Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG1028

Datum uitspraak2008-10-21
Datum gepubliceerd2008-10-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/660080-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Dodelijk ongeval onder invloed van alcohol. Verdachte ernstig blijvend letsel. Strafmaat


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Parketnummer : 04/660080-07 Uitspraak d.d. : 21 oktober 2008 TEGENSPRAAK VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: naam : [verdachte] voornamen : [verdachte] geboren op : [geboortedatum] adres : [adres] plaats : [plaats] 1. Het onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 oktober 2008. 2. De tenlastelegging hij op of omstreeks 02 juli 2007 te Egchel, in elk geval in de gemeente Helden, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Audi), daarmede rijdende over de weg, [straatnaam] (gaande in de richting [plaats 1]), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, na het gebruik van alcoholhoudende drank op een zodanige manier te rijden en/of te sturen dat hij met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig zich geheel of gedeeltelijk heeft begeven op de linkerweghelft, welke weghelft was bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer, op het moment dat een hem, verdachte, tegemoetkomend motorrijtuig (personenauto, merk Opel) zo dicht genaderd was dat een aanrijding of botsing tussen beide motorrijtuigen is ontstaan, door welk verkeersongeval [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], zijnde respectievelijk de bestuurster en een inzittende van die personenauto (merk Opel) werd(en) gedood, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994: bij onderzoek bleek het alcoholgehalte van verdachtes bloed 1,71 milligram, in ieder geval hoger dan 0,5 milligram alcohol, per milliliter bloed te zijn; (artikel 6 en artikel 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994) De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; althans indien terzake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen: a. hij op of omstreeks 02 juli 2007 te Egchel, in elk geval in de gemeente Helden, als bestuurder van een voertuig, (personenauto, merk Audi), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,71 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn; (artikel 8 Wegenverkeerswet 1994) b. hij op of omstreeks 02 juli 2007 te Egchel, in elk geval in de gemeente Helden, als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Audi), daarmee rijdende op de weg, [straatnaam] (gaande in de richting [plaats 1]), en toen aldaar na het gebruik van alcoholhoudende drank op een zodanige manier heeft gereden en/of gestuurd dat hij met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig zich geheel of gedeeltelijk heeft begeven op de linkerweghelft, welke weghelft was bestemd voor het hem, verdachte,tegemoetkomende verkeer, op het moment dat een hem, verdachte, tegemoetkomend motorrijtuig (personenauto, merk Opel) zo dicht genaderd was dat een aanrijding of botsing tussen beide motorrijtuigen is ontstaan, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op de weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op de weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd. (artikel 5 Wegenverkeerswet 1994) De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad. 3. De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4. De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen. 6. Schorsing der vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. 7. Bewijsoverwegingen 7.1 Standpunten van de officier van justitie en de verdediging De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 7 oktober 2008 gevorderd dat het primair ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. De officier van justitie baseert dat op het gegeven dat er een botsing heeft plaatsgevonden op het voor tegenliggers bestemde rijgedeelte waarbij verdachte onder invloed van alcohol verkeerde. De officier van justitie acht het aannemelijk dat verdachte op het moment van het ongeluk met zijn mobiele telefoon aan het bellen was gelet op het telefoongesprek dat rond het tijdstip van het ongeval één seconde heeft geduurd. De verdachte heeft daardoor zeer onoplettend en onvoorzichtig gereden met zeer ernstige consequenties. