
Jurisprudentie
BG1511
Datum uitspraak2008-01-24
Datum gepubliceerd2008-10-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/457728-05 (TUL)
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/457728-05 (TUL)
Statusgepubliceerd
Indicatie
De rechtbank gelast dat de bij voormeld vonnis opgelegde, niet ten uitvoer gelegde straf, te weten jeugddetentie voor de duur van 3 maanden, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd, met dien verstande dat de veroordeelde in plaats van deze jeugddetentie te ondergaan, 180 uren werkstraf zal verrichten.
Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/457728-05 (TUL)
BESLISSING NA VEROORDELING
TOT VOORWAARDELIJKE STRAF
Beslissing op de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam d.d. 11 juli 2006, betreffende een onherroepelijk geworden vonnis d.d. 20 januari 2006, in de strafzaak tegen:
[veroordeelde]
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum] 1988,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het [adres 1] en aldaar feitelijk verblijvende.
Bij voormeld vonnis is [veroordeelde] voornoemd veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 5 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, met bevel dat een gedeelte, groot 3 maanden, van die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de daarbij op twee jaar vastgestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel niet heeft nageleefd de bij dat vonnis gestelde bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich (onverwijld) stelt en dat hij gedurende de proeftijd blijft onder toezicht en leiding van de Werkstichting Jeugdbescherming van het Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam en zich gedurende die proeftijd gedraagt naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen, zolang deze instelling dat noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt een behandeling bij de Bascule.
De inhoud van de vordering.
De vordering van de officier van justitie strekt er toe dat de niet tenuitvoergelegde straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
De procesgang.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
- voormeld vonnis;
- een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan de veroordeelde per post is toegezonden;
- een brief van Bureau Jeugdzorg, afdeling jeugdreclassering te Amsterdam, d.d. 18 mei 2006, aan de officier van justitie, waarin wordt geconcludeerd dat veroordeelde de werkdoelen niet wil nastreven die in het begeleidingsrapport staan en door zijn weigerende houding niet begeleidbaar is;
- een brief van [persoon 1], ambulant hulpverlener van Spirit, d.d. 9 januari 2008, waarin wordt uitgelegd dat veroordeelde in overleg met de opleidingscoördinator van het ROC Bijlmer zich meteen kan inschrijven op het ROC om stage te gaan lopen.
De rechtbank heeft op 10 januari 2008 ter openbare terechtzitting de officier van justitie, de veroordeelde en diens raadsvrouw, mr. M.A. Vinke, advocaat te Amsterdam, gehoord.
De beoordeling.
Gebleken is dat de veroordeelde genoemde bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. Gelet op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht acht de rechtbank daarom termen aanwezig de gevorderde tenuitvoerlegging te gelasten.
Gelet echter op het geslaagde kennismakingsgesprek van verdachte met het ROC Bijlmer en de mogelijkheid die deze school hem biedt meteen te beginnen aan de opleiding detailhandel, wil de rechtbank voorkomen dat jeugddetentie hieraan in de weg komt te staan.
Veroordeelde komt daarom naar het oordeel van de rechtbank ervoor in aanmerking, in plaats van deze jeugddetentie voor de duur van 3 maanden te ondergaan, een werkstraf voor de duur van 180 uren te verrichten.
Beslissing.
De rechtbank gelast dat de bij voormeld vonnis opgelegde, niet ten uitvoer gelegde straf, te weten jeugddetentie voor de duur van 3 maanden, alsnog zal worden ten uitvoer gelegd, met dien verstande dat de veroordeelde in plaats van deze jeugddetentie te ondergaan, 180 uren werkstraf zal verrichten.
Beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen.
Deze beslissing is genomen door
mr. H.M.J. Quaedvlieg, voorzitter,
mrs. W.F. Korthals Altes en J.L. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Loots, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 januari 2008.
De officier van justitie in het arrondissement Amsterdam brengt vorenstaande beslissing ter kennis van voornoemde persoon, alsmede ter kennis van Reclassering Nederland, ressort Amsterdam en Bureau Jeugdzorg Amsterdam.
Amsterdam,
de officier van justitie voornoemd,