Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG1044

Datum uitspraak2001-01-30
Datum gepubliceerd2008-12-31
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersC0000177/MA
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het gaat in deze zaak om een geconvenieerde rente. Daarom is de regelend recht bevattende bepaling van art. 6:119 lid 2 BW waarin is geregeld hoe rente bij wettelijke rente te berekenen in dit geval niet, althans niet rechtstreeks van toepassing. Partijen hebben in feite niet geregeld hoe in hun geval de overeenkomen rente berekend dient te worden. Onder deze omstandigheden biedt de hoofdregel van genoemd lid 2 van artikel 6:119 - samengestelde rente - een bij analogie toe te passen uitgangspunt. Immers schadevergoeding wegens vertraging in de voldoening van een geldsom en een renteafspraak bij de voldoening in gedeelten van een opeisbare geldschuld die niet als een kredietovereenkomst is aan te merken zijn zodanig vergelijkbaar met elkaar dat de genoemde analogie voor de hand ligt. Gevolg van dit oordeel is dat het gelijk in dit geval bij Sys-Con c.s. ligt en zij aanspraak heeft op samengestelde rente en dus op de betaling van overigens niet bestreden f 99.996,03 rente per 12 januari 1998. In zoverre slagen beide grieven.


Uitspraak

typ. MSA rolnr. C0000177/MA ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH, eerste kamer, van 30 januari 2001, gewezen in de zaak van: 1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid SYS-CON B.V., gevestigd te Veldhoven, 2. [APPELLANT SUB 2], wonende te [plaats], [land], appellanten, procureur mr. H.C.A. van de Ven, tegen: 1. de besloten vennootschap met beperkte aanspra- kelijkheid B.M.S. INTERNATIONAL BEHEER B.V., gevestigd te Sittard, 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MULTIKONTAKT B.V., gevestigd te Sittard, 3. [GEINTIMEERDE SUB 3], wonende te [plaats], [land], geïntimeerden, procureur mr. W.P. de Leeuw, op het bij dagvaarding dd 7 december 1999 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 16 september 1999 van de arrondissementsrechtbank te Maastricht, gewezen tussen appelanten (verder Sys-Con c.s.) als oorspronkelijk eisers thans geopposeerden en geïntimeerden (B.M.S. c.s) als oorspronkelijk gedaagden, thans opposanten. ------------------------------------------------------ Het geding in eerste aanleg Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar het vonnis, waarvan beroep. Kopie daarvan bevindt zich bij de stukken. Het geding in hoger beroep 2.1. Van genoemd vonnis tijdig in beroep gekomen vorderde Sys-Con c.s. de vernietiging ervan voor wat betreft het niet-toegewezen gedeelte der vordering en met veroordeling van B.M.S. c.s tot betaling van f 129.996,03 te vermeerderen met de overeengekomen rente, althans de wettelijke rente. 2.2. Bij memorie van grieven heeft Sys-Con c.s. twee na te noemen grieven tegen het vonnis geformuleerd. Bij memorie van antwoord heeft B.M.S. c.s. de grieven bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging. Vervolgens hebben partijen de stukken overlegd en arrest gevraagd. 3. De grieven In grief 1 valt Sys-Con c.s. het oordeel van de rechtbank aan dat van de juistheid van de door B.M.S. over legde enkelvoudige renteberekening dient te worden uitgegaan daar uitgegaan dient te worden van een krediet- overeenkomst, waarop artikel 6:119 B.W. niet ziet. Grief 2 sluit op de voorgaande grief aan met de stelling dat de rechtbank ten onrechte, gelet op het door haar overwogene, heeft geoordeeld dat naast de hoofdsom slechts een bedrag van f 72.802,96 aan rente verschuldigd zou zijn geweest. 4. De boordeling 4.1. Het gaat in deze zaak om het volgende. Partijen hebben op 24 december 1992 een overeenkomst gesloten tot het bereiken van finale kwijting in de tussen hen lopende geschillen. 4.2. Voorzover thans van belang bevat die overeenkomst het volgende. B.M.S. c.s. verplichten zich aan Sys-Con een bedrag van f 300.000,-- te betalen waarvan f 150.000,-- in 1993 en, kort samengevat, - f 30.000,-- per jaar in de daarop volgende jaren. Ingaande 10 juli 1991 zijn B.M.S. c.s. tevens gehouden een rente te vergoeden ad 8% per jaar. Genoemd bedrag van f 300.000,-- was vermeld in een schikkingsvoorstel van 10 juli 1991 en alle lopende procedures zouden worden beëindigd na de voor 1993 overeengekomen betalingen. 