Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG1173

Datum uitspraak2008-07-29
Datum gepubliceerd2008-10-22
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers07.400388-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

165 Sr; gevaar voor verkeer op spoorweg Schuld Aanmerkelijke verwijtbare onvoorzichtigheid Garantenstellung


Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD Sector Strafrecht – Politierechter Parketnummer : 07.400388-07 Uitspraak : 29 juli 2008 Vonnis in de zaak van: het openbaar ministerie tegen [verdachte] [geboortedatum], [adres] Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 17 juni 2008 en 15 juli 2008. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. V.J.A. Süto, advocaat te Den Haag. De officier van justitie, mr. N.M. van Collenburg, heeft ter terechtzitting gevorderd: - de veroordeling van verdachte terzake het primair ten laste gelegde tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. TENLASTELEGGING De verdachte is ten laste gelegd dat: (volgt tenlastelegging zoals ter terechtzitting van 17 juni 2008 gewijzigd) Door de raadsvrouw van verdachte is betoogd dat de dagvaarding nietig dient te worden verklaard nu het begrip schuld in de tenlastelegging niet nader feitelijk is omschreven. Het is daardoor voor verdachte niet voldoende duidelijk geworden wat hem wordt verweten. De politierechter verwerpt dit verweer. Het begrip schuld heeft niet alleen voldoende feitelijke betekenis, door de steller van de telastelegging is het verwijt omstandig uiteengezet. Bovendien heeft verdachte er gedurende het onderzoek ter terechtzitting blijk van gegeven zeer wel te begrijpen wat hem wordt verweten. BEWIJS De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair ten laste is gelegd, met dien verstande dat: Hij op 11 juni 2007 in de gemeente Zwolle als indirect bestuurder van een werktrein zich zodanig heeft gedragen dat door zijn schuld gevaar ontstond voor het verkeer door mechanische kracht over een spoorweg, immers heeft hij als werktreinbegeleider van een werktrein (Speno slijptrein) de machinist van deze trein over het spoor van het baanvak Olst-Zwolle laten rijden en heeft hij vervolgens een geel sein niet opgemerkt, waardoor de machinist met deze trein is door blijven rijden met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse om voor het volgende rode sein tijdig tot stilstand te kunnen komen, waardoor deze trein het laatstgenoemde rode sein is voorbij gegleden en vervolgens in de wisselstraat van het emplacement Zwolle tot stilstand is gekomen. In de tenlastelegging wordt een kennelijke type- of schrijffout hersteld door welk herstel de verdachte in zijn verdediging niet is geschaad. De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte van het hem primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken omdat noch de schuld, noch het gevaar kan worden bewezen. De politierechter is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat gevaar is ontstaan voor het verkeer door mechanische kracht over de spoorweg, doordat er blijkens de inhoud van het terzake opgemaakte proces-verbaal van een reële kans op een ongeval sprake was: de snelheid waarmee de wissel werd bereden lag hoger dan 40 km/uur; daardoor ontstond het risico van schade aan de wissels en het risico van ontsporing van de trein. Bovendien was een botsing met het rangeerdeel dat op spoor 204 stond onvermijdelijk geweest indien de wissel in rechtleidende stand had gelegen. In tegenstelling tot hetgeen de raadsvrouw heeft betoogd is de politierechter van oordeel dat het gevaar is ontstaan door schuld van de verdachte. Voor de bewezenverklaring van schuld is een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid vereist. De raadsvrouw van verdachte heeft betoogd dat hier in casu geen sprake van is. Zij stelt dat één enkele verkeersfout, zoals het missen van een geel sein, niet voldoende is voor het vaststellen van schuld. Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte bezig was met het verifiëren van de te verrichten werkzaamheden wat eveneens behoort tot de primaire taken van de werktreinbegeleider. De politierechter overweegt dienaangaande als volgt; Een vergelijking met het verkeer op de weg dringt zich op. Volgens de Hoge Raad, in zijn arrest van 1 juni 2004, NJ 2005, 252, valt in zijn algemeenheid niet aan te geven of één enkele overtreding in het verkeer op de weg voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang zoals de aard en de ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Bij het verkeer over het spoor is de kans op ernstige gevolgen bij overtreding van vastgestelde regels per definitie veel groter. In dit geval ging het om een werktrein met een gewicht van 120 ton, waardoor de remweg lang is, terwijl deze niet voorzien was van een systeem voor automatische treinbeïnvloeding (ATB). Verdachte is een ervaren werktreinbegeleider, een functionaris die is opgeleid en aangesteld met het oog op een veilig gebruik van het spoor. Voor het naar behoren functioneren als werktreinbegeleider is het van essentieel belang om voortdurend alert te zijn op de seinen. Door de raadsvrouw is aangevoerd dat verdachte door tijdens de rit in zijn werkinstructie te kijken eveneens bezig was met de uitoefening van zijn taak. Van een werktreinbegeleider wordt onder alle omstandigheden verwacht dat hij in de eerste plaats goed op de seinen let en daaraan de hoogste prioriteit geeft. Er hebben zich geen omstandigheden voorgedaan die maken dat verdachte zijn handelen niet kan worden verweten. Gelet op deze overwegingen is de politierechter van oordeel dat het aan de schuld van verdachte was te wijten dat er gevaar is ontstaan voor het verkeer door mechanische krachten over een spoorweg. Van het meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de politierechter dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. STRAFBAARHEID Het bewezene levert op: het aan zijn schuld te wijten zijn dat gevaar ontstond voor het verkeer door mechanische kracht over een spoorweg, strafbaar gesteld bij artikel 165 van het Wetboek van Strafrecht. Het feit en de verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten. OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de politierechter de na te noemen beslissing passend. Bij haar beslissing heeft de politierechter in aanmerking genomen dat: - verdachte niet eerder veroordeeld is wegens het plegen van een strafbaar feit; - door de werkgever van verdachte reeds disciplinaire maatregelen jegens verdachte zijn getroffen. De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 23, 24, 24c van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het primair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar. Het meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken. De politierechter veroordeelt de verdachte tot betaling van een geldboete van € 1000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen. Van de geldboete zal een gedeelte, groot € 500,-, niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Aldus gewezen door mr. J.H. Bosch, politierechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 juli 2008.