Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG1150

Datum uitspraak2008-10-22
Datum gepubliceerd2008-10-22
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800757/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 12 september 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Ouderkerk (hierna: het college) geweigerd aan [appellante] vrijstelling en een lichte bouwvergunning te verlenen voor het aanbrengen van een bergingsdeur en een glazen schuifpui in de zijgevel van de woning type Hedera H1s met bouwnummer 4 behorende bij de in aanbouw zijnde achttien woningen op de locatie "voormalig oefenterrein van Spirit" te Ouderkerk aan den IJssel (hierna: het perceel).


Uitspraak

200800757/1. Datum uitspraak: 22 oktober 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellante], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak nr. 07/2922 van de rechtbank 's-Gravenhage van 14 december 2007 in het geding tussen: [appellante] en het college van burgemeester en wethouders van Ouderkerk. 1. Procesverloop Bij besluit van 12 september 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Ouderkerk (hierna: het college) geweigerd aan [appellante] vrijstelling en een lichte bouwvergunning te verlenen voor het aanbrengen van een bergingsdeur en een glazen schuifpui in de zijgevel van de woning type Hedera H1s met bouwnummer 4 behorende bij de in aanbouw zijnde achttien woningen op de locatie "voormalig oefenterrein van Spirit" te Ouderkerk aan den IJssel (hierna: het perceel). Bij besluit van 13 maart 2007 heeft het college het daartegen door [appellante] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 14 december 2007, verzonden op 19 december 2007, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellante] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 januari 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 22 februari 2008. Het college heeft een verweerschrift ingediend. [appellante] heeft een nader stuk ingediend. Deze is aan het college toegezonden. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 oktober 2008, waar [appellante], en het college, vertegenwoordigd door A.H. 't Lam en J.F. Lansbergen, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. [appellante] heeft inmiddels - naar tussen partijen niet in geschil is - bouwvergunningsvrij een serre gerealiseerd in de zijgevel van de woning op het perceel. Ter zitting heeft [appellante] gesteld dat zij nog belang heeft bij een beoordeling van haar hoger beroep, omdat het plaatsen van een bergingsdeur nog steeds tot de mogelijkheden behoort en de realisering van een serre meer kosten met zich heeft gebracht dan de realisering van een glazen schuifpui. Daarmee heeft [appellante], anders dan het college ter zitting heeft betoogd, voldoende aannemelijk gemaakt dat zij nog steeds belang heeft bij een uitspraak op het hoger beroep. 2.2. Ingevolge artikel 44, derde lid, van de Woningwet, in samenhang gelezen met artikel 44, eerste lid, onder c, van de Woningwet mag slechts en moet de lichte bouwvergunning worden geweigerd indien het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld. Ingevolge artikel 46, derde lid, van de Woningwet, voor zover thans van belang, wordt een aanvraag om bouwvergunning die slechts kan worden ingewilligd na vrijstelling als bedoeld in de artikelen 15, 17 of 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) geacht mede een verzoek om zodanige vrijstelling in te houden. Op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Dorp-Kerkweg" rust op het perceel de bestemming "recreatieve doeleinden". Ingevolge artikel 9 van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, zijn gronden aangewezen voor "recreatieve doeleinden" bestemd voor sportvelden, zwembad, kinderboerderij, fiets- en voetpaden, lig- en speelweide met de daarbij behorende bebouwing en voorzieningen. 2.3. Het bouwplan voorziet in het gewijzigd uitvoeren van één van de woningen waarvoor het college op 9 november 2004 bouwvergunning en vrijstelling heeft verleend, door het plaatsen van een bergingsdeur en glazen schuifpui in de gevel die is gekeerd naar de woningen aan de Burgemeester de Zeeuwlaan. Deze verandering betreft in vergelijking met de eerdere bouwvergunning en vrijstelling geen wijziging van ondergeschikte aard. 2.4. Anders dan [appellante] betoogt is met de door het college verleende bouwvergunning en vrijstelling van 9 november 2004 ten behoeve van de bouw van de achttien woningen niet de bestemming van het perceel gewijzigd. Nu het bouwplan in strijd is met artikel 9 van de planvoorschriften kan hiervoor slechts bouwvergunning worden verleend na het verlenen van vrijstelling krachtens artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Het college heeft geweigerd die vrijstelling te verlenen. 2.5. De beslissing al dan niet vrijstelling te verlenen van het bestemmingsplan behoort tot de bevoegdheden van - in dit geval - het college, waarbij het college beleidsvrijheid heeft en de rechter de beslissing terughoudend moet toetsen, dat wil zeggen zich moet beperken tot de vraag of het college in redelijkheid tot zijn besluit om de vrijstelling te weigeren heeft kunnen komen. 2.6. [appellante] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college in redelijkheid heeft kunnen weigeren vrijstelling te verlenen. Daartoe betoogt zij onder meer dat het college niet op basis van objectieve criteria heeft vastgesteld dat het bouwplan een inbreuk vormt op de privacy van omwonenden. Bovendien kan na voltooiing van de woning, aldus [appellante], een uitbouw bouwvergunningsvrij worden opgericht die een grotere inbreuk op de privacy van omwonenden zou vormen. Voorts wijst [appellante] erop dat de welstandscommissie een positief advies heeft uitgebracht over het bouwplan. 2.6.1. Dit betoog faalt. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden overwogen dat het college in redelijkheid de vrijstelling heeft kunnen weigeren. Het college heeft bij het verlenen van de bouwvergunning en de vrijstelling van 9 november 2004 ten behoeve van de achttien woningen een belangenafweging gemaakt waarbij de inbreuk op de privacy van omwonenden door het bouwplan een doorslaggevende rol heeft gespeeld. Om aan de bezwaren van die omwonenden tegemoet te komen zijn de woningen een kwartslag gedraaid en is ervoor gekozen geen grote gevelopeningen toe te staan in de gevels die zijn gekeerd naar de Burgemeester de Zeeuwlaan. Het college stelt zich in het besluit op bezwaar op het standpunt dat de belangenafweging die ten grondslag ligt aan de verlening van de vrijstelling en bouwvergunning voor de woningen evenzeer geldt voor het gewijzigd uitvoeren van één van die woningen. Gelet op de afstand van de woning van [appellante] tot de woningen aan de Burgemeester de Zeeuwlaan en de omstandigheid dat de te plaatsen bergingsdeur en glazen schuifpui zijn gekeerd naar die woningen bestaat onvoldoende grond voor het oordeel dat het bouwplan geen inbreuk kan maken op de privacy van omwonenden en dat voormeld standpunt van het college onjuist is. De omstandigheid dat voor een uitbouw aan de woning - wat daar ook van zij - geen vrijstelling en bouwvergunning zou zijn vereist en de omstandigheid dat de welstandscommissie en het Technisch Bureau positief hebben geadviseerd over het bouwplan staan los van de door het college gemaakte belangenafweging, die door de rechter terughoudend wordt getoetst. Hetgeen [appellante] voor het overige naar voren heeft gebracht, leidt niet tot een ander oordeel. 2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat. w.g. Troostwijk w.g. Soede lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2008 270-430.