
Jurisprudentie
BG1187
Datum uitspraak2008-10-15
Datum gepubliceerd2008-10-22
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers274921/HA ZA 06-3514
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-22
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers274921/HA ZA 06-3514
Statusgepubliceerd
Indicatie
(on)rechtmatige beslagleggingen.
Uitspraak
Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
Sector civiel recht
Zaak-/rolnummer: 274921/HA ZA 06-3514
Uitspraak: 15 oktober 2008
VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid IBROMAR B.V.,
gevestigd te Rotterdamk
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr E.A. Bik,
- tegen -
de rechtspersoon naar vreemd recht KRUSTANORD S.A.,
gevestigd te Saint Laurent du Var, Frankrijk,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr J.G.M. Roijers.
Partijen worden hierna aangeduid als "Ibromar" respectievelijk "Krustanord".
1. Het verloop van het geding
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- dagvaarding d.d. 30 januari 2006
- akte houdende overgelegging producties van Ibromar, met producties;
- conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie, met producties;
- conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie, met
productie;
- conclusie van dupliek in conventie en repliek in reconventie, met producties;
- conclusie van dupliek in reconventie tevens akte uitlating producties.
2. De vaststaande feiten in conventie en in reconventie
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast:
2.1
Tussen partijen is een geschil gerezen met betrekking tot een op 25 september 2002 gesloten overeenkomst waarbij Ibromar aan Krustanord een partij bevroren garnalen verkocht.
De partij is aan Krustanord geleverd doch niet betaald. De partij is - ingevolge afspraak tussen partijen - teruggegaan naar Ibromar om de verpakking te heretiketteren. Ibromar heeft een geheretiketteerde deelzending aan Krustanord geleverd. Krustanord had klachten over deze deelzending en wilde het resterende deel van de geheretiketteerde partij niet meer ontvangen. Daarna heeft Ibromar in december 2002 de koopovereenkomst van 25 september 2002 buitengerechtelijk ontbonden verklaard. Vervolgens heeft ook Krustanord de koopovereenkomst ontbonden verklaard.
2.2
Ibromar heeft bij dagvaarding van 9 januari 2003 voor deze rechtbank een procedure aanhangig gemaakt tegen Krustanord, waarin zij - kort gezegd - een verklaring voor recht vroeg dat de koopovereenkomst terecht ontbonden was verklaard en waarin zij veroordeling van Krustanord vorderde tot betaling van een bij staat op te maken schadevergoeding
(zaak-/rolnummer 192131/HA ZA 03-503). In deze procedure heeft Krustanord de onbevoegdheid van de rechtbank ingeroepen en - voor het geval de rechtbank zich bevoegd mocht oordelen - een vordering in reconventie ingesteld, waarbij zij - kort gezegd en na wijziging van eis - primair vernietiging van de koopovereenkomst vorderde en subsidiair ontbinding van deze overeenkomst, met tevens veroordeling van Ibromar tot het betalen van schadevergoeding op te maken bij staat.
Deze procedure wordt hierna aangeduid als de hoofdprocedure. Het beroep op onbevoegdheid van de rechtbank is verworpen (vonnis van 25 januari 2006).
2.3
Ibromar heeft op 28 december 2005 voor haar vordering in conventie in de hoofdprocedure - begroot op € 265.000 - ten laste van Krustanord te Rotterdam conservatoire derdenbeslagen gelegd op zes containers met inhoud (hierna: het eerste Ibromar-beslag). Nadat Krustanord zekerheid had gesteld, zijn deze beslagen opgeheven.
2.4
Krustanord heeft op 30 december 2005 voor haar vordering in reconventie in de hoofdprocedure - begroot op € 250.000 - ten laste van Ibromar te Rotterdam conservatoire derdenbeslagen gelegd (hierna: het Krustanord-beslag).
