Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG1826

Datum uitspraak2008-10-29
Datum gepubliceerd2008-10-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200801804/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij brieven van 9 november 2004 en 12 april 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Loenen (hierna: het college) aan [appellant] medegedeeld onder welke voorwaarden het college bereid is om mee te werken aan het verlenen van vrijstelling voor het realiseren van een buitenplaats landgoed Ruygenhof achter de woningen aan de [locaties] te [plaats] (hierna: de buitenplaats).


Uitspraak

200801804/1. Datum uitspraak: 29 oktober 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in zaak nr. 05/2968 van de rechtbank Utrecht van 25 januari 2008 in het geding tussen: [appellant] en het college van burgemeester en wethouders van Loenen. 1. Procesverloop Bij brieven van 9 november 2004 en 12 april 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Loenen (hierna: het college) aan [appellant] medegedeeld onder welke voorwaarden het college bereid is om mee te werken aan het verlenen van vrijstelling voor het realiseren van een buitenplaats landgoed Ruygenhof achter de woningen aan de [locaties] te [plaats] (hierna: de buitenplaats). Bij besluit van 13 september 2005 heeft het college het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van 25 januari 2008, verzonden op 28 januari 2008, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 maart 2008, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. [appellant] heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 oktober 2008, waar [appellant] in persoon en het college, vertegenwoordigd door mr. J.J.M. Martens en mr. T de Smet, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. De rechtbank heeft overwogen dat de brieven van het college van 9 november 2004 en 12 april 2005 geen besluiten bevatten als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, omdat deze brieven uitsluitend van informatieve aard zijn en niet op een rechtsgevolg zijn gericht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college bij besluit van 13 september 2005 de bezwaren van [appellant] tegen deze brieven dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. De Afdeling ziet geen grond dit oordeel van de rechtbank onjuist te achten. 2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. C.J.M. Schuyt en mr. K.J.M. Mortelmans, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van Staat. w.g. Vlasblom w.g. Oudenaller voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2008 190-531.