Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG1026

Datum uitspraak2008-07-10
Datum gepubliceerd2008-10-21
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep kort geding
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers200002399 SKG
Statusgepubliceerd


Indicatie

Niet valt in te zien hoe een verstekvonnis verkregen op naam van een lange tijd voor het aanhangig maken van de procedure overleden verhuurster kan leiden tot een ontbinding van de huurovereenkomst, waarop de huidige verhuurders, erfgenamen van de overledene, zich kunnen beroepen.


Uitspraak

10 juli 2008 GERECHTSHOF TE AMSTERDAM VIERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER ARREST in de zaak van: Huurder, APPELLANT in het principaal appel, GEÏNTIMEERDE in het incidenteel appel, procureur: mr. P. Habermehl, t e g e n de erfgenamen, GEÏNTIMEERDEN in het principaal appel, APPELLANTEN in het incidenteel appel, procureur: mr. C.J. van Raam. 1. Het geding in hoger beroep Partijen zullen hierna Huurder en De erfgenamen worden genoemd. Bij dagvaarding van 13 februari 2008 is Huurder in hoger beroep gekomen van een kortgedingvonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank te Amsterdam in deze zaak onder zaak-/rolnummer nummer 385194/KG ZA 07-2304 OdC/RV gewezen tussen De erfgenamen als eisers in conventie, verweerders in reconventie en Huurder als gedaagde in conventie, eiser in reconventie en uitgesproken op 17 januari 2008. Het appelexploot bevat de grieven. Huurder heeft overeenkomstig de appeldagvaarding vijf grieven tegen dit vonnis aangevoerd en geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de vordering van De erfgenamen in conventie alsnog zal afwijzen en de vordering van Huurder in reconventie alsnog zal toewijzen met veroordeling van De erfgenamen in de kosten van het geding in beide instanties. Bij memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel appel hebben De erfgenamen de grieven van Huurder bestreden, zelf een grief tegen het vonnis aangevoerd, producties overgelegd en geconcludeerd – zakelijk - dat het hof het vonnis voor zover in conventie gewezen zal vernietigen en het door De erfgenamen primair gevorderde alsnog zal toewijzen en voor het overige het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen met veroordeling van Huurder in de kosten van het principaal en incidenteel appel. Huurder heeft bij memorie van antwoord in incidenteel appel gereageerd en geconcludeerd tot verwerping van het incidenteel appel met veroordeling van De erfgenamen in de kosten daarvan. Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd. 2. Grieven Voor de grieven wordt verwezen naar de appeldagvaarding en naar de memorie van De erfgenamen 3. Feiten De voorzieningenrechter heeft in het vonnis waarvan beroep onder 2.1 tot en met 2.8 een aantal feiten opgesomd die door hem bij de beoordeling van het geschil van partijen tot uitgangspunt zijn genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet bestreden en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. 4. Beoordeling 4.1. Op grond van een door hem met Verhuurster (verder Verhuurster) gesloten overeenkomst huurt Huurder sedert 1987 de woning gelegen aan de X-straat te Y. De woning wordt beheerd door een makelaarskantoor dat voor de incasso van de huurpenningen zorgdraagt. Verhuurster is op 22 februari 1997 overleden. De erfgenamen zijn de erfgenamen van Verhuurster en sedert haar overlijden gezamenlijk eigenaar van de woning. Nadat op 8 augustus 2007 daartoe een inleidende dagvaarding was uitgebracht, is op vordering van Verhuurster bij verstekvonnis van de kantonrechter te Amsterdam van 3 september 2007 de huurovereenkomst tussen Verhuurster en Huurder ontbonden en is Huurder veroordeeld tot ontruiming van de woning. De (veroordeling tot) ontruiming is op 4 oktober 2007 ten uitvoer gelegd. Op of omstreeks 12 november 2007 heeft Huurder zich de toegang verschaft tot de woning en deze wederom in gebruik genomen. 4.2. De erfgenamen vorderen in dit geding primair een machtiging om het vonnis van de kantonrechter van 3 september 2007 ten uitvoer te leggen en subsidiair de veroordeling van Huurder tot ontruiming van de woning, met machtiging aan De erfgenamen om deze ontruiming zonodig te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm, alsmede tot betaling van een gebruiksvergoeding. De voorzieningenrechter heeft het subsidiair door De erfgenamen gevorderde toegewezen. Huurder komt met zijn grieven tegen deze beslissing op. De incidentele grief van De erfgenamen is gericht tegen de afwijzing van het primair gevorderde. 