
Jurisprudentie
BG1595
Datum uitspraak2008-10-15
Datum gepubliceerd2008-10-27
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08 / 967 WW44 V1 V
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-27
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08 / 967 WW44 V1 V
Statusgepubliceerd
Indicatie
Voor de realisering van een Senioren Ontmoetingsplek (SOP) heeft de gemeente een vrijstelling en bouwvergunning verleend. Bij de beoordeling door verweerder of vrijstelling wordt verleend, dient een belangenafweging plaats te vinden. De SOP is tot stand gekomen door middel van een project Buurt in Actie. Bij de belangenafweging is mede van belang in hoeverre de SOP voldoet aan de criteria, zoals deze gelden bij uitvoering van de Buurt in Actie. Hier lijkt onvoldoende onderzoek naar te zijn gedaan.
Uitspraak
RECHTBANK ALMELO
Sector bestuursrecht
Registratienummer: 08 / 967 WW44 V1 V
uitspraak van de voorzieningenrechter als bedoeld in artikel 8:84 Algemene wet bestuursrecht
in het geschil tussen:
A en B,
beide wonende te Z, verzoekers,
en
Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Enschede,
gevestigd te Enschede, verweerder,
gemachtigde: C.
Derde belanghebbende:
gemeente Enschede (vergunninghouder),
gemachtigden: D en E.
1. Besluit waarop het verzoek betrekking heeft
Besluit van verweerder van 29 april 2008.
2. Procesverloop
Bij bezwaarschriften van 10 en 25 juni 2008 hebben verzoekers tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bij verzoekschrift van 10 september 2008 is aan de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen inhoudende dat niet gestart mag worden met de bouw van de Senioren Ontmoetingsplek (verder: SOP) totdat op het bezwaar en eventueel (hoger) beroep is beslist.
Verweerder heeft bij brief van 12 september 2008 de rechtbank bericht dat de realisering van een SOP op het veld langs de J.J. van Deinselaan te Enschede op te schorten tot uitspraak is gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is behandeld ter openbare zitting van de voorzieningenrechter van 8 oktober 2008. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt
3. Overwegingen
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, door de indiener van het bezwaarschrift aan de voorzieningenrechter van de rechtbank een voorlopige voorziening worden gevraagd.
Bij de beoordeling van een zodanig verzoek dient te worden nagegaan of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist.
Voor zover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt uitgesproken dat tevens het onderwerp van de bezwarenprocedure raakt, heeft dit oordeel een voorlopig karakter.
Gelet hierop dient in het onderhavige geding de vraag te worden beantwoord of onverwijlde spoed vereist dat het besluit van 29 april 2008, inhoudende het verlenen van een vrijstelling en bouwvergunning ten behoeve van een SOP, wordt geschorst dan wel dat anderszins een voorlopige voorziening wordt getroffen.
Verzoekers hebben het volgende aangevoerd. De locatie voor de SOP voldoet niet aan de handreiking zoals deze is opgesteld door Gedeputeerde Staten. Verder is de toegevoegde waarde van de SOP onvoldoende gebleken. Er staan nu op de plek drie banken. Deze worden zelden door de buurtbewoners gebruikt. Indien er zaken door de buurtbewoners besproken moeten worden kunnen zij dit ook op een andere plek doen. Verzoekers vrezen verder overlast en vernieling aan de SOP. Voor het realiseren van de SOP is dan ook geen enkel draagvlak bij de buurtbewoners. Er is bij de besluitvorming geen sprake geweest van goede belangenafweging. Tot slot stellen verzoekers dat de grootte van de SOP is 6 x 3 x 3 meter is. Dit staat in geen verhouding met de omgeving.
Verweerder stelt zich op het volgende standpunt. De SOP is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Gedeputeerde Staten hebben in de “handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen” bepaald dat bepaalde (bouw)projecten met bijzondere doeleinden in aanmerking komen voor toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (verder: WRO). Eén van de bijzondere doeleinden zijn recreatieve voorzieningen. Het bouwplan is als zodanig aan te merken, zodat vrijstelling en bouwvergunning verleend kunnen worden. Volgens verweerder is er verder wel behoefte aan de SOP. Een groep senioren maakt gebuik van de drie bankjes die er nu staan. Zij hebben aangegeven dat zij ook graag bij elkaar willen komen als er sprake is van minder goed weer. Verder is er sprake van een pakket aan maatregelen om eventuele overlast te voorkomen en tegen te gaan. Het verzoek voor een voorlopige voorziening dient te worden afgewezen.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
In artikel 44 Woningwet is bepaald dat een bouwvergunning slechts mag en moet worden geweigerd indien, onder meer, het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan.
