
Jurisprudentie
BG1240
Datum uitspraak2008-10-15
Datum gepubliceerd2008-10-23
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers138867 / HA ZA 07-1137
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-23
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers138867 / HA ZA 07-1137
Statusgepubliceerd
Indicatie
Gecombineerd vervoer van processors door de lucht en over de weg van Rotterdam naar Truccazzano (Italië). Een pakket met processors is zoekgeraakt tijdens vervoer over land na het verlaten van de luchthaven van aankomst. Eisers vorderen schadevergoeding. De aansprakelijkheid wordt ingevolge art. 4, lid jo. 4, EVO beoordeeld naar Nederlands recht, omdat afzender en vervoerder beide in Nederland zijn gevestigd. De schade is in beginsel gelimiteerd tot € 3,40 per kilogram vervoerd gewicht, in dit geval € 51,00. Eisers beroepen zich op art. 8:1108 BW (doorbreking van de limiet bij schade ontstaan door opzet of bewuste roekeloosheid). De vervoerder krijgt van de rechtbank ex art. 22 Rv. het bevel om inlichtingen te verschaffen over de gang van zaken tijdens het transport om eisers in de gelegenheid te stellen het beroep op opzet of bewuste roekeloosheid te onderbouwen.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 138867 / HA ZA 07-1137
Vonnis van 15 oktober 2008
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap
HDI-GERLING VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INCOPARTS B.V.,
gevestigd te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
eiseressen,
advocaat mr. J. Brons,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UNITED PARCEL SERVICE NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde,
advocaat mr. H. Oomen.
Partijen zullen hierna HDI-Gerling en Incoparts en UPS genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 januari 2008
- het proces-verbaal van comparitie gehouden op 24 april 2008 en de ter comparitie door beide partijen overgelegde aantekeningen
- de akte van HDI-Gerling en Incoparts
- de antwoord akte van UPS.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Incoparts heeft op of omstreeks 5 september 2006 een partij computer processors verkocht aan de vennootschap naar Italiaans recht Elettrotechnica srl, gevestigd te Rome, Italië, met als leveringsconditie: “CIP Italexpress Vignate (IT)” en met als betalingsvoorwaarde “TT after inspection”.
2.2. Incoparts heeft op of omstreeks 5 september 2006 met de besloten vennootschap Mitt Rotterdam B.V., danwel met de besloten vennootschap Mitt Worldwide Logistics B.V. (hierna beiden, zowel gezamenlijk als afzonderlijk te noemen: Mitt) een expeditieovereenkomst gesloten, strekkende tot het doen vervoeren van de hiervoor bedoelde partij processors van Rotterdam naar Italexpress in Vignate, Italië. Na totstandkoming van deze overeenkomst is het afleveradres van Italexpress gewijzigd van Vignate in Truccazzano.
2.3. Mitt heeft de partij processors verpakt in drie pakketten en UPS ingeschakeld voor het vervoer van de drie pakketten van Rotterdam naar Truccazzano.
2.4. UPS heeft de pakketten opgehaald bij Mitt in Rotterdam en door de lucht vervoerd naar Bergamo, Italië. Vandaar zijn de pakketten over de weg vervoerd naar het distributiecentrum van UPS in Milaan. Twee van de drie pakketten zijn vervolgens afgeleverd bij Italexpress in Truccazzano, Italië. Het derde pakket is zoekgeraakt. Uit het tracking and tracing systeem van UPS blijkt dat dit derde pakket (hierna: het pakket) op 6 september 2006 in het distributiecentrum Milaan van UPS is gescand. Het pakket is nadien niet meer gelokaliseerd.
2.5. Het zoekgeraakte pakket had een bruto gewicht van 15 kilogram.
2.6. In opdracht van HDI-Gerling en Incoparts heeft de heer [A] van expertisebureau Toplis Hettema een onderzoek ingesteld naar de feiten en omstandigheden die hebben geleid tot de vermissing van het pakket. Het van dit onderzoek opgemaakte rapport houdt, voor zover in dit geding van belang, het volgende in.