2.5
Ibromar heeft op 2 januari 2006 opnieuw ten laste van Krustanord te Rotterdam conservatoir beslag gelegd, nu voor haar vordering tot vergoeding van de schade die zij zou lijden ten gevolge van het Krustanord-beslag (hierna: het tweede Ibromar-beslag).
2.6
Over het Krustanord-beslag en het tweede Ibromar-beslag is bij de rechtbank Rotterdam tussen partijen een kort geding gevoerd (zaak-/rolnummer 253234/KG ZA 06-2).
Bij vonnis van de voorzieningenrechter van 18 januari 2006 is het tweede Ibromar-beslag opgeheven en is de vordering voor het Krustanord-beslag nader begroot op € 63.000,-.
Het hof Den Haag heeft dit vonnis - op appèl van Ibromar - bij arrest van 6 juni 2007 bekrachtigd.
3. De vordering in conventie
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Krustanord te veroordelen aan Ibromar de schade te betalen die deze ten gevolge van het Krustanord-beslag heeft geleden en nog zal lijden, op te maken bij staat, met veroordeling van Krustanord in de kosten.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft Ibromar aan de vordering - kort en zakelijk weergegeven - de volgende stellingen ten grondslag gelegd:
(a) het Krustanord-beslag is onrechtmatig, ook na verlaging van de begrote vordering; de reconventionele vordering van Krustanord in de hoofdprocedure waarvoor dit beslag is gelegd is niet toewijsbaar;
(b) Ibromar heeft ten gevolge van dit onrechtmatige beslag schade geleden die Krustanord volledig dient te vergoeden.
4. Het verweer in conventie
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Ibromar in de kosten van het geding.
Krustanord heeft daartoe aangevoerd dat het Krustanord-beslag terecht is gelegd, om zekerheid te verkrijgen voor de door haar geleden schade zoals door haar in de hoofdprocedure in reconventie gevorderd. De verlaging van het bedrag waarvoor dat beslag is gelegd doet daar niet aan af. Bovendien heeft Ibromar door het Krustanord-beslag - dat geen doel trof - geen schade geleden.
5. De vordering in reconventie
De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. te verklaren voor recht dat de op 28 december 2005 en 2 januari 2006 gelegde Ibromar-beslagen onrechtmatig waren;
2. Ibromar te veroordelen tot betaling van alle daarmee verband houdende schade, waaronder € 155.000,-, te vermeerderen met rente, op te maken bij staat;
3. Ibromar te veroordelen in de proceskosten.
Aan deze vordering heeft Krustanord, naast hetgeen in conventie als verweer is aangevoerd, kort en zakelijk weergegeven ten grondslag gelegd dat de twee Ibromar-beslagen vexatoir en onrechtmatig waren. Zij heeft daardoor ernstige schade geleden, die in elk geval
€ 155,000,- bedraagt.
6. Het verweer in reconventie
Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van Krustanord in de kosten van het geding.
Ibromar heeft de aan de vordering ten grondslag gelegde stellingen gemotiveerd betwist.
7. De beoordeling
in conventie en in reconventie
7.1
In de hoofdprocedure wordt door de rechtbank bij vonnis van heden uitspraak gedaan. Daarin wordt in conventie voor recht verklaard dat de buitengerechtelijke ontbinding van de koopovereenkomst door Ibromar terecht is geschied, wordt Krustanord veroordeeld om aan Ibromar de schade te vergoeden die deze ten gevolge van de tekortkoming van Krustanord heeft geleden en nog zal lijden, op te maken bij staat en wordt de reconventionele vordering van Krustanord ontzegd.
Dat betekent dat de grondslag van de vordering van Ibromar waarvoor het eerste Ibromar-beslag is gelegd deugdelijk is bevonden, met dien verstande dat de omvang van de schadevergoeding nog dient te worden vastgesteld. Daarentegen is de vordering van Krustanord waarvoor het Krustanord-beslag is gelegd niet toewijsbaar geoordeeld.