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de mate van schuld niet gerelateerd mag worden aan het gevolg van het ongeval. De raadsman spreekt van twee fouten zijnde het zich begeven op de verkeerde weghelft en het te hoge alcoholpromillage dat bij verdachte werd geconstateerd. Verder is er volgens de raadsman weinig bekend waaronder ook niets over de toedracht van het ongeval. Niet uit te sluiten is dat verdachte als gevolg van een noodzakelijke uitwijkmanoeuvre op de verkeerde weghelft terecht is gekomen. Hierdoor ontstaat twijfel omtrent de relevante omstandigheden van het feit. Deze twijfel dient naar de mening van de raadsman in het voordeel van de verdachte te werken. De raadsman verzoekt om vrijspraak van het primair en het subsidiair onder b ten laste gelegde. Met betrekking tot het subsidiair onder a ten laste gelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank. 7.2 Overwegingen van de rechtbank Met betrekking tot de vraag of de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, en zo ja welke, overweegt de rechtbank het volgende: De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hieronder opgenomen motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in de wettelijke vorm door de politie Helden, district Venlo opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL2325/07-004694, gedateerd 17 december 2007 en de daarbij behorende bijlagen. Op grond van de navolgende bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de Audi van verdachte in een flauwe bocht naar rechts op de weghelft van het tegemoetkomend verkeer is terechtgekomen ten gevolge waarvan de twee inzittenden van de Opel om het leven zijn gekomen en ook verdachte zwaar gewond is geraakt met geheugenverlies tot gevolg . Een proces verbaal d.d. 17 december 2007, opgemaakt door [verbalisant], [verbalisant] en [verbalisant] waaruit is gebleken dat op 2 juli 2007 rond 10.30 uur op de [straatnaam] ter hoogte van hectometeraanduiding [X] een verkeersongeval heeft plaatsgevonden waarbij de auto van verdachte, een Audi, A6 Avant frontaal tegen een Opel Astra is gebotst. Verdachte reed richting Helden en is na de botsing in de rechter berm terechtgekomen. Bij dit ongeval is de bestuurster van de Opel Astra [slachtoffer 1] ter plaatse overleden en is haar echtgenoot en medepassagier [slachtoffer 2] later op die dag in het Atrium ziekenhuis te Heerlen overleden . Door een verpleger die op de plaats van het ongeval eerste hulp aan verdachte had verleend werd opgemerkt dat verdachte naar alcohol rook. Een proces verbaal verkeersongevalsanalyse d.d. 15 oktober 2007, opgemaakt door [verbalisant], met als bijlagen een fotomap inhoudend 20 foto’s en 4 situatietekeningen, inhoudende de verklaring van rapporteur: Bestuurder van de Audi reed met de door hem bestuurde Audi over [straatnaam], komende uit de richting [plaats 2] en gaande in de richting [plaats 1]. De bestuurder van de Opel reed met de door hem bestuurde Opel eveneens over [straatnaam] komende uit de richting van [plaats 1] en gaande in de richting van [plaats 2]. De bestuurders reden afzonderlijk van elkaar in de door hun bestuurde voertuigen op de voor hun bestemde rijstroken. Ter hoogte van hectometerpaal [X] in een flauwe bocht naar rechts, gezien vanuit de rijrichting van de Audi is de bestuurder van de Audi met de door hem bestuurde Audi zonder nader te bepalen oorzaak rechtdoor gereden en op de weghelft voor het tegemoetkomend verkeer terecht gekomen. De bestuurder van de Opel die op dat moment eveneens ter hoogte van hectometerpaal [X] reed heeft de door hem bestuurde Opel naar rechts gestuurd en blokkerend geremd om een aanrijding te voorkomen met de hem tegemoet rijdende Audi. De bestuurder van de Opel heeft niet kunnen voorkomen dat er een aanrijding plaats vond. De bestuurder van de Audi is met de door hem bestuurde Audi op de rijstrook voor het tegemoetkomende verkeer, frontaal op de daar rijdende Opel gebotst. Had de bestuurder met de door hem bestuurde Audi voldoende rechts gehouden dan had deze aanrijding niet plaatsgevonden . Een proces-verbaal van verhoor van [huisarts] die op de plaats van het ongeval verklaarde huisarts in (plaats) te zijn en het overleden [slachtoffer 1] te herkennen als patiënt van zijn huisartsenpraktijk. Hij verklaart dat het slachtoffer overleden is . Het proces-verbaal technisch onderzoek betreffende een niet natuurlijke dood van C van Leeuwen, forensisch arts, waaruit blijkt dat [slachtoffer 1] op 02 juli 2007 als gevolg van de aanrijding is overleden . Het verslag betreffende een niet natuurlijke dood van drs. R. van Hoorn, G.G.D. Schouwarts, waaruit blijkt dat [slachtoffer 2] op 2 juli 2007 om 15.45 uur is overleden ten gevolge van een verkeersongeval . Ten aanzien van het alcoholgebruik. Er was bij verdachte een indicatie dat hij tijdens het ongeval op 2 juli 2007 zijn voertuig bestuurde onder invloed van alcohol. Gezien de medische toestand van verdachte werd op 2 juli 2007 bloed bij verdachte afgenomen. Doordat verdachte zijn wil niet kenbaar kon maken voor het onderzoeken