
Jurisprudentie
BG1225
Datum uitspraak2008-10-15
Datum gepubliceerd2008-10-22
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers290915 / HA ZA 07-2145
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-22
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers290915 / HA ZA 07-2145
Statusgepubliceerd
Indicatie
(Bodem-)zaak over de steeds verder escalerende machtsstrijd binnen het Omniversum te Den Haag. Zie ook LJN: BC9680 (kort geding vonnis d.d. 16 april 2008).
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK '[D]-GRAVENHAGE
sector civiel recht - afdeling I
Vonnis van 15 oktober 2008
in de zaak met zaak- en rolnummer 290915 / HA ZA 07-2145 van:
1. de heer [A],
2. de besloten vennootschap [B&C] & Associates BV,
wonend respectievelijk gevestigd te Den Haag,
eisers in conventie, verweerders in reconventie,
advocaat: mr. F.H. Tiethof,
tegen
1. de besloten vennootschap [D] Planetarium en Haags Ruimtetheater BV, h.o.d.n. Omniversum, gevestigd te Den Haag,
2. de besloten vennootschap [D] Multimedia Holding BV, gevestigd te Wageningen,
3. de besloten vennootschap Berberis Beheer BV, kantoorhoudend te Wageningen,
4. de heer [D], wonend te [woonplaats],
gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
advocaat: mr. E. Grabandt.
De zes partijen in deze zaak over kort gezegd de steeds verder escalerende machtsstrijd binnen het Omniversum te Den Haag worden hierna door de rechtbank waar nodig afzonderlijk ook wel aangeduid als achtereenvolgens [A], [B&C] BV, Omniversum BV, [DMH] BV, BB BV en [D]. Beide kampen binnen Omniversum BV worden hierna gezamenlijk ook wel aangeduid als [A] cs en [D] cs.
1. De procedure
1.1 De rechtbank heeft kennisgenomen van de volledige inhoud van het griffiedossier in deze zaak, bestaande uit de volgende gedingstukken met producties:
- de twee dagvaardingen van 3 juli 2007, met producties 1 t/m 20;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van 3 oktober 2007, met producties 1 t/m 4;
- het tussenvonnis van de rechtbank van 17 oktober 2007 en het instructieformulier van de comparitierechter van 11 december 2007;
- de beschikkingen van de rechtbank van 1 februari, 13 februari en 2 april 2008 naar aanleiding van de gestarte, maar uiteindelijk mislukte mediation tussen [A] cs en [D] cs, en het instructieformulier van de comparitierechter van 21 mei 2008;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 30 juli 2008, inclusief de daarin genoemde extra gedingstukken met extra producties van beide kampen;
- de bij brief van 6 augustus 2008 volgens afspraak ter comparitie nagezonden extra productie, dat is de beschikking van 5 augustus 2008 van de ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam.
1.2 Ter zitting van 30 juli 2008 hebben [A] cs met instemming van [D] cs de gevorderde voorlopige voorzieningen ex art. 223 Rv ingetrokken, vooral gelet op de uitkomst van het kort geding vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 16 april 2008. Nadat ter comparitie van 30 juli 2008 nadere inlichtingen waren ingewonnen en een schikking onmogelijk was gebleken, is vonnis bepaald in deze bodemprocedure.
2. De feiten en achtergronden
2.1 Voor de weergave van de feiten en achtergronden van de te beoordelen geschillen in deze bodemprocedure volstaat de rechtbank nu kortheidshalve met een verwijzing naar de (aan partijen en hun advocaten bekende) uitgebreide feitenvaststellingen in het kort geding vonnis van 16 april 2008 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJN-nummer BC9680) én in de beschikking van de ondernemingkamer van het gerechtshof te Amsterdam van 5 augustus 2008 (voorzover de rechtbank kon nagaan nog niet gepubliceerd). De rechtbank verenigt zich in deze bodemprocedure met al deze eerdere feitenvaststellingen.
