Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG1568

Datum uitspraak2008-10-13
Datum gepubliceerd2008-10-27
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/3813 WWB
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor verhuis- en inrichtingskosten. Geen medische noodzaak voor verhuizing.


Uitspraak

07/3813 WWB Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 23 mei 2007, 06/1938 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht (hierna: College) Datum uitspraak: 13 oktober 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. I. Wudka, advocaat te Maastricht, hoger beroep ingesteld. Het College heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 september 2008. Voor appellante is verschenen mr. Wudka. Het College heeft zich laten vertegenwoordigen door L.B.W. Heuts, werkzaam bij de gemeente Maastricht. II. OVERWEGINGEN 1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden. 1.1. Appellante heeft op 21 juni 2005 een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB) in verhuis- en inrichtingskosten. 1.2. Bij besluit van 28 juni 2005 heeft het College deze aanvraag afgewezen. 1.3. Bij besluit van 25 juli 2006 heeft het College het tegen het besluit van 28 juni 2005 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. 2. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 25 juli 2006 ongegrond verklaard. 3. De Raad komt tot de volgende beoordeling. 3.1. In artikel 35, eerste lid, van de WWB is bepaald dat, onverminderd paragraaf 2.2, de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, van de WWB en artikel 34, tweede lid, van de WWB niet van toepassing zijn. 3.2. De Raad is van oordeel dat bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de WWB eerst beoordeeld dient te worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de alleenstaande of het gezin noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. 3.3. Niet in geschil is dat de kosten waarvoor appellante bijzondere bijstand heeft aangevraagd zich voordoen. Anders is dat met betrekking tot het antwoord op de vraag of die kosten noodzakelijk zijn. Appellante heeft gesteld dat de woning te vochtig en te donker was en bovendien is gelegen aan een voor haar te drukke weg. In verband met haar psychische klachten is verhuizing uit de woning voor haar aangewezen. Appellante heeft hierbij verwezen naar een verklaring van haar huisarts. 3.4. De Raad kan zich evenwel verenigen met het oordeel van de rechtbank - en in de overwegingen waarop dit oordeel rust - dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de verhuizing van appellante sprake was van een medische noodzaak voor die verhuizing. Ook de Raad verwijst in dit verband naar de door het College naar aanleiding van de aanvraag en naar aanleiding van het bezwaar ingewonnen medische adviezen. Uit deze adviezen, die naar het oordeel van de Raad op deugdelijke wijze zijn tot stand gekomen, kan worden afgeleid dat er geen causaal verband bestaat tussen de door appellante gestelde gezondheidsklachten en haar woonsituatie. In hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd ziet de Raad geen aanleiding voor een ander oordeel dan waartoe de rechtbank is gekomen. 3.5. De verhuiskosten die appellante heeft gemaakt zijn dan ook niet aan te merken als noodzakelijke kosten in de zin van artikel 35, eerste lid, van de WWB, zodat reeds hierom geen recht bestond op bijzondere bijstand voor die kosten. Het voorgaande betekent dat het College de aanvraag van appellante terecht heeft afgewezen. 3.6. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking. 3.7. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door Th.C. van Sloten. De beslissing is, in tegenwoordigheid van C. de Blaeij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 13 oktober 2008. (get.) Th.C. van Sloten. (get.) C. de Blaeij. KR