
Jurisprudentie
BG1832
Datum uitspraak2008-10-29
Datum gepubliceerd2008-10-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200802561/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200802561/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 26 februari 2008, kenmerk 2008/0028294, heeft het college van gedeputeerde staten van Overijssel (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door het college van burgemeester en wethouders van Ommen (hierna: het college van burgemeester en wethouders) bij besluit van 29 januari 2008 vastgestelde wijzigingsplan "Bestemmingsplan Buitengebied, artikel 30 WRO herziening, wijziging ex artikel 11 WRO ten behoeve van de realisatie van een mestopslagplaats buiten het bouwblok van de Veldzichthoeve (Balkerweg 80)".
Uitspraak
200802561/1.
Datum uitspraak: 29 oktober 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 februari 2008, kenmerk 2008/0028294, heeft het college van gedeputeerde staten van Overijssel (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door het college van burgemeester en wethouders van Ommen (hierna: het college van burgemeester en wethouders) bij besluit van 29 januari 2008 vastgestelde wijzigingsplan "Bestemmingsplan Buitengebied, artikel 30 WRO herziening, wijziging ex artikel 11 WRO ten behoeve van de realisatie van een mestopslagplaats buiten het bouwblok van de Veldzichthoeve (Balkerweg 80)".
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 april 2008, beroep ingesteld.
Het college van burgemeester en wethouders heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 oktober 2008, waar [appellant A] en het college, vertegenwoordigd door drs. G. Rooks, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door P.M. Meerman, ambtenaar in dienst van de gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Ter zitting heeft het college betoogd dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat [appellanten] geen zienswijze over het ontwerpplan naar voren hebben gebracht.
2.1.1. Ingevolge artikel 54, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) kan door een belanghebbende beroep worden ingesteld tegen het goedkeuringsbesluit van het college.
Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), voor zover hier van belang, kan geen beroep bij de administratieve rechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
In afdeling 3.4 van de Awb over de zogeheten uniforme openbare voorbereidingsprocedure is in artikel 3:15, eerste lid, bepaald dat belanghebbenden bij het bestuursorgaan hun zienswijze over het ontwerp naar voren kunnen brengen.
2.1.2. In het bestemmingsplan waarop het wijzigingsplan is gebaseerd, is niet voorgeschreven dat het wijzigingsplan moet worden voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb, zodat het bepaalde in artikel 6:13 van de Awb in het onderhavige geval niet van toepassing is. Het betoog van het college faalt derhalve.
2.2. Ingevolge artikel 11, eerste lid van de WRO kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij het besluit omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient het college te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid van de WRO, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Awb, rust daarnaast op het college de taak te onderzoeken of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft het college erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.3. [appellanten] stellen dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het wijzigingsplan, waarin de bestemming van gronden ten westen van het perceel [locatie] wordt gewijzigd in de bestemming "Agrarische doeleinden (mestopslagplaats)".
[appellanten] exploiteren een tehuis voor mensen met een verstandelijke beperking op het perceel [locatie]. De mestopslagplaats is voorzien nabij de westelijke erfgrens van dit perceel, waar zij een bijgebouw en een terras willen realiseren. Zij stellen dat de mestopslagplaats leidt tot een onaanvaardbare overlast van stank, ongedierte en insecten en dat de bewoners daardoor onevenredig in hun belangen worden geschaad, nu zij behoefte hebben aan verblijf in de buitenlucht en bijzonder kwetsbaar zijn voor geur en insecten. De belangen van de bewoners zijn echter niet betrokken in de besluitvorming, aldus [appellanten].
Voorts stellen zij dat voldoende alternatieve locaties voor een mestopslagplaats aanwezig zijn op het aangrenzende perceel van Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht (hierna: Veldzicht), ten behoeve waarvan de mestopslagplaats is voorzien.
2.4. In het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Buitengebied, artikel 30 WRO herziening" was aan de in geding zijnde gronden de bestemming "Agrarische doeleinden, agrarisch gebied met landschappelijke waarde, besloten landschap" toegekend.
In artikel 5, vijfde lid, aanhef en onder h, van de voorschriften van het bestemmingsplan, voor zover hier van belang, is bepaald dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn de bestemming te wijzigen ten behoeve van het oprichten van mestopslagplaatsen.
In artikel 47a, eerste lid, voor zover hier van belang, is bepaald dat de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van de overige gronden.
2.5. Het college heeft het plan goedgekeurd. Volgens het college voldoet het plan aan de wijzigingsvoorwaarden van het bestemmingsplan en is het niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening.
2.6. Met het bestaan van de door het college goedgekeurde wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan mag de aanvaardbaarheid van de nieuwe bestemming binnen het gebied waarop de wijzigingsbevoegdheid betrekking heeft, in beginsel als een gegeven worden beschouwd, indien is voldaan aan de bij het bestemmingsplan gestelde wijzigingsvoorwaarden. Dit neemt echter niet weg dat het bij het vaststellen van een wijzigingsplan gaat om een bevoegdheid en niet om een plicht. Dat aan de in een bestemmingsplan opgenomen wijzigingsvoorwaarden zou zijn voldaan, laat de plicht van het college onverlet om in de besluitvorming omtrent goedkeuring van een wijzigingsplan na te gaan of uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, gelet op de betrokken belangen, wijziging van de oorspronkelijke bestemming is gerechtvaardigd.
2.6.1. Het college van burgemeester en wethouders heeft zich op het standpunt gesteld dat is voldaan aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden en dat het wijzigingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Ten eerste heeft het college van burgemeester en wethouders erop gewezen dat in de vergunning krachtens de Wet milieubeheer voor Veldzicht voorschriften zijn opgenomen met betrekking tot de voorziene mestopslagplaats. Deze voorschriften zien echter primair op het beschermen van het belang van milieuhygiëne en niet op het waarborgen van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van het nabijgelegen tehuis.
Voorts heeft het college van burgemeester en wethouders bij zijn besluit betrokken dat de mestopslagplaats op meer dan 50 meter van de woonbebouwing van het tehuis is geprojecteerd. Ter zitting is evenwel erkend dat daarbij de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden tussen de westelijke erfgrens en de gevel van het gebouw van het tehuis, die op minder dan 50 meter van de mestopslagplaats zijn gelegen, niet zijn betrokken. In zoverre is het plan vastgesteld in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid als bedoeld in artikel 3:2 van de Awb. Door het plan niettemin goed te keuren, heeft het college gehandeld in strijd met dit artikel in samenhang met artikel 10:27 van de Awb. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
Uit het vorenstaande volgt dat er rechtens maar één te nemen besluit mogelijk is, zodat de Afdeling aanleiding ziet om goedkeuring te onthouden aan het wijzigingsplan.
2.7. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Overijssel van 26 februari 2008, kenmerk 2008/0028294;
III. onthoudt goedkeuring aan het wijzigingsplan "Bestemmingsplan Buitengebied, artikel 30 WRO herziening, wijziging ex artikel 11 WRO ten behoeve van de realisatie van een mestopslagplaats buiten het bouwblok van de Veldzichthoeve (Balkerweg 80)";
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het onder II. genoemde besluit;
V. gelast dat de provincie Overijssel aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.M. van der Heijden, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Van der Heijden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2008
516.