Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG1501

Datum uitspraak2008-01-24
Datum gepubliceerd2008-10-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/528417-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank overweegt hierbij dat de verklaringen van medeverdachte over de rol van verdachte bij de gebeurtenissen op 3 november 2006 die leidden tot de dood van slachtoffer, onvoldoende consistent en geloofwaardig zijn. De rechtbank verklaart het telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. Nu de telastegelegde feiten niet bewezen zijn, is de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan die slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM Parketnummer: 13/528417-06 Datum uitspraak: 24 januari 2008 op tegenspraak VONNIS van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen [verdachte] geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum] 1988, ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het [adres 1] De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 januari 2008. 1. Telastelegging Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals deze ter terechtzitting is gewijzigd. De gewijzigde telastelegging is als bijlage aan het vonnis toegevoegd. 2. Voorvragen … 3. Waardering van het bewijs De rechtbank acht - met de officier van justitie - de onder 1 primair en subsidiair telastegelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank acht - anders dan de officier van justitie - de onder 1 meer subsidiair en onder 2 en 3 telastegelegde feiten eveneens niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte ook daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] over de rol van verdachte bij de gebeurtenissen op 3 november 2006 die leidden tot de dood van [slachtoffer], onvoldoende consistent en geloofwaardig zijn. [medeverdachte 1] legt verschillende, elkaar uitsluitende, verklaringen bij de politie af. In eerste instantie verklaart [medeverdachte 1] dat hij van verdachte een wapen aan [slachtoffer] moest overhandigen, maar dat hij in plaats daarvan [slachtoffer] neerschoot omdat hij bang was dat [slachtoffer] hem anders iets zou aandoen. In zijn tweede verhoor bij de politie verklaart [medeverdachte 1] iets heel anders, namelijk dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte 2] een ripdeal zou gaan plegen op twee Afrikaanse mannen, na een tip van verdachte, inhoudende dat deze mannen een tas met cocaïne bij zich zouden hebben. Verdachte zou ook het wapen voor deze ripdeal aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben geleverd. Aan deze verklaring houdt [medeverdachte 1] vast bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting. Voorts is de verklaring van [medeverdachte 1] dat hij tijdens de uitvoering van de ripdeal in de veronderstelling bleef dat het om Afrikaanse mannen ging en [slachtoffer], voor wie hij enkele diensten had verricht en die hij kende, niet herkende, niet geloofwaardig, temeer daar [medeverdachte 1] volgens zijn eigen verklaring die dag een schuld van € 45.000 aan [slachtoffer] moest terug betalen. Ten slotte acht de rechtbank het onwaarschijnlijk dat [medeverdachte 1] zeer kort voor de zogenaamde ripdeal samen met [medeverdachte 2] een wapen in ontvangst heeft genomen van verdachte in de berging van de [adres 2]. Dit blijkt ook verder nergens uit het dossier. Het dossier bevat daarentegen aanwijzingen dat [medeverdachte 2] rond die tijd op een andere plek in de wijk bezig was met het leveren van heroïne aan [persoon 1]. De historische telefoongegevens van [medeverdachte 2] ondersteunen dit. Wel staat vast dat verdachte die middag in de [adres 2] is geweest, te weten op een feestje bij [persoon 2]. Twee andere aanwezigen op dit feestje, [persoon 3] en [persoon 4], verklaren echter bij de rechter-commissaris dat het onwaarschijnlijk is dat verdachte enige tijd is weggeweest. Met het wegvallen van de verklaring van [medeverdachte 1] kan de rol die verdachte heeft gespeeld bij de gebeurtenissen op 3 november 2006 niet wettig en overtuigend bewezen worden. De rechtbank komt - anders dan de officier van justitie - op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing. 4. Beslissing Verklaart het telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. Ten aanzien van de benadeelde partij Nu de telastegelegde feiten niet bewezen zijn, is de benadeelde partij [benadeelde partij] in haar vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan die slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.J. Quaedvlieg, voorzitter, mrs. W.F. Korthals Altes en J.L. de Vries, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Loots, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 januari 2008. Aan verdachte is tenlastegelegd dat 1. hij op of omstreeks 3 november 2006 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] in/door het hoofd geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden; (art. 289/287 Wetboek van Strafrecht) of [medeverdachte 1] op of omstreeks 3 november 2006 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben die [medeverdachte 1] en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer] in/door het hoofd geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, welk bovenomschreven feit hij, verdachte, op