4.3. Verhuurster was ten tijde van het aanhangig maken van de op haar naam gevoerde procedure die tot het verstekvonnis van 3 september 2007 heeft geleid niet meer in leven. De eigendom van de woning, de hoedanigheid van verhuurder daarvan alsmede de bevoegdheid om uit dien hoofde in rechte op te treden waren reeds in 1997 door erfopvolging op De erfgenamen overgegaan. Voorshands valt niet in te zien dat een verstekvonnis in een procedure die in 2007 op naam van Verhuurster is gevoerd er toe heeft kunnen leiden dat de huurverhouding tussen De erfgenamen en Huurder is ontbonden en voorts dat De erfgenamen daaraan een titel kunnen ontlenen om de ontruiming van de aan hen toebehorende woning te bewerkstelligen. De rechtsopvolging onder algemene titel waaraan De erfgenamen hun rechten met betrekking tot de woning en de huurverhouding met Huurder ontlenen had zich immers reeds tien jaar voordien voltrokken; de uit die huurverhouding voortvloeiende rechten komen hen sedertdien gezamenlijk toe. Dat zij, zoals zij in hun memorie van antwoord kennelijk betogen, “als erfgenamen” rechten kunnen ontlenen aan een vonnis in een in 2007 op naam van Verhuurster gevoerde procedure en “als erfgenamen” bevoegd waren om dit vonnis ten uitvoer te doen leggen vindt geen steun in het recht. Van een rechtsvordering die door Verhuurster is verkregen en die op haar erfgenamen is overgegaan (vgl. inl. dagv. sub 9) is in de gegeven omstandigheden geen sprake. 4.4. Dit brengt mee dat er voorhands niet van kan worden uitgegaan dat het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis van 3 september 2007 ertoe heeft geleid dat Huurder zonder recht of titel in de woning verbleef en voorts dat er rekening mee moeten worden gehouden dat dit vonnis onbevoegdelijk ten uitvoer is gelegd. Dat er verder gronden zijn om Huurder in dit kort geding tot ontruiming van de woning te veroordelen is onvoldoende gebleken. Dat Huurder in het verleden betalingsachterstanden heeft laten ontstaan van zodanige omvang dat dit in een bodemprocedure tot ontbinding van de huurovereenkomst zal leiden is, mede gelet op het door Huurder te dien aanzien gevoerd verweer, niet reeds zodanig aannemelijk dat dit de ontruiming van de woning als voorlopige voorziening rechtvaardigt. 4.5. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de door De erfgenamen gevorderde voorziening alsnog dient te worden afgewezen. De grieven van Huurder slagen in zoverre. De door De erfgenamen aangevoerde incidentele grief treft geen doel. De grieven van Huurder die gericht zijn tegen de afwijzing van het door hem in reconventie gevorderde falen. Dat Huurder een spoedeisend belang heeft bij betaling van het door hem ten titel van schadevergoeding gevorderde bedrag is door hem niet gesteld en is voorshands niet zodanig aannemelijk dat dit toewijzing van een daartoe strekkende voorziening in kort geding rechtvaardigt. 4.6. Dit brengt mee dat het vonnis voor zover in conventie gewezen zal worden vernietigd en de vordering van De erfgenamen alsnog geheel zal worden afgewezen, met veroordeling van De erfgenamen in de kosten van het geding in conventie. Het vonnis voor zover in reconventie gewezen zal worden bekrachtigd. De erfgenamen zullen als overwegend in het ongelijk gestelde partij de kosten van het hoger beroep dienen te dragen, zowel die van het principaal als die van het incidenteel appel. 5. Beslissing Het hof: rechtdoende in het principaal en het incidenteel appel vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover in conventie gewezen; wijst het door De erfgenamen gevorderde alsnog geheel af; verwijst De erfgenamen in de kosten van het geding in conventie in eerste aanleg tot op heden aan de zijde van Huurder begroot op € 251,- aan verschotten en € 816,- voor salaris procureur; bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor zover in reconventie gewezen; verwijst De erfgenamen in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Huurder begroot op € 388,44 aan verschotten en € 894,- voor salaris procureur in het principaal appel en op € 447,- voor salaris procureur in het incidenteel appel; verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad. Dit arrest is gewezen door mrs. P. Ingelse, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en H.M. ten Haaft en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2008.