4.3. In dit geding zijn partijen het erover eens dat B.M.S. c.s. de laatste termijn van f 30.000,-- nog dienen te betalen, alsmede de overeengekomen rente. Zij verschillen van mening over de wijze van berekenen van de rente, en derhalve over het verschuldigde bedrag. 4.4. Dit geschil is door de rechtbank onomstreden samengevat in die zin dat B.M.S. c.s. deze rente "enkelvoudig" berekenen, terwijl Sys-Con stelt dat deze rente "samengesteld" berekend moet worden aangezien BMS meent dat samengestelde interest alleen is toegestaan bij wettelijke rente terwijl samengestelde rente volgens Sys-Con ook bij contractuele rente mogelijk is. Dit resulteert erin dat Sys-Con een bedrag aan rente opeist van f 99.996,03 terwijl B.M.S. c.s. slechts een bedrag van f 72.802,96 erkennen. 4.5. De rechtbank overwoog dat uit het feit, dat tussen partijen werd overeengekomen dat de rente over de hoofdsom eerst diende te worden betaald tegelijk met de laatste aflossingstermijn van de hoofdsom, volgt dat sprake is van een kredietovereenkomst waarop artikel 6:119 B.W. niet van toepassing is. Grief I richt zich hiertegen. 4.6. Sys-Con verwijt de rechtbank in deze grief voorts dat zij ten aanzien van dit punt anders oordeelt dan in het verstekvonnis, maar de grief dient in zoverre al dadelijk te worden verworpen aangezien het rechtsmiddel van verzet er nu juist voor is om de rechtbank te kunnen laten oordelen op grond van de stellingen van beide partijen, waarbij een ander oordeel dan in het verstekvonnis nu eenmaal mogelijk is. 4.7. Het gaat in deze zaak om een geconvenieerde rente. Daarom is de regelend recht bevattende bepaling van art. 6:119 lid 2 BW waarin is geregeld hoe rente bij wettelijke rente te berekenen in dit geval niet, althans niet rechtstreeks van toepassing. Partijen hebben in feite niet geregeld hoe in hun geval de overeenkomen rente berekend dient te worden. Onder deze omstandigheden biedt de hoofdregel van genoemd lid 2 van artikel 6:119 - samengestelde rente - een bij analogie toe te passen uitgangspunt. Immers schadevergoeding wegens vertraging in de voldoening van een geldsom en een renteafspraak bij de voldoening in gedeelten van een opeisbare geldschuld die niet als een kredietovereenkomst is aan te merken zijn zodanig vergelijkbaar met elkaar dat de genoemde analogie voor de hand ligt. Gevolg van dit oordeel is dat het gelijk in dit geval bij Sys-Con c.s. ligt en zij aanspraak heeft op samengestelde rente en dus op de betaling van overigens niet bestreden f 99.996,03 rente per 12 januari 1998. In zoverre slagen beide grieven. 4.8. Nu de grieven grotendeels slagen kan het bestreden vonnis niet in stand blijven en dienen B.M.S. c.s. als de in het ongelijk te stellen partij te worden aangemerkt en de kosten van het geding te dragen. 5. De uitspraak Het hof: 1. vernietigt het vonnis waarvan beroep; 2. veroordeelt B.M.S. c.s. hoofdelijk op die wijze dat de een betaald hebbende de ander zal zijn bevrijd tot de betaling aan Sys-Con c.s. van f 129.996,03 (zegge: honderd negenentwintig duizend negenhonderd zesennegentig gulden en drie cent) met de geconvenieerde rente hierover van 8% met ingang van 12 januari 1998 tot aan de algehele voldoening; 3. veroordeelt B.M.S. c.s. eveneens hoofdelijk tot de betaling aan Sys-Con c.s. in kosten van het geding, voor zoveel aan de zijde van Sys-Con c.s. gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op f 2.325,-- aan verschotten en op f 3.400,-- aan salaris in eerste aanleg en op f 3.483,04 aan verschotten en op f 3.100,-- aan salaris in hoger beroep; 4. veroordeelt B.M.S. Internationaal Beheer B.V. in de kosten van het beslag aan de zijde van Sys-Con BV tot een bedrag van f 490,49,-- aan verschotten en f 1.700,-- aan salaris; 5. verklaart dit arrest bij voorraad uitvoerbaar. Dit arrest is gewezen door mrs Feith, De Kok en De Groot-Van Dijken en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 30 januari 2001.