2.2 Voorzover nu van belang en verkort of geparafraseerd weergegeven, heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank bij kort geding vonnis van 16 april 2008 op grond van de daarin weergegeven rechtsoverwegingen en op vorderingen van [A] cs onder meer de volgende voorlopige voorzieningen getroffen tussen partijen:
- veroordeelt [D] cs om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis aan [A] cs ter inzage te verstrekken alle originele bescheiden die zijn opgemaakt of die betrekking hebben op alle door (een of meer van) hen verrichte feitelijke en/of rechtshandelingen, waarbij Omniversum BV partij is, is geworden of is geweest, zulks op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag met een maximum van € 500.000,-;
- veroordeelt [D] cs om zich te onthouden van elke rechts- en/of bestuurshandeling met betrekking tot Omniversum BV, op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per overtreding met een maximum van € 500.000,-;
- schorst [D] cs als statutair bestuurders van Omniversum BV;
- veroordeelt Omniversum BV en [D] cs tot medewerking aan de inschrijving van [A] als enig statutair bestuurder van Omniversum BV in het handelsregister van de KvK en de uitschrijving daaruit van [D] cs als bestuurders van Omniversum BV, met nevenvoorzieningen;
- bepaalt dat deze voorzieningen van kracht zullen zijn totdat in de bodemprocedure met rolnummer 2007/2145 zal zijn beslist;
- bepaalt dat bovenstaande dwangsom vatbaar is voor matiging op de wijze zoals onder 4.7 is vermeld.
2.3 Voorzover nu van belang en verkort of geparafraseerd weergeven, heeft de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam bij beschikking van 5 augustus 2008 op grond van de daarin weergegeven rechtsoverwegingen en op verzoek van de ondernemingsraad van Omniversum BV voor de duur van dat geding onder meer de volgende onmiddellijke voorzieningen getroffen:
- benoemt voor het geval dat hij rechtsgeldig als zodanig is geschorst [A] tot bestuurder van Omniversum BV;
- schorst [D] cs als bestuurders van Omniversum BV;
- beveelt de overdracht ten titel van beheer van de aandelen die [DMH] BV houdt in het kapitaal van Omniversum BV aan mr. E.D. Wiersma te Den Haag.
2.4 In juni en/of juli 2008 hebben [A] cs ten laste van [D] cs enkele executoriale beslagen doen leggen, stellende dat [D] cs inmiddels € 500.000,- aan maximale dwangsom hebben verbeurd door na betekening niet te voldoen aan de desbetreffende veroordeling bij kort geding vonnis van 16 april 2008. In dat verband loopt bij deze rechtbank ook een verzoekschriftprocedure van [A] cs tegen [DMH] BV ex art. 474g Rv (verkoop van in beslag genomen aandelen van [DMH] BV in Omniversum BV) onder nummer 315221 / HA RK 08-0741. De behandeling van dat verzoekschrift is aangehouden tot na het vonnis in deze bodemprocedure.
3. De vorderingen in conventie en in reconventie
3.1 In conventie vorderen [A] cs dat de rechtbank, kort gezegd en met nevenvorderingen:
1. het aandeelhoudersbesluit van 1 juni 2007 tot ontslag van [A] zal vernietigen en Omniversum BV zal veroordelen om deze vernietiging te gehengen en te gedogen";
2. Berberis Beheer BV, [DMH] BV en [D] zal veroordelen om zich terstond na betekening van het te wijzen vonnis te onthouden van elke rechts- en/of bestuurshandeling met betrekking tot Omniversum BV, en als statutair bestuurder van Omniversum BV ontslag te nemen op straffe van een dwangsom van € 1.000.000,- per overtreding.
