Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG1431

Datum uitspraak2008-07-02
Datum gepubliceerd2008-10-23
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers108.003.492
Statusgepubliceerd


Indicatie

a. De officier van justitie heeft niet gereageerd op herhaalde verzoek om toezending van zaakoverzicht en de gemachtigde geen tweede termijn van twee weken gegund voor indienen van de gronden van het beroep. Het komt voor risico van de gemachtigde dat hij - ook na te zijn gewezen op het verzuim en mogelijke consequentie daarvan - is blijven vasthouden aan opvatting dat hij het beroep slechts kan onderbouwen na ontvangst van de gevraagde stukken. b. Op de aanstellingsakte van de verbalisant is de aard van het dienstverband onleesbaar gemaakt. Geen twijfel aan bevoegdheid: op pleegdatum geldige beëdiging en foto van de gedraging uitgelezen. c. Ontoereikende opsporinsbevoegheid gelet op art. 2, lid 2 sub a, BAHV? Hof verwijst enkel naar LJN BD3128. d. Schending gelijkheidsbeginsel gelet op HR 15 maart 1994 ("handelsnaam (v.o.f.)")? Hof verwijst enkel naar LJN BD0008.


Uitspraak

WAHV 108.003.492 2 juli 2008 CJIB 49097218522 Gerechtshof te Leeuwarden Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Roermond van 11 oktober 2007 betreffende [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats], voor wie als gemachtigde optreedt mr.drs. C.M.J.E.P. Meerts, kantoorhoudende te Beegden. 1. De beslissing van de kantonrechter De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie in het arrondissement Roermond genomen beslissing ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2. Het procesverloop De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Hierbij is verzocht om vergoeding van kosten. De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt. 3. Beoordeling 3.1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 137,- opgelegd ter zake van “Overschrijding maximum snelheid binnen bebouwde kom, met 26 km/h”, welke gedraging zou zijn verricht op 1 augustus 2006 op de Suffolkweg Zuid in Weert. 3.2. De gemachtigde voert aan dat de kantonrechter, zoals in vergelijkbare gevallen is gebeurd, de zaak of terug had dienen te wijzen of de inleidende beschikking had moeten vernietigen, nu de officier van justitie hem naar aanleiding van zijn brief van 3 september 2006 niet het zaakoverzicht heeft toegezonden en, anders dan gebruikelijk, geen tweede termijn van twee weken heeft gegund om de gronden van het beroep in te dienen, maar het ingestelde beroep prematuur niet-ontvankelijk heeft verklaard. 3.3. Zoals het hof reeds meerdere malen heeft overwogen, bevat de inleidende beschikking ten aanzien van het kenteken van het voertuig, de aard, plaats en tijd van de gedraging voldoende gegevens om de gedraging waarop de beschikking betrekking heeft te individualiseren. Van de gemachtigde mocht dan ook worden verwacht dat hij op basis van de inleidende beschikking in staat was geweest de bezwaren tegen die beschikking te formuleren. 3.4. De omstandigheid dat de door de gemachtigde opgevraagde stukken nog niet waren ontvangen, stond er niet aan in de weg dat de gemachtigde binnen de daartoe gestelde termijn de gronden van het beroep zou opgeven. Dat de gemachtigde - ook nadat hij op het verzuim en de mogelijke consequentie daarvan was gewezen - is blijven vasthouden aan de opvatting dat hij het beroep slechts kan onderbouwen na ontvangst van de gevraagde stukken, dient voor zijn eigen rekening en risico te komen. Dat de officier van justitie niet heeft gereageerd op het herhaalde verzoek om toezending van het zaakoverzicht en de gemachtigde geen tweede termijn van twee weken heeft gegund voor het indienen van de gronden van het beroep, kan hieraan niet afdoen. 3.5. Voorts heeft de gemachtigde de akte van beëdiging en de akte van aanstelling van de verbaliserende ambtenaar in het geding gebracht. Op de akte van aanstelling van de verbalisant is de aard van het dienstverband onleesbaar gemaakt. Derhalve kan van zijn aanstelling en daarmee zijn bevoegdheid om ten tijde van de gedraging op te treden niet worden uitgegaan, aldus de gemachtigde. 3.6. Blijkens de akte van aanstelling is de verbalisant per 1 maart 2003 aangesteld. De akte van beëdiging dateert van 14 oktober 2002 en vermeldt dat de beëdiging geldig is tot uiterlijk 14 oktober 2007. Nu de betreffende verbalisant ten tijde van de gedraging was beëdigd en gelet op de omstandigheid dat de verbalisant de gemaakte foto van de gedraging heeft uitgelezen, ziet het hof geen aanleiding te twijfelen aan de bevoegdheid van de verbalisant ten tijde van de gedraging. 3.7. Tevens stelt de gemachtigde zich op het standpunt dat de opsporingsbevoegdheid van de verbalisant ontoereikend is. Daartoe voert hij aan dat uit artikel 2 lid 2 sub a van het Besluit administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften 1994 (BAHV) blijkt dat voor de bevoegdheid van de verbalisant tot toezicht op de naleving van de WAHV vereist is dat de verbalisant de bevoegdheid heeft tot het opsporen van de ( = alle) bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) óf de Provinciewet óf de Gemeentewet strafbaar gestelde feiten. Nu uit de akte van beëdiging blijkt dat de verbalisant niet voor alle bij of krachtens de WVW 1994 strafbaar gestelde feiten tot opsporing bevoegd is, is de gemachtigde van mening dat de sanctie onbevoegd aan de betrokkene is opgelegd en om die reden vernietigd dient te worden. 3.8. Dit argument treft geen doel. Het hof volstaat hier met verwijzing naar de overwegingen 3.7. en 3.8. uit zijn uitspraak van 26 maart 2008 onder nummer WAHV 07/01657 (LJN BD3128, te vinden op www.rechtspraak.nl). 3.9. Tot slot voert de gemachtigde aan dat de kantonrechter het beroep op het gelijkheidsbeginsel ten onrechte en onvoldoende gemotiveerd heeft afgewezen. De gemachtigde stelt dat nu sinds een uitspraak van de Hoge Raad in 1994 geen sancties kunnen worden opgelegd aan een v.o.f., op grond van het gelijkheidsbeginsel ook aan anderen dan een v.o.f. geen sanctie dient te worden opgelegd. 3.10. Dit argument faalt evenzeer, omdat het elke grond mist. Het hof volstaat hier met verwijzing naar de overwegingen 3.10 tot en met 3.13 uit zijn uitspraak van 14 februari 2008 in de zaak onder nummer WAHV 07/01654 (LJN BD0008, te vinden op www.rechtspraak.nl). 3.11. Mede omdat de gemachtigde de gegevens op de in het dossier aanwezige fotoafdrukken niet heeft betwist, is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat de gedraging is verricht. 3.12. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen. 3.13. Nu de betrokkene in het ongelijk wordt gesteld, acht het hof geen termen aanwezig het verzoek tot vergoeding van de proceskosten toe te wijzen. 4. De beslissing Het gerechtshof: bevestigt de beslissing van de kantonrechter. wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af. Dit arrest is gewezen door mr. Van Wagtendonk, in tegenwoordigheid van mr. Wijma als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.