Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG1547

Datum uitspraak2008-10-24
Datum gepubliceerd2008-10-24
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers155013/07-132
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

Wraking. De uitlatingen op de terechtzitting kunnen worden opgevat als een verzoek tot wraking. Verzoeker heeft geen belang meer bij zijn verzoek en wordt hierin niet-ontvankelijk verklaard. De wrakingskamer kon op het verzoek niet eerder beslissen, omdat verzoeker hoger beroep had ingesteld. De kantonrechter heeft de leiding van het onderzoek op de terechtzitting. Door van die bevoegdheid gebruik te maken geeft de kantonrechter geen blijk van vooringenomenheid.


Uitspraak

beschikking RECHTBANK ARNHEM Wrakingskamer zaaknummer / rekestnummer: 155013 / 07-132 Beschikking van 24 oktober 2008 inzake [verzoeker], wonende te Malden, verzoeker tot wraking, en MR. [A], in zijn hoedanigheid van rechter in de zaak met het parketnummer 641533-06. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de wrakingsprocedure blijkt uit: - de aantekeningen van de strafzitting van 11 april 2007 opgemaakt door de griffier - de brief van verzoeker van 12 april 2007 - de brief van de medewerker sector bedrijfsvoering van de rechtbank van 27 april 2007 - de brief van de medewerker sector bedrijfsvoering van de rechtbank van 20 maart 2008 - de brieven van verzoeker van 29 maart 2008 en 21 april 2008 - de schriftelijke reactie van mr. [A], ingekomen op 8 oktober 2008 - de mondelinge behandeling van het verzoek op 10 oktober 2008. 1.2. Hieronder staan de feiten en overwegingen waarop de uitspraak stoelt. 2. De feiten Verzoeker is op 11 april 2007 gedagvaard ter zitting van de kantonrechter mr. [A] ter zake van een overtreding van artikel 30 WAM. Bij gelegenheid van de behandeling van zijn zaak heeft verzoeker aan mr. [A] te kennen gegeven dat hij een pleitnota wilde voorlezen. Voorts gaf verzoeker aan te beschikken over een verklaring waaruit volgde dat, anders dan hem ten laste was gelegd, zijn auto wel was verzekerd. Mr. [A] heeft daarop verzoeker gevraagd de verklaring over te leggen. Verzoeker heeft dit geweigerd en te kennen gegeven dat hij eerst zijn pleitnota wilde voordragen. Mr. [A] heeft dat laatste niet toegestaan en heeft verzoeker nogmaals verzocht de verklaring over te leggen. Daarop heeft verzoeker de zittingszaal verlaten met de mededeling dat hij geen vertrouwen heeft in deze rechter. Mr. [A] heeft vervolgens vonnis gewezen en verzoeker veroordeeld tot een geldboete van € 320,- subsidiair zes dagen vervangende hechtenis. Verzoeker heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof Arnhem heeft bij arrest van 15 februari 2008 verzoeker vrijgesproken van het tenlastegelegde. zaaknummer / rekestnummer: 155013 / 07-132 2 24 oktober 2008 ________________________________________________________________________________ _ 3. Het verzoek en het verweer 3.1. Verzoeker stelt dat mr. [A] hem niet de gelegenheid heeft gegeven zijn pleitnota voor te lezen met als gevolg dat hij zijn argumenten tegen de tenlastelegging niet naar voren heeft kunnen brengen. Verzoeker geeft aan dat hij om die reden zijn vertrouwen in mr. [A] heeft opgezegd en daarmee mr. [A] heeft gewraakt. Bij gelegenheid van de behandeling ter zitting van het verzoek heeft verzoeker nog aangevoerd dat hij het nut van de onderhavige behandeling niet inziet, omdat hij inmiddels door het gerechtshof te Arnhem is vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. 3.2. Mr. [A] voert verweer. Hij betwist dat de uitlatingen van verzoeker ter zitting als een wrakingsverzoek moesten worden opgevat. Indien dat wel zo was geweest dan had, volgens mr. [A], het gerechtshof de zaak niet zelf afgedaan, maar teruggewezen naar de kantonrechter omdat deze, gelet op het wrakingsverzoek, geen vonnis had mogen wijzen. Verder stelt mr. [A] dat verzoeker, pas nadat hij de inhoud van het vonnis had vernomen, met zoveel woorden heeft verklaard de kantonrechter te wraken, zodat het verzoek te laat is gedaan. 