of omstreeks 3 november 2006 te Amsterdam opzettelijk heeft uitgelokt of aan welk feit hij, verdachte op of omstreeks 3 november 2006 te Amsterdam opzettelijk medeplichtig is geweest, door toen en daar opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen aan die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) te verschaffen, immers heeft hij, verdachte, toen en daar opzettelijk die [medeverdachte 1] opgebeld en/of gezegd dat die [medeverdachte 1] naar [adres 2] moest komen voor een rip en/of aan die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) heeft verteld dat bovengenoemde [slachtoffer] geld en/of drugs bij zich had en/of bovengenoemde [slachtoffer] heeft aangewezen en/of een vuurwapen aan die [medeverdachte 1] heeft gegeven en/of tegen die [medeverdachte 1] heeft gezegd dat dat vuurwapen gebruiksklaar was; (art. 289/287 jo 47/48 Wetboek van Strafrecht) Subsidiair: hij op of omstreeks 3 november 2006 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer] in/door het hoofd geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal van een rugzak/rugtas (met daarin vermoedelijk verdovende middelen en/of geld), en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren; (art. 288 Wetboek van Strafrecht) of [medeverdachte 1] op of omstreeks 3 november 2006 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben die [medeverdachte 1] en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer] in/door het hoofd geschoten, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden, welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten diefstal van een rugzak/rugtas (met daarin vermoedelijk verdovende middelen en/of geld), en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren, welk bovenomschreven feit hij, verdachte, op of omstreeks 3 november 2006 te Amsterdam opzettelijk heeft uitgelokt of aan welk feit hij, verdachte op of omstreeks 3 november 2006 te Amsterdam opzettelijk medeplichtig is geweest, door toen en daar opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen aan die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) heeft verschaft, immers heeft hij, verdachte, toen en daar opzettelijk die [medeverdachte 1] opgebeld en gezegd dat die [medeverdachte 1] naar [adres 2] moest komen voor een rip en/of aan die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) heeft verteld dat bovengenoemde [slachtoffer] geld en/of drugs bij zich had en/of bovengenoemde [slachtoffer] heeft aangewezen en/of een vuurwapen aan die [medeverdachte 1] heeft gegeven en/of tegen die [medeverdachte 1] heeft gezegd dat dat vuurwapen gebruiksklaar was; (art. 288 jo 47/48 Wetboek van Strafrecht) meer subsidiair: hij op of omstreeks 3 november 2006 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een rugzak/rugtas en/of een hoeveelheid geld en/of een hoeveelheid verdovende middelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) achter die [slachtoffer] is/zijn aangerend en/of een vuurwapen op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of die [slachtoffer] in/door het hoofd heeft/hebben geschoten, althans in de richting van die [slachtoffer] heeft/hebben geschoten, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden; (art. 312 Wetboek van Strafrecht) of [medeverdachte 1] op of omstreeks 3 november 2006 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een rugzak/rugtas en/of een hoeveelheid geld en/of een hoeveelheid verdovende middelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) achter die [slachtoffer] is/zijn aangerend en/of een vuurwapen op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of die [slachtoffer] in/door het hoofd heeft/hebben geschoten, althans in de richting van die [slachtoffer] heeft/hebben geschoten, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden welk bovenomschreven feit hij, verdachte, op of omstreeks 3 november 2006 te Amsterdam opzettelijk heeft uitgelokt of aan welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 3 november 2006 opzettelijk medeplichtig is geweest, door toen en daar opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen aan die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) heeft verschaft, immers heeft hij, verdachte, toen en daar opzettelijk die [medeverdachte 1] opgebeld en gezegd dat die [medeverdachte 1] naar [adres 2] moest komen voor een rip en/of aan die [medeverdachte 1] en/of zijn mededader(s) heeft verteld dat bovengenoemde [slachtoffer] geld en/of drugs bij zich had en/of bovengenoemde [slachtoffer] heeft aangewezen en/of een vuurwapen aan die [medeverdachte 1] heeft gegeven en/of tegen die [medeverdachte 1] heeft gezegd dat dat vuurwapen gebruiksklaar was; (art. 312 jo 47/48 Wetboek van Strafrecht) 2. hij op of omstreeks 3 november 2006 te Amsterdam een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen, en/of munitie van categorie III (of II), heeft overgedragen aan [medeverdachte 1]; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; (art. 31 Wet wapens en munitie) 3. hij op of omstreeks 3 november 2006 te Amsterdam een wapen van categorie III, te weten een vuurwapen, en/of munitie van categorie III (of II) voorhanden heeft gehad; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; (art. 26 Wet wapens en munitie)