(…)
Op donderdag 26 oktober 2006 hebben wij in het kantoor van UPS in Vimodrome Milaan gesproken met de security manager [B]. Hij deelde ons mede dat het hem bekend was dat het onderhavige pakket werd vermist en dat thans een intern onderzoek werd uitgevoerd door 2 medewerkers van de afdeling Security van UPS Milaan.
(…)
Langs de lange transportband staan zo’n 40 in UPS kleuren geschilderde afleverbestelbussen die ieder afzonderlijk pakketten afleveren in een bepaald postcodegebied in Milaan. (…)
Achter deze bestelbussen staan “laders” langs de transportband die ervoor zorgen dat het juiste pakket van de transportband in de juiste bestelbus wordt geladen. Bij het laden van de bestelbus wordt een pakket niet opnieuw gescand. (…)
Een pakket dat niet door een lader in een bestelbusis geladen, wordt aan het eind van de transportband op een tafel geplaatst, waarna door personeel van UPS wordt gekeken of het pakket alsnog kan worden geladen. Wanneer dit het geval is, dan wordt het pakket alsnog in de bestelbus geladen die het pakket aflevert in het desbetreffende postcodegebied. Wanneer een pakket niet van de transportband is gehaald en niet kan worden geladen, dan wordt het pakket aan het eind van de transportband opnieuw gescand, hetgeen betekent dat het pakket door UPS is teruggenomen. Het pakket wordt vervolgens opgeslagen in een aparte afgesloten ruimte, alwaar UPS personeel tracht uit te zoeken wat er met het betreffende pakket moet gebeuren. (…)
Zoals aangegeven is het onderhavige pakket om 08.15 uur bij binnenkomst gescand. Enige tijd later is het pakket opnieuw gescand, hetgeen betekent dat het aan het eind van de transportband op de tafel moet zijn geplaatst en is teruggenomen door UPS. Het pakket is daar niet aangetroffen. Nabij de scanpunten en boven de transportband zijn camera’s geplaatst die registreren wat er op de scanpunten en de transportband gebeurt. De video-opname’s worden bewaard. De beelden van 6 september 2006 zijn bekeken door security medewerkers van UPS. Ondanks het bekende Mitt-tape dat was aangebracht op het pakket is het onderhavige pakket op de videobeelden niet waargenomen. Verschillende medewerkers die op 6 september 2006 ’s morgens werkzaam waren zijn geïnterviewd door security personeel van UPS. Tot op heden zonder resultaat. De hypothese is dat het pakket uit het systeem is gehaald, dat de scanbarcode van het pakket is verwijderd, en dat alleen de scanbarcode is gescand. Een dergelijke modus operandi is ons bekend en is uitgevoerd bij andere integrators.
[B] deelde ons mede dat hij ons geen gedetailleerde gegevens wilde verstrekken omtrent de resultaten van het onderzoek. Wel liet hij weten dat pilferage voorkomt, maar dat het niet zo is dat waardevolle pakketten regelmatig wordt vermist en ontvreemd bij UPS in Milaan.
(…)
2.7. HDI-Gerling heeft als verzekeraar, onder aftrek van het eigen risico, tezamen met co-verzekeraars de schade aan Incoparts vergoed.
2.8. Mitt heeft op 3 september 2007 ter zake van het in geding zijnde vervoer een expediteursverklaring opgesteld als bedoeld in artikel 8:63, tweede lid BW.
3. Het geschil
3.1. HDI-Gerling en Incoparts vorderen samengevat - veroordeling van UPS tot betaling aan Gerling van € 85.207,50 vermeerderd met rente en kosten.
3.2. HDI-Gerling en Incoparts gronden hun vordering op de aansprakelijkheid van UPS als vervoerder en stellen daartoe dat het pakket 630 processors ter waarde van € 85.207,50 bevatte.