Niet in geschil is dat er strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Wooldrik-Hogeland Zuid”. De voorzieningenrechter onderschrijft dat standpunt. De beoogde locatie van de SOP heeft als bestemming recreatieve voorzieningen. Op grond van artikel 14.1.1 van de bestemmingsplanvoorschriften zijn deze gronden onder andere bestemd voor recreatieve voorzieningen uit de categorieën 1 en 2 van de in bijlage A van de bestemmingsplanvoorschriften onder de hoofdrubriek Recreatieve voorzieningen genoemde voorzieningen met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, zoals in- en uitritten, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen, genoemd in de categorieën 1 en 2 uit de hoofdrubriek Nutsvoorzieningen van de bij de bestemmingsplanvoorschriften behorende bijlage A. De SOP is niet opgenomen in één van de genoemde categorieën. Reeds hierom is plaatsing van de SOP in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Bovendien is de SOP aan te merken als een gebouw.
Een gebouw is op grond van artikel 14.2.2, eerste lid, van de bestemmingsplanvoorschriften alleen toegestaan binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak. De beoogde locatie van de SOP valt buiten het bouwvlak, waardoor sprake is van strijd met het bestemmingsplan.
Strijd met het bestemmingsplan kan echter worden opgeheven door het verlenen van een vrijstelling van het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Dit kan onder andere op grond van artikel 19, tweede lid, WRO. Hierin is bepaald dat vrijstelling kan worden verleend in door Gedeputeerde Staten, in overeenstemming met de inspecteur, aangegeven categorieën van gevallen.
In geschil is of de bouwaanvraag van de SOP valt onder één van de nader omschreven categorieën, zoals deze voor de toepassing van artikel 19, tweede lid, WRO door Gedeputeerde Staten zijn vastgesteld in de “Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen”.
In de “Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen” is onder andere het volgende opgenomen:
Voor toepassing van artikel 19, lid 2 WRO gaat het om de volgende categorieën van gevallen:
II. Vrijstellingen voor een aantal nader omschreven projecten (zoals aangegeven in de
provinciale vrijstellingenlijst van april 2005)
A. Projecten in bestaand stedelijk gebied (bebouwde kom)
Bijzondere doeleinden
(bouw)projecten (waaronder wijziging van het gebruik) voor lokale educatieve, sociale
en/of medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve en welzijnsvoorzieningen alsmede overige maatschappelijke voorzieningen met bijbehorende
voorzieningen als wegen en groen, dit met uitzondering van projecten op een bedrijfsterrein
en mits het gaat om projecten die behoren tot categorie 1 en 2 of projecten die qua aard en
milieuhinder vergelijkbaar zijn met deze categorieën, dit zoals bedoeld in de brochure
“Bedrijven en milieuzonering” van de VNG.
Niet in geschil is dat de locatie van de SOP is gelegen in “bestaand stedelijk gebied (bebouwde kom)”. Gelet op het doel van de SOP (een ontmoetingsplek voor ouderen en jongeren) kan verweerder zich op het standpunt stellen dat de SOP valt onder de recreatieve voorzieningen, zoals opgenomen in de categorie Bijzondere doeleinden van de “Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen”.
De voorzieningenrechter gaat op grond van het voorgaande er vanuit dat de bouwaanvraag valt onder één van de nader omschreven categorieën, zoals deze voor de toepassing van artikel 19, tweede lid, WRO door Gedeputeerde Staten zijn vastgesteld.
Daarnaast is in artikel 19, tweede lid, WRO bepaald dat het bouwplan moet zijn voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. In jurisprudentie is bepaald dat naarmate de inbreuk op de bestaande (planologische) situatie van het beoogde bouwplan groter is, er hogere eisen gesteld worden aan de ruimtelijke onderbouwing. Verweerder heeft gesteld dat de inbreuk op de bestaande (planologische) situatie van het bouwplan gering is. Verweerder heeft ter motivering gewezen op het bouwplan waarin is bepaald dat de wanden van de SOP transparant dienen te zijn.
Bovendien acht verweerder de SOP passend op de beoogde locatie. Daarnaast is uit de gedingstukken en de behandeling ter zitting gebleken dat op de beoogde locatie al drie bankjes zijn geplaatst, waar ook gebruik van wordt gemaakt. Er is al sprake van een bouwwerk op de beoogde plek. Bovendien heeft de vrijstelling betrekking op een recreatieve voorziening, zoals opgenomen in de categorie Bijzondere doeleinden van de “Handreiking en beoordeling ruimtelijke plannen”. De vrijstelling wordt derhalve verleend voor een doeleinde die in het verlengde ligt van de ter plaatse geldende bestemming recreatieve voorzieningen, welke voorzieningen nader omschreven zijn in artikel 14.1.1 van de bestemmingsplanvoorschriften. De inbreuk op de (planologische) situatie lijkt dan ook gering, zodat geen hoge eisen aan de ruimtelijke onderbouwing gesteld hoeven te worden.
