Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG1565

Datum uitspraak2008-10-22
Datum gepubliceerd2008-10-27
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/2687 + 07/2688 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Nader besluit tijdens beroep: herziening WAO-uitkering; onveranderd voor 35 tot 45% arbeidsongeschikt. Betrokkene heeft noch in beroep noch in hoger beroep medische stukken in geding gebracht waaruit volgt dat de voor hem vastgestelde belastbaarheid onjuist is.


Uitspraak

07/2687 + 07/2688 WAO Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 3 mei 2007, 06/1041 en 07/367 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 22 oktober 2008 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Partijen hebben schriftelijk toestemming verleend voor afdoening buiten zitting. Gelet op de verleende toestemming heeft de Raad het onderzoek gesloten. II. OVERWEGINGEN 1. Bij besluit van 11 mei 2006 heeft het Uwv de uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), welke laatstelijk werd berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 45%, met ingang van 12 juli 2006 ingetrokken, onder de overweging dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant met ingang van laatstgenoemde datum minder dan 15% is. 2. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar maakt, welk bezwaar bij besluit van 21 augustus 2006, hierna: bestreden besluit 1, gegrond is verklaard. In dat besluit heeft het Uwv zich op het standpunt gesteld dat appellant op en na 12 juli 2006 onveranderd voor 35 tot 45% arbeidsongeschikt in de zin van de WAO is te achten, maar dat de uitkering van appellant met ingang van 22 oktober 2006 wordt herzien naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%. 3.1. Hangende het door appellant tegen bestreden besluit 1 ingestelde beroep bij de rechtbank heeft het Uwv bij besluit van 30 maart 2007 (hierna: bestreden besluit 2) bestreden besluit 1 gewijzigd, in die zin dat appellant per 22 oktober 2006 onveranderd voor 35 tot 45% arbeidsongeschikt wordt geacht. Aan deze wijziging ligt de uitspraak van de Raad van 2 maart 2007, LJN AZ9652, waarin de maximeringsbepalingen van het Schattingsbesluit onverbindend zijn verklaard, ten grondslag. 3.2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen bestreden besluit 1, onder toepassing van de artikelen 6:18 en 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), mede gericht geacht tegen bestreden besluit 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 1 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. De rechtbank heeft tevens een beslissing omtrent vergoeding van het griffierecht gegeven. Het beroep tegen bestreden besluit 2 heeft de rechtbank bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. 3.3. De rechtbank heeft – kort gezegd – de medische grondslag van bestreden besluit 1 onderschreven en geoordeeld dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies in medisch opzicht voor appellant geschikt zijn te achten. Gelet echter op het gegeven dat het Uwv heeft erkend dat de toegepaste maximering niet is toegestaan, heeft de rechtbank het beroep tegen bestreden besluit 1 gegrond verklaard en dit besluit vernietigd. Het beroep tegen bestreden besluit 2 heeft de rechtbank onder verwijzing naar de overwegingen ten aanzien van het medisch en arbeidskundige aspect met betrekking tot bestreden besluit 1 ongegrond verklaard. 4. Appellant heeft in hoger beroep – kort weergegeven – aangevoerd dat hij wegens rugklachten en diverse breuken belemmeringen ondervindt in zijn dagelijks functioneren. 5.1. De Raad overweegt als volgt. 5.2. De Raad kan zich vinden in het hierboven weergegeven oordeel van de rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd bevat, in vergelijking met zijn stellingname in eerste aanleg, geen nieuwe gezichtspunten en heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel van de rechtbank. De Raad merkt hierbij op dat appellant noch in beroep noch in hoger beroep medische stukken in geding heeft gebracht waaruit volgt dat de voor hem vastgestelde belastbaarheid onjuist is. 5.3. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. 6. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door H. Bolt. De beslissing is, in tegenwoordigheid van Y. van der Zaan-van Arnhem als griffier, uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2008. (get.) H. Bolt. (get.) Y. van der Zaan-van Arnhem. TM