
Jurisprudentie
BG1798
Datum uitspraak2008-10-24
Datum gepubliceerd2008-10-29
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/1826 WAO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-29
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/1826 WAO
Statusgepubliceerd
Indicatie
Herziening WAO-uitkering. Nader motivering in beroep. Rechtsgevolgen blijven in stand. In hoger beroep zijn geen gronden aangevoerd die zich specifiek richten op het door de rechtbank op de gronden van beroep gegeven oordeel.
Uitspraak
07/1826 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Naam appellante], wonende te [woonplaats] (hierna: appellante),
tegen de (op 9 maart 2007 gerectificeerde) uitspraak van de rechtbank Roermond van 20 februari 2007, 06/1758 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellante
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv).
Datum uitspraak: 24 oktober 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R.A.J. Delescen, advocaat te Roermond, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 september 2008. Appellante is niet verschenen. Het Uwv was vertegenwoordigd door J.G.M. Huijs.
II. OVERWEGINGEN
1. Bij besluit van 5 september 2006 heeft het Uwv ongegrond verklaard de bezwaren van appellante gericht tegen het besluit van 15 maart 2006, waarbij het Uwv de WAO-uitkering van appellante per 16 mei 2006 heeft herzien van een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer naar een mate van 15 tot 25%.
2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het besluit van 5 september 2006 gegrond verklaard, het besluit van 5 september 2006 vernietigd, bepaald dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven en besluiten genomen ten aanzien van de vergoeding van proceskosten en griffierecht.
2.2. De rechtbank heeft hiertoe, kort samengevat, overwogen dat het besluit van 5 september 2006 op een juiste medische grondslag, maar niet op een juiste arbeidskundige grondslag berust. De rechtbank heeft aanleiding gezien de rechtsgevolgen van het besluit van 5 september 2006 in stand te laten, omdat in de beroepsfase door het Uwv alsnog een deugdelijke arbeidskundige onderbouwing van het besluit van 5 september 2006 is verstrekt.
3.1. Appellante heeft zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat zij zich niet met de uitspraak kan verenigen voor zover bij die uitspraak tot het oordeel is gekomen dat de verzekeringsgeneeskundige onderzoeken voldoende zorgvuldig zijn uitgevoerd en haar medische beperkingen op juiste wijze zijn vastgesteld. Appellante heeft er wel op gewezen dat indien zij wordt gevolgd in haar opvatting, dit ook betekent dat de aan de schatting ten grondslag gelegde functies niet in overeenstemming zijn met haar beperkingen.
3.2. Appellante heeft ter onderbouwing van haar standpunt dezelfde gronden naar voren gebracht die zij ook reeds in bezwaar en in beroep heeft aangevoerd. Appellante heeft in hoger beroep geen gronden aangevoerd die zich specifiek richten op het door de rechtbank op de gronden van beroep gegeven oordeel. Zij heeft evenmin (medische) stukken ter onderbouwing van haar standpunt ingebracht.
4.1. Naar het oordeel van de Raad heeft de rechtbank de ook in beroep wederom aangevoerde gronden van appellante van medische aard afdoende besproken en genoegzaam gemotiveerd waarom die gronden niet slagen. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank.
Hetgeen door appellante is gesteld omtrent de geschiktheid van de aan de schatting ten grondslag gelegde functies in het geval de Raad van oordeel is dat haar beperkingen onjuist zijn vastgesteld, doet zich mitsdien niet voor.
4.2. Het hoger beroep treft derhalve geen doel. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
4.3. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G.J.H. Doornewaard als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van D.W.M. Kaldenhoven als griffier, uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2008.
(get.) G.J.H. Doornewaard.
(get.) D.W.M. Kaldenhoven.
RB