Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG1520

Datum uitspraak2006-06-05
Datum gepubliceerd2008-10-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
Zaaknummers118 HLAR 31/05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vaststellen maximumtarieven voor het verrichten van MRI en MRA.
Het nemen van een besluit krachtens artikel 2 van de Prijzenverordening is naar zijn aard en strekking gericht tot iedere bestaande en toekomstige aanbieder van prestaties en behelst derhalve geen beschikking in de zin van de Lar, maar een besluit van algemene strekking. Dat mogelijk op dit moment, als gesteld, in feite slechts één zodanige aanbieder op Curaçao aanwezig is, maakt dat niet anders
Aangevallen uitspraak bevestigd


Uitspraak

118 HLAR 31/05 Datum uitspraak: 5 juni 2006 GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA Uitspraak op het hoger beroep van: de stichting "Stichting St. Elisabeth Hospitaal", gevestigd op Curaçao, appellante, tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 28 juli 2005 in het geding tussen: appellante en het Bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao. 1. Procesverloop Bij besluit van 3 november 2004 heeft het Bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao (hierna: het Bestuurscollege) maximumtarieven voor het verrichten van Magnetic Resonance Imaging (hierna: MRI) – en Magnetic Resonance Angiography (hierna: MRA) vastgesteld. Bij uitspraak van 28 juli 2005 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (hierna: het Gerecht), zich onbevoegd verklaard om van het daartegen door appellante ingestelde beroep kennis te nemen. Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, ingekomen bij het Gerecht op 8 september 2005, hoger beroep ingesteld bij het Hof. Bij brief, ingekomen bij het Hof op 6 december 2005, is van antwoord gediend. Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 april 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. C.A. Peterson, advocaat, en S. Ricardo, haar financieel economisch directeur, en het Bestuurscollege, vertegenwoordigd door mr. K.R. Concincion, werkzaam bij de Afdeling Algemene en Juridische Zaken van het Eilandgebied Curaçao, en S. Theodora, laatstgenoemde werkzaam bij de Dienst Economische Zaken, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, onder a, van de Prijzenverordening 1961, zoals laatstelijk gewijzigd bij de Overdrachtslandsverordening XXV, Pb. 1991, nr. 100, kan, indien goederen of diensten worden aangeboden tegen zodanige prijzen, dat het vragen daarvan naar het oordeel van het Bestuurscollege in strijd is met of dreigt te geschieden in strijd met het algemeen belang, voor het betreffende eilandgebied, het Bestuurscollege verbieden het aanbieden, verkopen en verhuren van die goederen, dan wel het aanbieden en verrichten van die diensten, tegen hogere of lagere dan door het Bestuurscollege aan te geven prijzen. Ingevolge het tweede lid wordt, in afwijking van het bepaalde in het eerste, een verbod, als bedoeld in dat lid onder a, voor zover het betrekking heeft op de honoraria, prijzen of tarieven van diensten, verricht door vrije-beroepsbeoefenaren, vastgesteld bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, na overleg met de organisaties van vrije-beroepsbeoefenaren in het betrokken eilandgebied die daarvoor naar het oordeel van het Bestuurscollege in aanmerking komen. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) wordt in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen onder beschikking verstaan: een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling die niet van algemene strekking is. Ingevolge artikel 7, eerste lid, kunnen natuurlijke personen of rechtspersonen, die door een beschikking rechtstreeks in hun belang zijn getroffen, daartegen beroep instellen bij het Gerecht. 2.2. Appellante klaagt dat het Gerecht het besluit van 3 november 2004 ten onrechte niet als beschikking in de zin van artikel 3, eerste lid, van de Lar heeft aangemerkt. 2.3. Dit betoog faalt. Dat besluit is genomen krachtens artikel 2 van de Prijzenverordening en stelt de maximaal voor MRI- en MRA-scans in het Eilandgebied Curaçao in rekening te brengen tarieven vast. Het richt zich aldus tot alle bestaande en toekomstige aanbieders van de desbetreffende diensten op Curaçao. Dat mogelijk op dit moment, als gesteld, in feite slechts één zodanige aanbieder op Curaçao aanwezig is, maakt dat niet anders. Gelet hierop, heeft het Gerecht op goede gronden terecht overwogen dat het van algemene strekking is en derhalve geen beschikking, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Lar. 2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van het Gerecht dient te worden bevestigd. 2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier. w.g. Ter Berg Voorzitter w.g. Martinez griffier Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2006