3.2 Tegen deze vorderingen in conventie hebben [D] cs gemotiveerd verweer gevoerd. In reconventie vorderen zij dat de rechtbank, kort gezegd en met nevenvorderingen, en na vermeerdering van eis bij akte ter comparitie:
1. zal verklaren voor recht dat [A] "jegens eisers" onrechtmatig heeft gehandeld, en [A] zal veroordelen tot betaling van schadevergoeding aan hen, nader op te maken bij staat;
2. [A] cs zal veroordelen tot het verschaffen van toegang aan [D] tot het Omniversum en om al het personeel werkzaam bij het Omniversum te instrueren dat [D] die toegang dient te worden verleend, op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag;
3. [A] cs zal gebieden zich te onthouden van rechts- en/of bestuurshandelingen met betrekking tot het Omniversum en zich naar derden toe niet langer te presenteren als bestuurder van het Omniversum, op straffe van een dwangsom van € 100.000,- per dag;
4. zal bepalen dat de verbeurde dwangsommen worden gematigd tot nihil en [A] cs zal veroordelen de gelegde beslagen op te heffen, met nevenvorderingen.
3.3 Op hun beurt hebben [A] cs in reconventie gemotiveerd verweer gevoerd. Voor de weergave van de wederzijdse standpunten volstaat de rechtbank nu kortheidshalve met een verwijzing naar de in rov. 1 opgesomde wederzijdse gedingstukken met producties.
4. De beoordeling van de vorderingen
4.1 Tussen de vorderingen over en weer bestaat mede gezien het feitencomplex in meer of mindere mate samenhang. De rechtbank zal alle vorderingen daarom hierna groepsgewijs en met behulp van cursieve tussenkopjes beoordelen.
4a. Vernietiging aandeelhoudersbesluit 1 juni 2007 (productie 19 [A] cs).
4.2 Zoals [A] cs terecht betogen is dit omstreden - en naar de bewoordingen en exacte strekking overigens ook onduidelijke - aandeelhoudersbesluit van Omniversum BV door [DMH] BV genomen in strijd met artikel 2:227 lid 4 BW en dus vernietigbaar op de voet van art. 2:15 BW. Reeds daarom zal de rechtbank dit besluit op deze vordering van de belanghebbenden [A] cs moeten vernietigen.
4.3 De daartegen door [D] cs gevoerde verweren gaan niet op. De rechtbank verwerpt expliciet het verweer dat de managementovereenkomst per 1 juni 2007 of per 1 november 2007 zou zijn beëindigd zodat [A] cs geen belang meer zouden hebben bij hun vordering, omdat dit verweer miskent dat deze vordering van [A] cs jegens Omniversum BV - anders dan [D] cs betogen - niet is gegrond op de managementovereenkomst van 1 mei 2000 maar op art. 2:15 BW. Overigens heeft de rechtbank ook in deze bodemprocedure niet kunnen vaststellen dat en zo ja, wanneer en hoe de managementovereenkomst met de opdrachtnemer [B&C] BV door de opdrachtgever Omniversum BV rechtsgeldig is beëindigd.
4.4 Tegen de nevenvordering die strekt tot het "gehengen en gedogen" van deze vernietiging van het omstreden aandeelhoudersbesluit is geen zelfstandig verweer gevoerd. Ook omdat deze nevenvordering de rechtbank niet ongegrond en niet zonder enig belang voorkomt, zal de rechtbank deze nevenvordering toewijzen.
4b. Rechtshandelingen en bestuurshandelingen namens Omniversum BV
4.5 Naar de kern genomen is het beide kampen [A] cs en [D] cs in deze bodemprocedure in feite te doen om de macht binnen en de zeggenschap namens de vennootschap Omniversum BV. Aan beide zijden is in deze bodemprocedure niet duidelijk aangegeven, op welke rechtsgronden de desbetreffende vorderingen zijn gebaseerd. Die vorderingen zijn verstrekkend, want zij beogen in feite een beslissing van deze rechtbank te verkrijgen over de vraag of [A] cs dan wel [D] cs met hun uiteenlopende en blijkbaar onverenigbare beleidsvisies voortaan het beleid bij Omniversum BV mogen of moeten bepalen. Het is nog maar de vraag of deze rechtbank zulke verstrekkende beslissingen kan nemen; zij zal zich in ieder geval terughoudend moeten opstellen nu het in beginsel niet aan de rechtbank is om het beleid van een besloten vennootschap als Omniversum BV mede te bepalen.
