
Jurisprudentie
BG1559
Datum uitspraak2008-10-21
Datum gepubliceerd2008-10-27
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/3626 WWB
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-27
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/3626 WWB
Statusgepubliceerd
Indicatie
Geen hoger beroep kan worden ingesteld tegen een verzetuitspraak van de rechtbank. Geen doorbreking appelverbod.
Uitspraak
08/3626 WWB
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 28 april 2008, 07/4604 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente ’s-Gravenhage (hierna: College)
Datum uitspraak: 21 oktober 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft I.T. Martens hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2008. Voor appellant is verschenen I.T. Martens. Het College heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank, met toepassing van artikel 8:55, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) het verzet van appellant tegen de met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb gedane uitspraak van de rechtbank van 27 september 2007 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het verzet behandeld ter zitting van 11 maart 2008, waar de gemachtigde van appellant is verschenen.
1.2. Ingevolge artikel 18, tweede lid, aanhef en onder c, van de Beroepswet kan geen hoger beroep worden ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank als bedoeld in artikel 8:55, vijfde lid, van de Awb.
1.3. Volgens vaste rechtspraak van de Raad bestaat aanleiding voor doorbreking van dit appelverbod, indien moet worden geoordeeld dat bij de totstandkoming van een in hoger beroep aangevallen uitspraak van de rechtbank sprake is geweest van een zo ernstige schending van de goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, dat van een eerlijk en onafhankelijk proces geen sprake kan zijn geweest. Daarvan is met betrekking tot de - thans - aangevallen uitspraak echter niet gebleken. De Raad volgt de gemachtigde van appellant niet in zijn betoog dat de rechtbank in de procedure die heeft geleid tot de aangevallen uitspraak ten onrechte het beginsel van hoor en wederhoor niet heeft toegepast. De Raad stelt op grond van de gedingstukken vast dat het College verweer heeft gevoerd in de procedure die heeft geleid tot de uitspraak van de rechtbank van 27 september 2007 en voorts dat de gemachtigde van appellant in de procedure die heeft geleid tot de aangevallen uitspraak ter zitting is gehoord. Van schending van het beginsel van hoor en wederhoor is naar het oordeel van de Raad dan ook geen sprake.
1.4. De Raad laat de grief van appellant dat de rechtbank bij haar uitspraak van 27 september 2007 ten onrechte tot kennelijke ongegrondverklaring van het beroep is gekomen, buiten bespreking, nu met die grief in wezen wordt beoogd voornoemde uitspraak in de beoordeling van de Raad te betrekken, hetgeen gelet op hetgeen hiervoor is overwogen niet mogelijk is.
1.5. Uit de overwegingen 1.2 tot en met 1.4 vloeit voort dat de Raad zich onbevoegd dient te verklaren.
1.6. De Raad ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk als voorzitter en C. van Viegen en J.F. Bandringa als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van N.L.E.M. Bynoe als griffier, uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2008.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) N.L.E.M. Bynoe.
IJ