3.3. UPS voert verweer. Zij betwist de eigendom van het pakket en de waarde ervan, subsidiair de vorderingsgerechtigdheid van eiseressen en meer subsidiair beroept zij zich op de aansprakelijkheidsbeperkingen van het Verdrag van Montreal, dan wel van titel 8:13 BW, dan wel van de door haar gehanteerde algemene voorwaarden; uiterst subsidiair heeft UPS zich beroepen op dwaling ten aanzien van de waarde van het pakket.
4. De beoordeling
4.1. De rechtbank Haarlem is bevoegd van de onderhavige vordering kennis te nemen.
4.2. De rechtbank passeert de betwisting van de eigendom en de waarde van het pakket. Wat betreft de eigendom overweegt de rechtbank het volgende. Niet is betwist dat Italexpres de goederen voor Incoparts in ontvangst heeft genomen en gesteld noch gebleken is dat Elettrotechnica heeft betaald voor het vermiste pakket. De leverings- en betalingscondities wijzen erop dat de eigendom pas overgaat na inspectie bij Italexpres.
Wat betreft de waarde overweegt de rechtbank het volgende. Tegenover de door eiseressen overgelegde producties waaronder het expertiserapport van Toplis Hettema, waaruit volgt dat Incoparts de processors heeft verkocht en de verkoopwaarde van de in het vermiste pakket verpakte processors € 85.207,50 bedroeg, heeft UPS niet kunnen volstaan met een blote betwisting van deze stellingen, maar had zij haar verweer moeten onderbouwen, hetgeen zij heeft nagelaten.
4.3. Met betrekking tot de vorderingsgerechtigdheid geldt het volgende. Aangezien Incoparts, zoals hiervoor is overwogen, eigenaar is van de processors, dan wel - op grond van de expediteursverklaring van Mitt - tot verhaal gerechtigd is, terwijl UPS niet gemotiveerd heeft betwist dat Incoparts en de verzekeraars van HDI-Gerling aan HDI-Gerling last en volmacht hebben gegeven om op haar eigen naam schadevergoeding te vorderen met betrekking tot het in geding zijnde vervoer, dienen HDI-Gerling en Incoparts te worden beschouwd als vorderingsgerechtigde, tenzij juist is het verweer van UPS dat op grond van artikel 13, derde lid van het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer (Verdrag van Montreal) uitsluitend aan de geadresseerde een vorderingsrecht toekomt.
4.4. In het midden kan blijven of juist is de stelling van UPS dat het Verdrag van Montreal uitsluitend aan de geadresseerde een vorderingsrecht toekent. Ingevolge het bepaalde in artikel 18, vierde lid van het Verdrag van Montreal valt de aansprakelijkheid van de vervoerder tijdens vervoer over land immers buiten de materiële werkingssfeer van het verdrag, behoudens het in dit artikellid geformuleerde bewijsvermoeden. Dat bewijsvermoeden is in deze zaak evenwel niet van belang, omdat tussen partijen vast staat dat het pakket in elk geval in het distributiecentrum van UPS te Milaan nog is gescand en dus is zoekgeraakt na het verlaten van de luchthaven te Bergamo en na het vervoer over de weg van de luchthaven naar het distributiecentrum te Milaan.
4.5. Het voorgaande brengt mee dat de vordering van HDI-Gerling en Incoparts moet worden beoordeeld aan de hand van de op het vervoerstraject Milaan – Truccazzano in Italië toepasselijke regelgeving. Anders dan HDI-Gerling en Incoparts hebben betoogd is dat niet Italiaans recht, maar Nederlands recht. Ingevolge het bepaalde in artikel 4, eerste juncto vierde lid van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (“EEG-Overeenkomstenverdrag 1980 – EVO”) wordt dit deel van de vervoersovereenkomst immers beheerst door Nederlands recht, zijnde het recht van het land waarmee de vervoersovereenkomst het nauwst is verbonden, omdat zowel UPS als Mitt in dit land zijn gevestigd. Of en in hoeverre betekenis toekomst aan de verwijzing naar Nederlands recht in de algemene voorwaarden van UPS kan dus in het midden blijven.