4.6 Naar de rechtbank begrijpt baseren echter zowel [A] cs als [D] cs hun hoofdvorderingen die strekken tot het zich (wederzijds) onthouden van rechtshandelingen en/of bestuurshandelingen met betrekking tot Omniversum BV op onrechtmatige daad en/of wanprestatie onder de managementovereenkomst van 1 mei 2000, die na de eerste zes maanden voor onbepaalde tijd is verlengd en die - zoals hiervoor al overwogen en anders dan [D] cs menen - bij gebreke van een rechtsgeldige beëindiging door de opdrachtgever Omniversum BV nog steeds tussen de contractspartijen partijen gelding heeft.
4.7 De rechtbank verenigt zich in deze bodemprocedure - voorzover daartoe nodig en van belang - met de desbetreffende eenduidige beslissingen en rechtsoverwegingen in het kort geding vonnis van de voorzieningenrechter van deze rechtbank én in de beschikking van het gerechtshof Amsterdam ten gunste van [A] cs en ten nadele van [D] cs. Kort gezegd is alles afwegende ook de bodemrechter van deze rechtbank van oordeel, dat [D] cs door en met hun omstreden rechtshandelingen en bestuurshandelingen namens Omniversum BV in de periode van januari 2007 tot juli 2007 niet alleen gehandeld hebben in evidente strijd met tekst en strekking van de mede door [D] namens [DMH] BV ondertekende managementovereenkomst, maar ook onrechtmatig jegens onder meer Omniversum BV en haar organen waaronder de directeur en beleidsbepaler [A]. Die eigenzinnige handelingen van [D] cs namens Omniversum BV zijn immers zonder andersluidende toelichting met concrete en begrijpelijke onderbouwing - die [D] desgevraagd ook ter comparitie niet heeft kunnen geven - onmiskenbaar ook in strijd met de financiële belangen van Omniversum BV. Die omstreden handelingen van [D] cs in 2007 dienden dan ook vooral het eigen financieel belang van de direct of indirect aandeelhouders [D] cs op een zodanige wijze, dat hierdoor de financiële positie van de vennootschap Omniversum BV en daarmee ook de maatschappelijke belangen van haar werknemers, haar publiek, haar toeleveranciers en haar eventuele overige afnemers ernstig in gevaar zijn gekomen.
4.8 Dit alles gevoegd bij de faillissementen van zustervennootschappen met onbehoorlijk bestuur waarbij [D] cs in het verleden al betrokken zijn geweest, geeft de rechtbank ook in deze bodemprocedure meer dan voldoende aanleiding om de desbetreffende hoofdvorderingen van [A] cs op de voet van de wetsartikelen 3:296 BW en/of 6:103 BW en in lijn met tekst en strekking van de managementovereenkomst toe te wijzen, en die van [D] cs af te wijzen. De nevenvordering van [D] cs die strekt tot het gebod aan [A] cs om zich niet langer te presenteren als bestuurder van Omniversum BV, moet het lot van afwijzing van de hoofdvordering van [D] cs delen.
4.9 De verstrekkende nevenvordering van [A] cs die strekt tot het "ontslag nemen" door [D] cs als bestuurders van Omniversum BV, is niet gebaseerd op de wet of op enigerlei overeenkomst tussen de betrokken partijen. De rechtbank zal deze vordering daarom afwijzen, ook gelet op de in rov. 4.5 vooropgestelde terughoudendheid die de rechtbank in deze bodemprocedure in acht heeft te nemen. De rechtbank zal ook bepalen dat de gevorderde en toewijsbare dwangsom vatbaar is voor matiging en maximering zoals in het dictum van dit vonnis is vermeld.