7.2
De vorderingen in dit geding dienen te worden beoordeeld naar Nederlands recht.
Partijen zijn het erover eens dat het jegens een ander onrechtmatig is om ten laste van die ander conservatoir beslag te leggen voor een vordering die achteraf niet blijkt te bestaan en dat de schade die is ontstaan als gevolg van een ten onrechte gelegd beslag door de beslaglegger aan de ander moet worden vergoed. Daarnaast geldt dat een beslag onrechtmatig kan zijn indien in de concrete omstandigheden van het geval sprake was van misbruik van recht, ook al had de beslaglegger wel een vordering op de beslagdebiteur.
7.3
Nu de (grondslag van de) vordering van Krustanord ondeugdelijk is bevonden, moet het Krustanord-beslag worden aangemerkt als onrechtmatig. Op grond van hetgeen thans ten processe is aangevoerd en aan producties is overgelegd, acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat Ibromar ten gevolge van het Krustanord-beslag mogelijkerwijs schade heeft geleden. Dat is voldoende voor een veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat.
De vordering van Ibromar in conventie is derhalve toewijsbaar.
7.4
Het eerste Ibromar-beslag was in beginsel niet onrechtmatig. Krustanord is jegens Ibromar uit wanprestatie aansprakelijk en gehouden tot schadevergoeding. Alleen indien zou blijken dat Ibromar als gevolg van de tekortkoming van Krustanord geen schade heeft geleden - zoals Krustanord stelt doch voorshands niet kan worden aangenomen - had Ibromar in feite geen vordering waarvoor zij beslag kon leggen.
7.5
Het tweede Ibromar-beslag strekte tot verzekering van de vergoeding van schade die Ibromar ten gevolge van het Krustanord-beslag zou lijden. Het feit dat het tweede
Ibromar-beslag door de kortgedingrechter is opgeheven, betekent nog niet dat dit beslag onrechtmatig was. Zoals hiervoor is overwogen, moet het Krustanord-beslag als onrechtmatig worden beschouwd, zodat Krustanord verplicht is de schade die Ibromar daardoor leed te vergoeden. Indien, al dan niet in de schadestaatprocedure over deze schade, mocht komen vast te staan dat Ibromar door het Krustanord-beslag geen enkele schade heeft geleden, zal moeten worden geoordeeld dat het tweede Ibromar-beslag ten onrechte is gelegd.
7.6
Voor de beide Ibromar-beslagen geldt dat over het ontbreken van schade voor Ibromar, respectievelijk als gevolg van de wanprestatie en als gevolg van het Krustanord-beslag, nog geen duidelijkheid bestaat, zodat over het gevolg daarvan voor de beslagleggingen nu nog geen uitspraak kan worden gedaan. Kennelijk wenst Ibromar dat haar schade zal worden bepaald in één of twee schadestaatprocedures.
Eventueel zou de stelling van Krustanord dat de beslagen in de gegeven omstandigheden vexatoir waren, nader moeten worden onderzocht. Dat zulks het geval was, is vooralsnog niet gebleken.
De zaak zal worden verwezen naar de parkeerrol. Nadat duidelijkheid bestaat omtrent de bedoelde schade, kan de zaak door de meest gerede partij worden opgebracht.
8. De beslissing
De rechtbank,
in conventie
veroordeelt Krustanord om aan Ibromar te vergoeden de schade die Ibromar ten gevolge van het op 30 december 2005 door Krustanord gelegde beslag heeft geleden en nog zal lijden, op te maken bij staat;
veroordeelt Krustanord in de kosten van het geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van Ibromar begroot op € 248,- aan vast recht, op € 71,32 aan overige verschotten en op € 904,- aan salaris van de advocaat;
verklaart het vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
alvorens verder te beslissen:
verwijst de zaak naar de parkeerrol van woensdag 1 april 2009;
Dit vonnis is gewezen door mr Van Zelm van Eldik.
Uitgesproken in het openbaar.
10.