4.6. Artikel 8:1095 BW legt aan UPS als vervoerder de verplichting op om de ten vervoer ontvangen zaken ter bestemming af te leveren. Niet in geschil is dat UPS aan deze verplichting niet heeft voldaan. Voor de schade die HDI-Gerling en Incoparts als gevolg daarvan lijden, is UPS aansprakelijk, met dien verstande dat artikel 8:1105 BW haar in beginsel limiteert; de thans geldende limiet bedraagt € 3,40 per kilogram vervoerd gewicht, zodat de aansprakelijkheid van UPS in beginsel is beperkt tot € 51.00.
4.7. De beperking van artikel 8:1105 BW wordt, gelet op het bepaalde in het dwingendrechtelijke artikel 8:1108 BW, doorbroken voor zover de schade is ontstaan uit handeling of nalaten, geschied hetzij met de opzet die schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en met de wetenschap dat die schade er waarschijnlijk uit zou voortvloeien. Naar vaste rechtspraak is van bewuste roekeloosheid sprake, wanneer degene die zich aldus gedraagt het aan de gedraging verbonden gevaar kent en zich ervan bewust is dat de kans dat het gevaar zich verwezenlijkt aanzienlijk groter is dan de kans dat dit niet zal gebeuren, maar zich door dit een en ander niet van dit gedrag laat weerhouden.
4.8. HDI-Gerling en Incoparts hebben, kennelijk ter onderbouwing van het standpunt dat van bewuste roekeloosheid als hiervoor bedoeld sprake is, aangevoerd dat uit het expertiserapport van Toplis Hettema blijkt dat het distributiecentrum van Milaan een soort roversnest is, alwaar een geraffineerde organisatie van criminele handelingen onder het “toeziend oog” van UPS plaatsvindt. HDI-Gerling en Incoparts hebben daarbij aangevoerd dat zij over onvoldoende gegevens beschikken omtrent de toedracht in het distributiecentrum om hun stellingen nader te conretiseren. Mede gelet op de verwijzing door HDI-Gerling en Incoparts naar de uitspraak van de House of Lords van 16 mei 2007 in de zaak van Datec Electronics Holdings Limited c.s. tegen United Parcels Service Limited, begrijpt de rechtbank HDI-Gerling en Incoparts aldus, dat volgens hen het zoekraken van het pakket in het distributiecentrum van UPS moet worden aangemerkt als een gevolg van opzet of roekeloos handelen door UPS.
4.9. Tegenover de onder meer met het rapport van Toplis Hettema onderbouwde stellingen van HDI-Gerling en Incoparts kan UPS niet volstaan met een min of meer blote betwisting van opzet of roekeloosheid. Van UPS mag worden verlangd dat zij tegenover de stellingen van HDI-Gerling en Incoparts voldoende feitelijke gegevens verstrekt ter motivering van haar betwisting. Op grond daarvan moet UPS zo nauwkeurig mogelijk haar lezing geven van hetgeen, voor zover relevant, tijdens het vervoer is voorgevallen en alle relevante gegevens verschaffen waarover zij de beschikking heeft of kan hebben. Onder die gegevens vallen in elk geval de uitkomsten van het bij UPS Milaan verrichte interne onderzoek.
4.10. Gelet hierop beveelt de rechtbank op de voet van artikel 22 Rv. UPS om haar betwisting van opzet of roekeloosheid toe te lichten en daartoe alle hiervoor bedoelde inlichtingen te verschaffen. UPS zal bij akte in de gelegenheid worden gesteld aan dit bevel te voldoen, waartoe de zaak zal worden verwezen naar de rol. HDI-Gerling en Incoparts kunnen uiteraard bij antwoordakte reageren.
4.11. In afwachting van de uitkomst van de aktewisseling zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 12 november 2008 voor het nemen van een akte door UPS over hetgeen is vermeld onder 4.9,
5.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell, S. Sicking en P.M. Wamsteker en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2008.?