Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG1154

Datum uitspraak2008-10-22
Datum gepubliceerd2008-10-22
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200707767/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 18 september 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nederweert (hierna: het college) aan [vergunninghouder] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een varkenshouderij op het perceel [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente […], sectie […], nummers […] en […]. Dit besluit is op 28 september 2007 ter inzage gelegd.


Uitspraak

200707767/1. Datum uitspraak: 22 oktober 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellant], wonend te [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van Nederweert, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 18 september 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nederweert (hierna: het college) aan [vergunninghouder] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van een varkenshouderij op het perceel [locatie] te [plaats], kadastraal bekend gemeente […], sectie […], nummers […] en […]. Dit besluit is op 28 september 2007 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 november 2007, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 december 2007. Het college heeft een verweerschrift ingediend. [appellant] heeft een nader stuk ingediend. Dit is aan de andere partijen toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 oktober 2008, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door D.N.A. Kempkens-Utens, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [vergunninghouder], bijgestaan door [gemachtigde], als partij gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 20.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, voor zover hier van belang, kan een belanghebbende tegen een besluit op grond van deze wet beroep instellen bij de Afdeling. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. 2.2. Gezien de afstand van de inrichting tot de woning van [appellant], zoals ter zitting gebleken, acht de Afdeling niet aannemelijk dat ter plaatse van deze woning nog milieugevolgen van de inrichting kunnen worden ondervonden. In zoverre is geen sprake van een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang van [appellant]. Het belang dat [appellant] bij het bestreden besluit meent te hebben in verband met de mogelijke gevolgen van het in werking zijn van de inrichting voor het natuurgebied Weerterbos kan niet worden beschouwd als een persoonlijk, rechtstreeks bij het besluit betrokken belang dat hem zodanig onderscheidt van anderen, dat hij op grond hiervan als belanghebbende bij dit besluit is aan te merken. Ook anderszins is van een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang van [appellant] niet gebleken. Hij kan dan ook niet worden aangemerkt als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, zodat voor hem geen beroep openstond tegen het bestreden besluit. 2.3. Het beroep is niet-ontvankelijk. 2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, voorzitter, en mr. M.W.L. Simons-Vinckx en mr. G.N. Roes, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, ambtenaar van Staat. w.g. Brink w.g. Van Grinsven voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2008 462.