Gelet op de nu bekende feiten en de gegeven motivering is de voorzieningenrechter van oordeel dat de ruimtelijke onderbouwing van het bouwplan voldoende gemotiveerd is.
Bij de beoordeling door verweerder of vrijstelling wordt verleend, dient tevens een belangenafweging plaats te vinden.
Hierbij is van belang dat het initiatief van de SOP afkomstig is van Buurt in Actie. In het kader van Buurt in Actie is een budget voor de wijk Diekman Noord beschikbaar gesteld. Bewoners van de wijk kunnen voorstellen doen om hiermee de leefbaarheid en veiligheid in de wijk te vergroten. Uit de gedingstukken is verder gebleken dat dergelijke initiatieven een meerwaarde voor, in dit geval, de wijk Diekman Noord dienen te hebben. De besluitvorming van Buurt in Actie voorziet niet in de mogelijkheid om op grond van de Awb bezwaar en beroep in te stellen.
De bouwaanvraag voor de SOP is ingediend om de leden van de zogenaamde “technische commissie” bij slecht weer de mogelijkheid te geven om samen te komen. Deze leden komen op deze plek samen omdat dit in de nabijheid is van het oude Diekman-stadion. Tijdens de behandeling ter zitting is gebleken dat niet alle leden uit de wijk Diekman Noord komen. Verzoekers stellen dat hooguit twee leden afkomstig zijn uit de wijk. Verweerder en de vergunninghouder hebben hier geen nadere gegevens over kunnen geven. Evenmin blijkt uit de stukken en het verhandelde ter zitting welke waarde de “technische commissie” zelf hecht aan het bouwplan. Het initiatief is niet van de technische commissie afkomstig. Verweerder en de vergunningshouder hebben erop gewezen dat bij de bewoners van de wijk ook behoefte is aan een SOP. Het is de hoop en verwachting van vergunninghouder dat de buurt van de SOP als ontmoetingsplaats gebruik zal gaan maken. De behoefte en het daarmee samenhangende verwachte gebruik van de SOP zijn echter door verweerder niet onderzocht. Uit het verslag van de informatieavond van 2 oktober 2007 is ook niet af te leiden dat de bewoners behoefte hebben aan de SOP. Zoals de zaken er nu voorstaan lijkt het erop dat enerzijds de beoogde gebruikers voor een groot gedeelte van buiten de wijk afkomstig zijn. Anderzijds kan de behoefte aan de SOP in de wijk niet met objectieve gegevens worden onderbouwd. Het is de vraag of de SOP hiermee voldoet aan de criteria, zoals deze gelden bij uitvoering van de Buurt in Actie. Er lijkt bij de totstandkoming voor het verlenen van de vrijstelling en bouwvergunning onvoldoende onderzoek te zijn gedaan naar het belang met het oog waarop vrijstelling en bouwvergunning is verleend. Van een zorgvuldige belangenafweging kan in dat geval geen sprake zijn.
Gelet op het voorgaande kan het verzoek om voorlopige voorziening worden toegewezen als na te melden.
Op grond van het voorgaande ziet de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb, aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die verzoekers redelijkerwijs hebben moeten maken voor de behandeling van dit verzoek, bestaande uit de reiskosten ten bedrage van €15,30. De voorzieningenrechter ziet bovendien aanleiding met toepassing van art. 8:82, vierde lid, Awb te bepalen dat het door verzoekers betaalde griffierecht van € 145,-- door verweerder wordt vergoed.
4. Beslissing
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Almelo,
Recht doende:
1. wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe en schorst het besluit van verweerder van 29 april 2008, inhoudende de verlening van vrijstelling en bouwvergunning voor de SOP (kenmerk 20074453 BWT/pm), tot zes weken nadat op het bezwaar van verzoekers zal zijn beslist;
2. veroordeelt de gemeente Enschede in de door verzoeker gemaakte proceskosten, welke kosten worden bepaald op € 15,30 aan reiskosten.
3. bepaalt dat de gemeente Enschede aan verzoekers het betaalde griffierecht van € 145,-- vergoedt.
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.
Aldus gegeven door mr. R.J. Jue, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Lambers als griffier en in het openbaar uitgesproken op15-10-2008.
Afschrift verzonden op 15-10-2008
AB