4c. Onrechtmatige publieke uitlatingen [A] cs ?
4.10 Terzake van de in reconventie gevorderde verklaring voor recht met veroordeling tot schadevergoeding bij staat beroepen [D] cs zich op onrechtmatige publieke uitingen door [A] cs over [D] cs in ondermeer krantenartikelen, welke lastercampagne de eer en goede naam én de zakelijke belangen van [D] cs zou aantasten en door welke laster Sijthof financiële schade en reputatieschade zou hebben geleden. [A] cs hebben dit een en ander bij ter comparitie genomen maar vooraf ingezonden conclusie van antwoord in reconventie gemotiveerd bestreden. [D] cs hebben hun aldus gemotiveerd betwiste stellingen - hoewel daartoe uitgenodigd op het instructieformulier van de comparitierechter van 21 mei 2008 - ter comparitie van 30 juli 2008 niet met enig steekhoudend bewijsstuk gestaafd en ook overigens niet nader toegelicht.
4.11 Bij deze stand van zaken zal de rechtbank deze vordering van [D] cs afwijzen als zijnde na gemotiveerde betwisting onvoldoende onderbouwd. Datzelfde lot deelt het te algemene bewijsaanbod van [D] cs.
4d. Toegang [D] tot het Omniversum ?
4.12 Met deze vordering beoogt [D] - zoals door hem ter comparitie desgevraagd toegelicht - toegang te krijgen tot de kantoorruimten van Omniversum BV om aldus zijn vroegere bestuurstaken weer te kunnen uitoefenen. Daartegen hebben [A] cs gemotiveerd verweer gevoerd, zich daarbij vooral beroepend op het beweerde fysieke en verbale geweld dat [D] en zijn nieuwe zakenpartner [zakenpartner] tot verbijstering van de ondernemingsraad op 2 juli 2007 zouden hebben uitgeoefend op twee kantoormedewerksters van Omniversum BV.
4.13 De rechtbank zal deze vordering met dit door [D] beoogde doel afwijzen, reeds omdat uit de voorgaande overwegingen volgt dat niet [A] cs maar [D] cs zich naar het oordeel van de rechtbank wegens evidente wanprestatie en onrechtmatige daad voortaan hebben te onthouden van rechtshandelingen en/of bestuurshandelingen namens Omniversum BV.
4e. Matiging dwangsom en opheffing executoriale beslagen
4.14 Bij vooraf ingezonden akte ter comparitie hebben [D] cs hun eis vermeerderd en vorderen zij - naar de rechtbank met [A] cs begrijpt - matiging van de door hen verbeurde maximale dwangsom van € 500.000,- ingevolge het kort geding vonnis van 16 april 2008. Daaraan verbinden zij als nevenvordering ook opheffing van de dientengevolge door [A] cs blijkbaar gelegde executoriale beslagen (zie rov. 2.4). Ter comparitie van 30 juli 2008 heeft de advocaat van [A] cs met instemming van de advocaat van [D] cs schriftelijk verweer gevoerd tegen deze extra vordering in reconventie. Ter comparitie is een en ander ook mondeling uitgebreid aan de orde geweest.
4.15 De rechtbank honoreert alles afwegende het verweer van [A] cs, dat inhoudt dat de bodemrechter ingevolge art. 611d lid 1 Rv niet bevoegd is te oordelen over deze vordering tot matiging van een door de voorzieningenrechter opgelegde en volgens beide partijen blijkbaar in beginsel in dit geval wel verbeurde maximale dwangsom van € 500.000,-. Als dwangsomrechter is exclusief bevoegd tot eventuele matiging volgens de bedoeling van de wetgever dezelfde rechter die de dwangsom heeft opgelegd, in dit geval de voorzieningenrechter van deze rechtbank. De rechtbank verwijst kortheidshalve naar Tekst & Commentaar, aantekening 3b op art. 611d Rv met jurisprudentie, waaraan recent nog toe te voegen HR 15 februari 2008, NJ 2008 nr. 437 en JBPr 2008 nr. 25, met annotaties.
