Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG1157

Datum uitspraak2008-10-22
Datum gepubliceerd2008-10-22
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200800128/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 27 december 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Breda (hierna: het college) onder oplegging van een dwangsom [appellant] gelast het gebruik van een gedeelte van het perceel [locatie] te [plaats] voor het houden van ongeveer vijftig kippen (en hanen) te staken en gestaakt te houden.


Uitspraak

200800128/1. Datum uitspraak: 22 oktober 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak nr. 07/2526 van de rechtbank Breda van 3 december 2007 in het geding tussen: [appellant] en het college van burgemeester en wethouders van Breda. 1. Procesverloop Bij besluit van 27 december 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Breda (hierna: het college) onder oplegging van een dwangsom [appellant] gelast het gebruik van een gedeelte van het perceel [locatie] te [plaats] voor het houden van ongeveer vijftig kippen (en hanen) te staken en gestaakt te houden. Bij besluit van 2 mei 2007 heeft het college het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 3 december 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 januari 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 1 februari 2008. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben [belanghebbenden] een schriftelijke uiteenzetting ingediend. [appellant] en het college hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de partijen toegezonden. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 september 2008, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. A.R. van Tilborg, en het college, vertegenwoordigd door drs. S.J.C. Hovens, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [belanghebbenden] als partij gehoord. 2. Overwegingen 2.1. [appellant] heeft zijn bezwaar met betrekking tot de onjuiste publicatie van de uitspraak van de rechtbank op internet ter zitting ingetrokken. 2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank in strijd met artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht buiten de omvang van het geding is getreden door gewicht toe te kennen aan de hinderlijkheid van hanengekraai voor omwonenden. Voor zover dit bezwaar voortvloeit uit de onjuiste publicatie van de uitspraak op internet, is aan dit bezwaar, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, de grondslag ontvallen. Voor het overige kan het betoog niet leiden tot het daarmee beoogde doel, reeds omdat het in dit geding niet gaat om de mate van hinder voor omwonenden maar om de strijdigheid met de woonbestemming, welke strijdigheid op zich niet is bestreden. 2.3. [appellant] betoogt dat handhaving op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening deugdelijker en effectiever is en hem de mogelijkheid zou bieden het houden van kippen voort te zetten onder het treffen van maatregelen die mogelijke hinder beperken. Dit betoog faalt. De omstandigheid dat ook een andere wettelijke grondslag voor handhaving zou kunnen worden gekozen tast de rechtmatigheid van het bij de rechtbank bestreden besluit op zich niet aan. 2.4. Voor zover [appellant] er op heeft gewezen dat hem een bouwvergunning is verleend, tast dit evenmin de rechtmatigheid van het bij de rechtbank bestreden besluit aan, nu het verlenen van deze bouwvergunning het met het bestemmingsplan strijdig gebruik van het perceel niet opheft. 2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat. w.g. Van den Brink w.g. Van der Maesen de Sombreff lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2008 190-567.