bezwaararbeidsdeskundige – naar aanleiding van de hiervoor onder 4.1. vermelde uitspraak van de Raad van 12 oktober 2006 – (eerst) in hoger beroep door middel van zijn rapportage van 17 februari 2007 de aan de schatting ten grondslag gelegde functies heeft besproken en alle in die functies voorkomende signaleringen alsnog van een naar het oordeel van de Raad afdoende toelichting heeft voorzien. Hierin ziet de Raad voldoende aanleiding met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit geheel in stand te laten. 4.3. De Raad acht termen aanwezig om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep en hoger beroep tot een bedrag van in totaal € 644,- voor verleende rechtsbijstand. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Vernietigt de aangevallen uitspraak; Verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit; Bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven; Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellant tot een bedrag van in totaal € 644,-, te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen; Bepaalt voorts dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant het door hem in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 142,- vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard. De beslissing is, in tegenwoordigheid van W.R. de Vries als griffier, uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2008. (get.) G.J.H. Doornewaard. (get.) W.R. de Vries. GdJ