Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG1756

Datum uitspraak2008-10-17
Datum gepubliceerd2008-11-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers255381/ HARK 08-422
Statusgepubliceerd


Indicatie

Rechtbank als geheel gewraakt: niet mogelijk: verzoek niet-ontvankelijk. Behandelend rechter gewraakt: geen feiten of omstandigheden door gemachtigde aangevoerd die doen twijfelen aan de onpartijdigheid: verzoek afgewezen. Rechter van een andere, eerdere zitting gewraakt: verzoek te laat (pas na een jaar) ingediend: verzoek niet-ontvankelijk + wrakingsverzoek niet mogelijk tegen onjuist geachte rechterlijke uitspraken: niet-ontvankelijk. Teamleider sector bestuursrecht gewraakt: niet gebleken dat het aan onpartijdigheid heeft ontbroken of dat er sprake is geweest van vooringenomenheid: verzoek afgewezen.


Uitspraak

beslissing RECHTBANK UTRECHT Wrakingskamer zaaknummer / rekestnummer: 255381 / HARK 08-422 Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 17 oktober 2008 in de zaken van [x], wonende te [woonplaats], en [y], wonende te [woonplaats], voor wie als gemachtigde optreedt: [naam], hierna te noemen: gemachtigde tegen mr. [rechter 1], rechter in de sector bestuursrecht van de rechtbank Utrecht, hierna te noemen: mr. [rechter 1] en mr. [rechter 2], rechter in de sector bestuursrecht van de rechtbank Utrecht, hierna te noemen: mr. [rechter 2] en mr. [rechter 3], tot 1 oktober 2008 teamleider in de sector bestuursrecht van de rechtbank Utrecht, hierna te noemen: mr. [rechter 3]. 1. De procedure 1.1 Op 19 september 2008 zijn door een enkelvoudige kamer van deze rechtbank, voorgezeten door mr. [rechter 1], behandeld de beroepen ingesteld door [x en y]. Tijdens de zitting heeft gemachtigde namens [x en y] een verzoek tot wraking gedaan. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt. 1.2 Mr. [rechter 1] heeft schriftelijk op het wrakingsverzoek gereageerd en aangegeven niet in de wraking te berusten. Daarbij heeft zij medegedeeld niet op de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek te zullen verschijnen. 1.3 Gemachtigde heeft bij fax d.d. 6 oktober 2008 het verzoek tot wraking schriftelijk toegelicht. Daaruit komt naar voren dat het verzoek tot wraking (mede) de rechtbank, alsmede de mrs. [rechter 2] en [rechter 3] betreft. Het verzoek tot wraking van mr. [rechter 1] is niet ingetrokken. 1.4 De mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking heeft plaatsgevonden op de zitting van 7 oktober 2008. Daarbij waren aanwezig gemachtigde, alsmede [medewerker 1] (seniormedewerkster WOZ/belastingen) en [medewerker 2] (WOZ-taxateur), als vertegen-woordigers van het sectorhoofd Dienstverlening van de gemeente Abcoude. Voorts is daar gehoord mr. [rechter 3]. Hij heeft niet in de wraking berust. Ter zitting heeft gemachtigde mondeling een nadere toelichting op het verzoek tot wraking gegeven. Vervolgens is de uitspraak bepaald op heden. Van deze zitting is proces-verbaal opgemaakt. 2. De feiten 2.1 Gemachtigde heeft op 19 september 2008 ter zitting van de enkelvoudige kamer, voorgezeten door mr. [rechter 1], de rechtbank en mr. [rechter 1] gewraakt en verzocht het geheel voor te leggen aan een andere bevoegde rechterlijke instantie. Ter adstructie van het verzoek zijn stukken overgelegd. 2.2 Uit de door gemachtigde gegeven toelichting op de zitting is gebleken dat hij begrijpt dat het niet mogelijk is de rechtbank als geheel te wraken. Gemachtigde heeft aangegeven dat hij zich genoodzaakt zag mr. [rechter 1] te wraken, maar dat zijn verzoek zich niet tegen haar richt. Gemachtigde twijfelt niet aan de objectiviteit en deskundigheid van deze rechter. Gemachtigde heeft aangegeven dat zijn wrakingsverzoek meer specifiek is gericht is tegen mrs. [rechter 2] en [rechter 3]. 