4. De motivering van de beslissing 4.1. Gelet op artikel 512 Wetboek van Strafvordering (Sv.) dient in een wrakingsprocedure te worden beslist of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. 4.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid bij de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (en artikel 14 lid 1 Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten) dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. 4.3 De wrakingskamer zal eerst beoordelen of de uitlatingen die verzoeker ter zitting van de kantonrechter heeft gedaan kunnen worden opgevat als een verzoek tot wraking van mr. [A]. De wrakingskamer overweegt het volgende. Vaststaat dat verzoeker bij de behandeling ter zitting van de kantonrechter heeft verklaard dat hij geen vertrouwen had in mr. [A]. Dit is gebeurd nadat mr. [A] verzoeker te kennen had gegeven dat hij zijn pleitnota (nog) niet mocht voorlezen. Door, onder deze omstandigheid, het vertrouwen in mr. [A] op te zeggen, heeft verzoeker te kennen gegeven de onpartijdigheid van mr. [A] in twijfel te trekken. Naar het oordeel van de wrakingskamer kan dit worden opgevat als een verzoek tot wraking ter zitting. Anders dan mr. [A] is de wrakingskamer van oordeel dat uit de omstandigheid dat het gerechtshof te Arnhem de zaak onder zich heeft gehouden, niet kan worden afgeleid dat geen sprake is geweest van een (geldig) wrakingsverzoek, reeds omdat niet is gebleken dat het gerechtshof met het wrakingsverzoek bekend was. 4.4 Gegeven de deugdelijkheid van het wrakingsverzoek, moet vervolgens worden bezien of verzoeker in zijn verzoek kan worden ontvangen. De wrakingskamer overweegt daarover het volgende. Een wrakingsverzoek beoogt de onpartijdigheid van een rechter in een zaak ter discussie te stellen en in het verlengde daarvan te bewerkstelligen dat een andere rechter over de zaak oordeelt. Wat betreft zaaknummer / rekestnummer: 155013 / 07-132 3 24 oktober 2008 ________________________________________________________________________________ _ dit laatste moet worden geconstateerd dat zulks in de onderhavige zaak niet meer mogelijk is. Mr. [A] heeft vonnis gewezen en het gerechtshof heeft in hoger beroep, zonder zich over het wrakingsverzoek uit te laten, dat vonnis vernietigd en verzoeker vrijgesproken. Nu niet is gebleken dat cassatieberoep is ingesteld, is verzoekers zaak geëindigd. Daarmee is het doel dat aan het wrakingsverzoek ten grondslag lag, namelijk het laten beoordelen van de zaak door een andere rechter dan mr. [A], komen te vervallen. Dit betekent dat verzoeker geen belang meer heeft bij zijn verzoek en daarin dus niet-ontvankelijk moet worden verklaard. 4.5 De wrakingskamer overweegt nog het volgende. Nadat door verzoeker het wrakingsverzoek was ingediend had daarop zo spoedig mogelijk moeten worden beslist. Dat dit in het gegeven geval niet mogelijk was, vindt daarin zijn oorzaak dat mr. [A] inmiddels vonnis had gewezen en verzoeker daartegen hoger beroep had ingesteld. De wrakingskamer was genoodzaakt de uitspraak in het hoger beroep af te wachten, voordat zij op het aan haar voorgelegde wrakingsverzoek kon beslissen. 4.6 De wrakingskamer overweegt overigens nog het volgende. Kennelijk wilde mr. [A] ter zitting eerst een onderzoek naar de feiten instellen en verzocht hij, toen bleek dat verzoeker kennelijk over een artikel 30 WAM-verklaring beschikte, deze verklaring eerst over te leggen. Door eerst overlegging van die verklaring te wensen maakte mr. [A] een terecht gebruik van zijn bevoegdheid tot leiding van het onderzoek op de terechtzitting (zie art. 272 in samenhang met art. 398 Wetboek van Strafvordering). Verzoeker kon dus niet eisen dat hij eerst zijn pleitnota mocht voorlezen, alvorens de WAM-verklaring te tonen. Door die gang van zaken niet toe te staan, heeft mr. [A] dan ook geen blijk gegeven van vooringenomenheid. 5. De beslissing De rechtbank verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking. Deze beschikking is gegeven door mrs. E.G. Smedema, C. van Linschoten en G. Noordraven en in het openbaar uitgesproken op 24 oktober 2008. de griffier de voorzitter Coll. JO