
Jurisprudentie
BG1183
Datum uitspraak2008-06-27
Datum gepubliceerd2008-10-22
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers108.004.026
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-22
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers108.004.026
Statusgepubliceerd
Indicatie
a. De beslissing van de officier van justitie is ten onrechte niet toegezonden aan de gemachtigde. Gevolg: termijn voor instellen beroep bij kantonrechter niet aangevangen en beroep i.c. tijdig ingesteld. Volgt vernietiging beslissing kantonrechter, terugwijzing naar de rechtbank en vergoeding van de in hoger beroep gemaakte kosten van rechtsbijstand met toepassing van de wegingsfactor 0,25 (zeer licht).
b. Ook wanneer de gemachtigde een professionele rechtsbijstandverlener is, is artikel 6:6 Awb van toepassing.
Uitspraak
WAHV 108.004.026
27 juni 2008
CJIB 59097570782
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Roermond
van 13 december 2007
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [adres],
voor wie als gemachtigde optreedt mr. drs. C.M.J.E.P. Meerts, kantoorhoudende te Beegden.
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie in het arrondissement Roermond genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Hierbij is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 10 maart 2008 heeft de gemachtigde laten weten dat hij zich met hetgeen in het verweerschrift is vermeld kan verenigen en dat het hof een beslissing kan nemen.
3. Beoordeling
3.1. De kantonrechter heeft het namens de betrokkene ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens - kort gezegd - niet verschoonbare termijnoverschrijding. Voorts heeft de kantonrechter opgemerkt dat door mr. Meerts geen geldige machtiging is overgelegd, terwijl hij als professionele rechtshulpverlener in Mulderzaken weet dan wel behoort te weten dat hij bij het indienen van een beroepschrift een geldige machtiging dient over te leggen, hetgeen hem in het verleden ook meermaals ter zitting is meegedeeld.
3.2. De indiener van het beroepschrift stelt zich op het standpunt dat de kantonrechter het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hij voert daartoe aan dat hij als gemachtigde van de betrokkene de beslissing van de officier van justitie had moeten ontvangen. Nu dat niet is geschied is hij van mening dat er sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Ten aanzien van de niet overgelegde machtiging merkt de gemachtigde op dat hem nimmer is verzocht een machtiging over te leggen.
3.3. Ingevolge artikel 9, eerste lid, WAHV in verbinding met de artikelen 6:7 en 6:8 Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen een termijn van zes weken, welke termijn aanvangt op de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
3.4. Het bepaalde in artikel 3:41, eerste lid, Awb brengt mee dat eerst van bekendmaking op de voorgeschreven wijze sprake is, indien de mededeling naar het juiste adres - waarbij het door de betrokkene opgegeven adres leidend is - is verzonden.
3.5. Het beroepschrift tegen de inleidende beschikking en de beslissing van de officier van justitie bevinden zich niet bij de stukken van het geding. Uit de beslissing van de kantonrechter blijkt echter dat door mr. Meerts beroep bij de officier van justitie is ingesteld. Voorts is uit navraag van de advocaat-generaal bij het CJIB niet gebleken dat de beslissing van de officier van justitie naar mr. Meerts is toegezonden. Derhalve is het hof van oordeel dat de beslissing van de officier van justitie ten onrechte niet naar mr. Meerts is toegezonden. Nu mr. Meerts niet degene is tot wie de beschikking is gericht kon hij slechts als gemachtigde beroep instellen en had hem op grond van artikel 6:17 Awb de beslissing van de officier van justitie moeten worden toegezonden.
3.6. Nu uit de stukken niet blijkt dat de beslissing van de officier van justitie aan mr. Meerts is toegezonden, is de beslissing van de officier van justitie niet op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt. Het voorgaande leidt er toe dat de onder 3.3. bedoelde termijn niet is aangevangen. Nu niet bekend is wanneer mr. Meerts op de hoogte is geraakt van de beslissing van de officier van justitie, houdt het hof het ervoor dat het beroep tijdig is ingesteld.
3.7. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is het hof van oordeel dat de kantonrechter het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard, wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom vernietigen. Aangezien de kantonrechter de zaak niet
inhoudelijk heeft behandeld, zal het hof de zaak terugwijzen naar de kantonrechter van rechtbank Roermond.
3.8. Ten overvloede overweegt het hof het volgende. Indien een ander dan de betrokkene beroep instelt, zal de kantonrechter overeenkomstig het bepaalde in artikel 2:1, tweede lid, Awb van degene die het heeft ingesteld een schriftelijke machtiging kunnen verlangen. Wordt de gevraagde machtiging niet verstrekt, dan kan ingevolge het bepaalde in artikel 6:6 Awb het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener van het beroep de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn. Dat de gemachtigde van de betrokkene een professionele rechtsbijstandverlener is, betekent niet dat het bepaalde in artikel 6:6 Awb niet van toepassing is.
3.9. Namens de betrokkene is verzocht de advocaat-generaal te veroordelen in de proceskosten, met name in de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand als bedoeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
3.10. De kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in hoger beroep komen voor vergoeding in aanmerking, berekend als volgt: voor het hoger beroepschrift 1 punt met toepassing van de wegingsfactor 0,25 (zeer licht). Het hof zal derhalve de advocaat-generaal veroordelen tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van (1 x € 322 x 0,25 =) € 80,50.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de bestreden beslissing en wijst de zaak terug naar de rechtbank Roermond ter behandeling en beslissing met inachtneming van dit arrest;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 80,50 en bepaalt dat dit dient te geschieden door overmaking van dit bedrag op rekeningnummer [nummer] ten name van Meerts te Beegden.
Dit arrest is gewezen door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. Samplonius als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.