van het bloed is er pas in november 2007 overgegaan tot het onderzoeken van het bloed. Verdachte heeft desgevraagd achteraf toestemming gegeven tot het afnemen van een bloedproef. Op 2 juli 2007 omstreeks 13.40 uur werd door de G.G.D. arts P.A.A.M. Steens bij verdachte bloed afgenomen . Na afname daarvan is dit bloedmonster overeenkomstig de wettelijke bepalingen verpakt, gewaarmerkt en verzonden naar het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag. Uit het bijbehorende aanvraagformulier blijkt dat het bloedmonster is voorzien van het zegelnummer 569312. Vervolgens is dit bloedmonster geanalyseerd door het Nederlands Forensisch Instituut. Het resultaat van deze analyse is dat in het bloed van verdachte een alcoholgehalte van 1,71 milligram alcohol per milliliter bloed is aangetoond. Met betrekking tot de schuldvraag overweegt de rechtbank het volgende: Voor de stelling van officier van justitie dat verdachte ten tijde van het ongeval mobiel aan het bellen was acht de rechtbank geen wettig bewijs voorhanden. Uit de printgegevens behorende bij de mobiele telefoon van verdachte blijkt dat er die dag om 10.17 uur een gesprek is geweest van 51 seconden . Dit spoort met de verklaring van getuige [naam getuige] dat zij tussen 10.10 uur en 10.15 uur op die dag met verdachte gebeld heeft . Vervolgens is er om 10.28 uur nog een gesprek geweest van één seconde. Het ongeval is gemeld om 10.32 uur. Niet gebleken is dat er getuigen van dit ongeval zijn die meteen de hulpdiensten hebben ingeschakeld, zodat het mogelijk is dat het ongeval enige seconden dan wel minuten eerder gebeurd is dan het tijdstip van ontdekking door derden en de melding om 10.32 uur. Niet uit te sluiten is derhalve dat het ongeval om 10.28 uur is gebeurd, op het moment dat verdachte doende was met bellen. Anderzijds is het heel wel mogelijk dat de GSM ten gevolge van de klap van het ongeval geheel zelfstandig verbinding heeft gemaakt. In deze lijn past tevens de omstandigheid dat het gekozen telefoonnummer hetzelfde telefoonnummer was, als waarmee getuige [naam getuige] enige tijd daarvoor met verdachte had gebeld. Nu niet vastgesteld kan worden dat verdachte ten tijde van het ongeval aan het bellen was, zal de rechtbank dit verder bij de beoordeling van de schuldvraag buiten beschouwing laten. Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts dat verdachte ten tijde van het ongeval drie keer de toegestane hoeveelheid alcohol in zijn bloed had. Het is een feit van algemene bekendheid dat met een dergelijk alcoholgehalte de kans op een ongeval meer dan 10 keer zo groot is dan indien de bestuurder nuchter is. Dit alcoholgehalte op zich is dan ook al dermate gevaarzettend dat hierdoor aan de zijde van de dronken bestuurder sprake is van minimaal een aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Dit geldt ook indien de rechtbank bij deze beoordeling de door de verdediging opgeworpen mogelijkheid betrekt dat verdachte wellicht ergens voor moest uitwijken. Immers beïnvloedt een dergelijk alcoholgehalte het gedrag en beoordelingsvermogen van de bestuurder dusdanig dat de bestuurder niet of onvoldoende in staat is de minst gevaarzettende oplossing (lees: uitwijkmanoeuvre) te kiezen zodat dit niet tot disculpatie kan leiden. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van schuld zoals bedoeld in art. 6 van de Wegenverkeerswet in de zin van zeer onoplettend en onvoorzichtig rijgedrag. 7.3 Bewezenverklaring Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 02 juli 2007 te Egchel als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Audi), daarmede rijdende over de weg, [straatnaam] (gaande in de richting [plaats 1]), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer onvoorzichtig en onoplettend, na het gebruik van alcoholhoudende drank op een zodanige manier te rijden en/of te sturen dat hij met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig zich geheel heeft begeven op de linkerweghelft, welke weghelft was bestemd voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer, op het moment dat een hem, verdachte, tegemoetkomend motorrijtuig (personenauto, merk Opel) zo dicht genaderd was dat een aanrijding tussen beide motorrijtuigen is ontstaan, door welk verkeersongeval [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], zijnde respectievelijk de bestuurster en een inzittende van die personenauto (merk Opel) werden gedood, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994: bij onderzoek bleek het alcoholgehalte van verdachtes bloed 1,71 milligram per milliliter bloed te zijn. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken 8. