Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG1694

Datum uitspraak2008-08-01
Datum gepubliceerd2008-10-28
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
ZaaknummersAvnr:10360
Statusgepubliceerd


Indicatie

Geen hogere vergoeding dan gebruikelijke ter zake publiciteitsschade en gemiste toeslag over overuren, nu de door appellant gestelde schade die daartoe zou nopen, niet zo zeer het gevolg is van de ondergane verzekering als wel van de verdenking en vervolging ter zake van het aan die verzekering ten grondslag liggende strafbare feit Geen vergoeding voor het extra gebruik door appellant van zijn personenauto, nu onvoldoende is komen vast te staan dat deze kosten in direct causaal verband staan tot de door appellant ondergane verzekering. Gelet op het feit dat appellant als politieambtenaar werkzaam is, acht het hof gronden van billijkheid aanwezig om aan appellant een hogere vergoeding toe te kennen dan de standaardvergoeding die pleegt te worden toegekend voor de schade welke tengevolge van de ondergane verzekering is geleden.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE ARNHEM Pkn: 08/000139-04 Avnr: 10360 Het gerechtshof Arnhem heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door [naam appellant], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [adres appellant], hierna te noemen appellant. Het hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Almelo van 14 december 2005 houdende de beslissing op een verzoek ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 6 juni 2006 de advocaat-generaal en appellant, bijgestaan door mr [naam raadsvrouw], advocaat te [plaatsnaam]. Het hof heeft kennis genomen van: - het verzoekschrift van appellant, ingediend op 21 september 2005 ter griffie van de rechtbank Almelo door voornoemde mr [naam raadsvrouw]; - het proces-verbaal van de behandeling van het verzoek door de rechtbank; - voormelde beschikking van de rechtbank; - de akte van 28 december 2005 opgemaakt door de griffier van de rechtbank te Almelo, waarbij namens appellant hoger beroep werd ingesteld tegen voormelde beschikking; - de overige zich in het dossier bevindende stukken. OVERWEGINGEN 1. Het hoger beroep is tijdig ingesteld. 2. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank aan appellant een vergoeding van € 285,- toegekend ter zake van schade als gevolg van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. 3. Namens appellant is als grief tegen de beschikking van de rechtbank aangevoerd dat de rechtbank de publiciteitsschade, de extra vergoeding, bestaande uit inkomstenderving en ideële schade, en de kosten voor het extra gebruik van de personenauto niet heeft meegenomen. Overigens heeft de raadsvrouw van appellant volhard bij hetgeen in het inleidend verzoekschrift is aangevoerd en verzocht. 4. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beschikking waarvan beroep. 5. Op grond van het bepaalde in artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering kan de rechter aan de gewezen verdachte, in het geval de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten, een vergoeding toekennen voor schade die hij heeft geleden ten gevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. Naar het oordeel van het hof doet zich een dergelijke situatie hier voor. 6. Appellant is op 1 juni 2004 in verzekering gesteld. De inverzekeringstelling is geëindigd op 3 juni 2004. Derhalve heeft appellant drie dagen in verzekering doorgebracht. Deze dagen heeft hij in een politiecel verbleven. 7. Het hof ziet geen aanleiding om ter zake de publiciteitsschade, de extra vergoeding, bestaande uit gederfde inkomsten en ideële schade zoals door verzoeker in de onderhavige procedure opgevoerd, en de gemiste toeslag over de overuren een hogere vergoeding toe te kennen dan de gebruikelijke, nu de door appellant gestelde schade die daartoe zou nopen, niet zo zeer het gevolg is van de ondergane verzekering als wel van de verdenking en vervolging ter zake van het aan die verzekering ten grondslag liggende strafbare feit. 8. Het hof is van oordeel dat geen redenen aanwezig zijn om aan appellant een vergoeding toe te kennen voor het extra gebruik van zijn personenauto, nu onvoldoende is komen vast te staan dat deze kosten in direct causaal verband staan tot de door appellant ondergane verzekering. 9. Naar het oordeel van het hof zijn er alle omstandigheden in aanmerking genomen, in het bijzonder gelet op het feit dat appellant als politieambtenaar werkzaam is, gronden van billijkheid aanwezig om aan appellant een hogere vergoeding toe te kennen dan de standaardvergoeding die pleegt te worden toegekend voor de schade welke tengevolge van de ondergane verzekering is geleden. Het hof zal aan appellant € 190,- per dag in verzekering doorgebracht toekennen. Derhalve kan aan appellant worden toegekend € 570,-. 10. Het hof is aldus van oordeel dat de beslissing van de rechtbank vernietigd dient te worden en zal opnieuw recht doen. BESCHIKKENDE Het hof: - vernietigt de beschikking waarvan beroep en kent aan appellant toe op gronden als hiervoor omschreven een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van € 570,= (zegge: vijfhonderdzeventig euro) en gelast de tenuitvoerlegging daarvan; - beveelt de griffier om bovenstaand bedrag over te maken op een nader door appellant op te geven bank- of girorekening. Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mrs E.A.K.G. Ruys, voorzitter, A.G. Coumans en E. van der Herberg, raadsheren, in tegenwoordigheid van J.R.M. Roetgerink, griffier, ondertekend door de voorzitter, zijnde de griffier buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 augustus 2006.