
Jurisprudentie
BG1560
Datum uitspraak2008-10-13
Datum gepubliceerd2008-10-27
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/3762 WWB
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-27
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/3762 WWB
Statusgepubliceerd
Indicatie
Afwijzging aanvraag. Betrokkene heeft niet aangetoond dat hij woonachtig is op het door hem bij de aanvraag om bijstand opgegeven adres.
Uitspraak
07/3762 WWB
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 31 mei 2007, 07/90 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede (hierna: College)
Datum uitspraak: 13 oktober 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. E. Osinga, advocaat te Utrecht hoger beroep ingesteld.
Het College heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 september 2008. Voor appellant is verschenen mr. R.P. Adema, advocaat te Utrecht. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Klok, werkzaam bij de gemeente Ede.
II. OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1. Bij besluit van 30 augustus 2006 heeft het College afwijzend beslist op de door appellant op 27 juli 2006 gedane aanvraag om (algemene) bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Het College heeft daartoe overwogen dat uit onderzoek niet is gebleken dat appellant woont op het door hem bij de aanvraag opgegeven adres, [adres]. Appellant heeft de op hem rustende inlichtingenverplichting als bedoeld in artikel 17 van de WWB geschonden als gevolg waarvan het recht op bijstand niet kan worden beoordeeld.
1.2. Bij besluit van 23 november 2006 heeft het College het bezwaar tegen het besluit van 30 augustus 2006 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van
23 november 2006 ongegrond verklaard.
2.1. Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen deze uitspraak gekeerd.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1. De rechtbank heeft - samengevat weergegeven - overwogen dat appellant inzake zijn verblijfadres onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft. Appellant was aanwezig in de woning van zijn echtgenote, heeft meegedeeld dat hij in de woning van zijn dochter overnacht en is niet aangetroffen in de woning op het adres [adres], het adres van zijn ouders. Voorts heeft zijn broer verklaard dat appellant niet op het opgegeven adres woonde, maar dat adres slechts als postadres gebruikte. Ook in de fase van het bezwaar heeft appellant de twijfel omtrent het door hem gestelde woonadres niet weggenomen. De rechtbank heeft ten slotte geen waarde gehecht aan de in bezwaar overgelegde verklaring van de broer van appellant waarin deze aangeeft dat hij terugkomt van de door hem eerder gedane uitlatingen.
3.2. Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat het College zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellant niet heeft aangetoond dat hij woonachtig is op het door hem bij de aanvraag om bijstand opgegeven adres. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank waarop dit oordeel is gebaseerd. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd - in essentie een herhaling van wat in beroep bij de rechtbank is aangevoerd - heeft de Raad niet tot een ander oordeel geleid.
3.3. De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden bevestigd.
4. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door Th.C. van Sloten. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C. de Blaeij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2008.
(get.) Th.C. van Sloten.
(get.) C. de Blaeij.
KR