2.3 Gemachtigde heeft toegelicht dat het verzoek voor zover het betrekking heeft op mr. [rechter 2] is ingegeven door de wijze waarop deze rechter de zitting van 22 oktober 2007 heeft geleid, alsmede door de door mr. [rechter 2] op 24 december 2007 gewezen uitspraken (rechtbank Utrecht, nrs SBR 06/4220 en SBR 06/4340). Tegen deze uitspraken is hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. Op de hoger beroepen is nog niet beslist. 2.4 Het verzoek voor zover dat betrekking heeft op mr. [rechter 3] is ingegeven, zo heeft gemachtigde toegelicht, door de wijze waarop hij is bejegend tijdens een met mr. [rechter 3] gevoerd telefoongesprek. Dat gesprek heeft plaatsgevonden in het kader van de behandeling van de beroepen van [x en y]. In dat gesprek vond gemachtigde geen enkel gehoor voor de door hem geuite vrees dat de sector bestuursrecht dreigde te vervallen in dezelfde fouten gemaakt tijdens de eerdere procedures, waarvan thans het hoger beroep aanhangig is. Gemachtigde heeft de rechtbank daarvoor willen behoeden. In de wijze van communiceren door mr. [rechter 3] tijdens dit gesprek en in het feit dat mr. [rechter 3] door zijn beslissing de op 19 september 2008 geplande zitting niet te willen verdagen cliënten de mogelijkheid heeft ontnomen tijdig stukken in te brengen, heeft gemachtigde aanleiding gezien om mr. [rechter 3] te wraken. Zo had gemachtigde stukken uit de hoger beroepsprocedures in willen brengen in de thans bij de rechtbank aanhangige procedures. 2.5 Mr. [rechter 3] heeft op de zitting een mondelinge toelichting gegeven op het door hem gevoerde telefoongesprek met gemachtigde. Tevens heeft mr. [rechter 3] enige vragen van de zijde van de rechtbank beantwoord. Mr. [rechter 3] heeft aangegeven dat hij in de aanhangige beroepszaken de procedurele beslissing heeft genomen, naar aanleiding van het door gemachtigde gedane verzoek, om de zitting niet uit te stellen. De reden daarvoor was gelegen in het feit dat de zaken reeds een jaar in behandeling waren, en dat de uitnodiging voor de zitting van 19 september 2008 al in juli 2008 was uitgegaan, zodat er afdoende tijd was geweest voor gemachtigde om de behandeling van de zaken voor te bereiden. 3. De beoordeling van het verzoek tot doorzending en tot wraking van de rechtbank. 3.1 Gemachtigde heeft verzocht ‘het geheel’ voor te leggen aan een andere bevoegde rechterlijke instantie. De rechtbank begrijpt dit verzoek aldus dat het betrekking heeft op de bij de rechtbank aanhangige beroepsprocedures en niet ziet op het wrakingsverzoek. 3.2 Hoewel gemachtigde heeft aangegeven te begrijpen dat de rechtbank als geheel niet kan worden gewraakt, heeft hij het verzoek tot wraking van de rechtbank niet ingetrokken. Nu wraking alleen kan betreffen feiten en omstandigheden met betrekking tot de rechter (rechters) die de zaak behandelt (behandelen) en dus niet kan zien op de rechtbank als geheel, of alle leden van dit rechterlijk college, is het verzoek in zoverre niet-ontvankelijk. De rechtbank vindt voor dit oordeel steun in de rechtspraak van onder meer de Hoge Raad (HR 8 augustus 2003, BNB 2003, 359c). 4. De beoordeling van het verzoek tot wraking van mr. [rechter 1] 4.1 Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. 4.2 Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die doen twijfelen aan de onpartijdigheid van mr. [rechter 1]. Gemachtigde heeft zich juist lovend over het optreden van mr. [rechter 1] uitgelaten. Om die reden komt het wrakingsverzoek ten aanzien van mr. [rechter 1] niet voor toewijzing in aanmerking. 