Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG1716

Datum uitspraak2008-10-24
Datum gepubliceerd2008-10-28
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/498 WAZ
Statusgepubliceerd


Indicatie

Weigering WAZ-uitkering. Na blindedarmontsteking met complicaties. Van de zijde van app. zijn geen gegevens overgelegd die doen twijfelen aan de door de verzekeringsarts vastgestelde mogelijkheden. Niet meer geschikt voor het oude beroep van varkenshouder, akkerbouwer en minicampinghouder, maar wel in staat de arbeidsdeskundige voorgehouden functies te vervullen.


Uitspraak

07/498 WAZ Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Naam appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 20 december 2006, 06/2766 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv). Datum uitspraak: 24 oktober 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellant heeft mr. F.A.C. Klaassen, advocaat te Tilburg, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 september 2008. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. D.P.E.D. Meulenberg, kantoorgenoot van zijn gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.E.G. de Jong. II. OVERWEGINGEN 1.1. Appellant is op 7 juli 2004 uitgevallen voor zijn werkzaamheden als varkenshouder, akkerbouwer en minicampinghouder vanwege een blindedarmontsteking met complicaties. 1.2. Bij besluit van 2 januari 2006 is geweigerd aan appellant een uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) toe te kennen, omdat appellant na afloop van de in dit geval geldende wachttijd op 6 juli 2005 minder dan 25% arbeidsongeschikt was. 1.3. Appellant heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Bij besluit van 19 april 2006 heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 19 april 2006, gegrond verklaard omdat pas in beroep het besluit van een toereikende onderbouwing is voorzien. Daarbij is tevens overwogen dat de urenomvang van de maatman ten onrechte door het Uwv was gemaximeerd op 38 uur per week, maar dat het achterwege laten van de maximering niet tot wijziging van de arbeidsongeschiktheids-klasse leidt. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit zijn hierbij in stand gelaten. 3. In hoger beroep is door appellant aangevoerd dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn beperkingen. Vanwege complicaties bij zijn blindedarmontsteking heeft hij buikvliesontsteking gehad, hetgeen heeft geleid tot een buikwandbreuk. Hij is geopereerd ten einde de buikwandbreuk te corrigeren, volgens appellant is de breuk na de operatie groter geworden. Daarnaast is appellant van mening dat er uitgegaan dient te worden van een maatmanomvang van 65 uur per week. 4.1. De Raad stelt vast dat er niet langer een geschil bestaat over de omvang van de maatman. Het Uwv gaat er thans met appellant vanuit dat de maatmanomvang 65 uur bedraagt. Partijen zijn het er nu tevens over eens dat een andere maatmanomvang in deze zaak geen verschil uitmaakt voor de uitkomst van de berekening van appellants mate van arbeidsongeschiktheid. 4.2. Ten aanzien van de medische grondslag van het bestreden besluit overweegt de Raad dat van de zijde van appellant geen gegevens zijn overgelegd die doen twijfelen aan de door de verzekeringsarts vastgestelde mogelijkheden. In de brief van behandelend chirurg J.H. Wijsman van 31 maart 2006 wordt vermeld dat er wegens progressieve toename van de buikwandbreuk besloten is tot een correctie over te gaan met behulp van een kunststof mat. Na de correctie op 28 juni 2005 is appellant nog een keer poliklinisch ter controle gezien waarbij hij het goed maakte. Er was toen geen sprake van recidief herniatie. Daarbij heeft de chirurg aangegeven dat de buikwand uiteraard een zwakke plek blijft. De verzekeringsarts heeft in de zogenoemde functionele mogelijkhedenlijst beperkingen vastgesteld op het gebied van onder meer trillingsbelasting, reiken, buigen, duwen of trekken en tillen of dragen. Daaruit blijkt dat hiermee rekening is gehouden. 4.3. De Raad is van oordeel dat de beschikbare gegevens voldoende steun bieden aan de opvatting van het Uwv dat appellant op de datum in geding, gelet op zijn medische beperkingen, weliswaar niet meer geschikt was voor zijn oude beroep van varkenshouder, akkerbouwer en minicampinghouder, maar wel in staat was de hem door de arbeidsdeskundige voorgehouden functies van parkeercontroleur, portier/toezichthouder en productiemedewerker industrie te vervullen. De resterende verdiencapaciteit bedraagt € 10,77 per uur. 4.4. Vergelijking van het voor appellant geldende maatmaninkomen van € 4,12 per uur met het loon dat hij nog kan verdienen met deze voor hem passend te achten werkzaamheden resulteert in een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 25%. De aangevallen uitspraak komt derhalve voor bevestiging in aanmerking. 5. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet. De beslissing is, in tegenwoordigheid van H.T. van de Erve als griffier, uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2008. (get.) A.T. de Kwaasteniet. (get.) H.T. van de Erve. RB