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en kwalificatie 8.1 Kwalificatie Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op het navolgende misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, terwijl de schuldige verkeert in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd. Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994. 9. De strafbaarheid van verdachte De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft. 10. De straffen en/of maatregelen 10.1 De eis van de officier van justitie De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 7 oktober 2008 met betrekking tot de op te leggen hoofdstraf en bijkomende straf gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 18 maanden, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 jaren. 10.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman verzoekt om bij de oplegging van een straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en een voorwaardelijke straf met een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen op te leggen. 10.3 De overwegingen van de rechtbank De rechtbank heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft op 2 juli 2007 een frontale botsing veroorzaakt waarbij twee slachtoffers zijn overleden. Het leed dat veroorzaakt is door het ongeval is groot en onherstelbaar. De slachtoffers vormden een echtpaar en waren vader en moeder. De nabestaanden staan voor de zware taak om dit grote verlies een plaats in hun leven te geven. Verdachte heeft verklaard dat hij zich niets kan herinneren van het ongeval en de periode die daaraan vooraf is gegaan. Dit wordt bevestigd door de medische informatie over verdachte. Verdachte heeft wel verklaard dat hij indertijd een turbulente periode doormaakte in verband met zijn relatieproblemen c.q. aanstaande echtscheiding. Ook heeft verdachte verklaard dat hij normaal nooit een auto zou besturen na gebruik van alcohol. De rechtbank houdt daarnaast in het voordeel van de verdachte rekening met het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister, waaruit blijkt dat de verdachte nimmer is veroordeeld. Voorst houdt de rechtbank sterk rekening met de gevolgen die het ongeval voor verdachte heeft gehad. Verdachte is ten gevolge van het (hersen) letsel blijvend lichamelijk beperkt, ziet wazig en is ook op cognitief en emotioneel vlak maar beperkt belastbaar. Werken in het vrije bedrijf zit er voor verdachte niet meer in. Bij verdachte zijn blijvende sterke stoornissen en beperkingen te verwachten ten aanzien van participatie binnen het maatschappelijk functioneren, hoogmotorische vaardigheden en cognitief functioneren. Het hoogst haalbare streefdoel is gericht op werk binnen de Wet Sociale Werkvoorziening . Daarbij is er sprake van verminderde sociale vaardigheden binnen relaties en contacten en is er een afvlakking ten aanzien van emoties en gedrag. Uit het reclasseringsrapport blijkt voorts dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor verdachte verstrekkende gevolgen kan hebben. Verdachte verliest hierdoor zijn huis en inkomen. Bovendien kan verdachte dan niet meer revalideren waardoor zijn herstel zal stagneren. De rechtbank ziet in al deze omstandigheden en de persoon van de verdachte, alsmede gelet op het advies van de reclassering en het rapport van de revalidatiearts, aanleiding van de eis van de officier van justitie af te wijken voor wat betreft de gevorderde straf. Verdachte ondervindt ten gevolge van het ongeval dermate ernstige beperkingen, die ook de kwaliteit van leven van verdachte ernstig aantasten, dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de officier van justitie gevorderd in dit bijzondere geval niet passend is. De rechtbank is van oordeel dat een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van een motorvoertuig een gepaste bestraffing vormt en in dit geval een bijdrage kan leveren aan het opnieuw voorkomen aan een dergelijk strafbaar feit. 11. Toepasselijke wetsartikelen Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht artikelen 57 en 91. Wegenverkeerswet 1994 artikelen 6, 175, 179 BESLISSING De rechtbank: verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primaire ten laste gelegde feit zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verstaat dat het aldus bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar; ontzegt de verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van vijf jaren. Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, J.H.M. Delnooz-Engels en W.A.H.J. Poppeliers, rechters, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.A.H. Peters als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 21 oktober 2008. Mr. W.A.H.J. Poppeliers is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen. typ: FPET