5. De beoordeling van het verzoek tot wraking van mr. [rechter 2] 5.1 Artikel 8:16, eerste lid, van de Awb bepaalt dat het wrakingsverzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. 5.2 Voor zover het wrakingsverzoek, dat is gedaan op 19 september 2008, betrekking heeft op de zitting van de rechtbank van 22 oktober 2007 en de bejegening tijdens die zitting door mr. [rechter 2] op 22 oktober 2007 is het verzoek niet-ontvankelijk, omdat daarmee bijna een jaar is gewacht en het dus niet is gedaan zodra de feiten en omstandigheden aan gemachtigde bekend zijn geworden. Voor zover het wrakingsverzoek ziet op de door mr. [rechter 2] gedane uitspraken van 24 december 2007, geldt hetzelfde. Verder is het middel van wraking niet bedoeld om te ageren tegen onjuist geachte rechterlijke uitspraken. Tegen die uitspraken staat het rechtsmiddel van hoger beroep open, waarvan in dit geval ook gebruik is gemaakt. Ook in zoverre is het wrakingsverzoek daarom niet-ontvankelijk. 6. De beoordeling van het verzoek tot wraking van mr. [rechter 3] 6.1 Zoals onder 4.1 weergegeven kan op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. 6.2 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartij-dig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens betrokkene een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die betrokkene bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is. 6.3 Mr. [rechter 3] heeft in het kader van de behandeling van de beroepszaken van [x en y] de procedurele beslissing genomen de zitting van 19 september 2008 niet uit te stellen, en heeft in zoverre deelgenomen aan de behandeling van die zaken. 6.4 De rechtbank heeft uit het relaas van gemachtigde over het telefoongesprek, gehoord de toelichting daarop door mr. [rechter 3], niet de overtuiging gekregen dat Mr. [rechter 3] gemachtigde onheus heeft bejegend, of uitlatingen heeft gedaan die grond geven te oordelen dat het mr. [rechter 3] aan onpartijdigheid heeft ontbroken. Dat gemachtigde als gevolg van de beslissing van mr. [rechter 3] stukken uit de hoger beroepsprocedures niet heeft kunnen inbrengen in de bij de rechtbank lopende procedures, wat er zij van de juistheid van deze stelling, vormt onvoldoende grond voor het oordeel dat bij mr. [rechter 3] sprake was van vooringenomenheid. Bij die beslissing zijn, zo is gebleken, meerdere belangen afgewogen, waaronder het belang bij een voortvarende afwikkeling van bij de rechtbank aanhangige procedures. 6.5 Geconcludeerd moet daarom worden dat het verzoek tot wraking van mr. [rechter 3] niet voor toewijzing in aanmerking komt. 7. De beslissing De rechtbank: 7.1 verklaart het verzoek tot wraking van de rechtbank en van mr. [rechter 2] niet-ontvankelijk; 7.2 wijst het verzoek tot wraking van de mrs. [rechter 1] en [rechter 3] af; 7.3 draagt de griffier op deze beslissing toe te zenden aan [x en y] en hun gemachtigde [naam], aan het sectorhoofd Dienstverlening van de gemeente Abcoude, aan de mrs. [rechter 1], [rechter 2] en [rechter 3], aan mr. R.F.B. van Zutphen (sectorvoorzitter bestuursrecht van de rechtbank) en aan mr. H.A.E. Uniken Venema (president van de rechtbank); 7.4 bepaalt dat de zaken dienen te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden op het moment van schorsing in verband met dit wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing kan niet afzonderlijk hoger beroep worden ingesteld. Wel kan over deze beslissing worden geklaagd in een eventueel hoger beroep tegen de door de rechtbank te wijzen (eind)uitspraak.