4.16 Voorzover [D] cs bedoeld hebben zich tot de bodemrechter te wenden niet als dwangsomrechter ex art. 611d Rv maar als algemene executierechter ex art. 438 Rv, heeft te gelden dat deze bedoeling onvoldoende tot uiting komt in deze pas te elfder ure ingestelde extra vordering en de toelichting daarop ter comparitie, waardoor de wederpartij [A] cs zich daartegen onvoldoende tijdig inhoudelijk heeft kunnen verweren. Kortom, [D] cs dienen zich met deze vordering behalve om formele redenen ook om praktische redenen bij nieuwe dagvaarding te wenden tot de voorzieningenrechter van deze rechtbank. De bodemrechter behoort zich onbevoegd te verklaren.
4.17 De op deze hoofdvordering gebaseerde nevenvordering tot opheffing van de door [A] cs blijkbaar gelegde executoriale beslagen moet bij deze stand van zaken worden afgewezen, ook omdat een nadere zelfstandige toelichting op die nevenvordering tot opheffing van die beslagen ontbreekt.
4f. Proceskosten
4.18 [D] cs moeten als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [A] cs in conventie en in reconventie, tot heden begroot op € 251,- aan griffierecht, € 92,09 plus € 87,55 aan kosten deurwaarder en € 1.808,- aan salaris advocaat, dat is in totaal € 2.238,64. De rechtbank ziet in deze zaak aanleiding om gedaagde Omniversum BV buiten deze proceskostenveroordeling te houden, omdat Omniversum BV slechts noodzakelijkerwijs is gedagvaard wegens het bepaalde in art. 2:15 BW en omdat nu juist in geschil is welk van beide kampen ([D] cs of [A] cs) de vennootschap Omniversum BV in en buiten rechte kon en kan vertegenwoordigen.
5. De beslissingen
De rechtbank in conventie en in reconventie:
- vernietigt het omstreden aandeelhoudersbesluit van Omniversum BV van 1 juni 2007 en veroordeelt Omniversum BV (voluit genaamd [D] Planetarium en Haags Ruimtetheater BV) om deze vernietiging te gehengen en te gedogen;
- veroordeelt gedaagden [D] Multimedia Holding BV, Berberis Beheer B[D] om zich terstond na betekening van dit vonnis te onthouden van elke rechtshandeling en/of bestuurshandeling die betrekking heeft op Omniversum BV, ieder op straffe van een dwangsom van € 1.000.000,- (zegge: één miljoen euro) voor elke overtreding van deze veroordeling;
- verstaat dat deze dwangsom vatbaar is voor matiging en maximering door de rechtbank in geval van executiegeschillen naderhand, indien en voorzover algehele handhaving van de verbeurde dwangsom(men) in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, zulks onder meer in aanmerking genomen de mate waarin wel of niet aan de veroordeling(en) is voldaan, de ernst van de overtreding(en) en de mate van verwijtbaarheid daarvan;
- veroordeelt [D] Multimedia Holding BV, Berberis Beheer B[D] hoofdelijk om aan [A] cs te betalen een bedrag van € 2.238,64 aan proceskosten in conventie en in reconventie, zoals hiervoor begroot in rov. 4.18;
- verklaart dit vonnis tot zover zoveel als mogelijk uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het door [A] cs in conventie meer of anders gevorderde af;
- verklaart zich onbevoegd om als bodemrechter kennis te nemen van de vordering van [D] cs in reconventie die strekt tot matiging van de door de voorzieningenrechter opgelegde en naderhand blijkbaar verbeurde dwangsom;
- wijst al het overige door [D] cs in reconventie gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Wien en uitgesproken ter openbare zitting in het bijzijn van de griffier op 15 oktober 2008.