Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG1833

Datum uitspraak2008-10-29
Datum gepubliceerd2008-10-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200802696/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 25 maart 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Tiel bij besluit van 11 december 2007 vastgestelde wijzigingsplan " Wijzigingsplan Lutterveldweg 4" (hierna: het wijzigingsplan).


Uitspraak

200802696/1 Datum uitspraak: 29 oktober 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Tiel, en het college van gedeputeerde staten van Gelderland, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 25 maart 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Tiel bij besluit van 11 december 2007 vastgestelde wijzigingsplan " Wijzigingsplan Lutterveldweg 4" (hierna: het wijzigingsplan). Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 april 2008, beroep ingesteld. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 oktober 2008, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door A. Pol, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar het college van burgemeester en wethouders van Tiel, vertegenwoordigd door J. van den Bergh, ambtenaar in dienst van de gemeente, als partij gehoord. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij het besluit omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient het college te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de WRO gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust daarnaast op het college de taak te onderzoeken of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft het college erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht. 2.2. Met het wijzigingsplan wordt beoogd de vestiging van huisdierendiscount Jumper (hierna: Jumper) op het perceel aan de Lutterveldweg 4 (hierna: het perceel) mogelijk te maken. 2.3. Het college heeft goedkeuring aan het wijzigingsplan onthouden en heeft zich op het standpunt gesteld dat het wijzigingsplan in strijd is met het streekplan Gelderland 2005. 2.4. [appellant] betoogt in beroep dat het college ten onrechte goedkeuring aan het wijzigingsplan heeft onthouden. Hiertoe voert hij aan dat de aard en omvang van het assortiment van Jumper een grootschalige winkel noodzakelijk maken. 2.5. [appellant] is eigenaar van het perceel. De huurder van het perceel wil in het pand op het perceel Jumper vestigen. Jumper is een huisdierendiscount die producten verkoopt zoals grootverpakkingen voer, kattenbakvulling, hondenhokken, manden, kooien, klimmeubels, konijnenhokken en aquaria. 2.6. Ingevolge het bestemmingsplan "Tiel Oost 1988"(hierna: het bestemmingsplan) heeft het perceel de bestemming "Handel en Nijverheid Klasse A". Ingevolge artikel 29, eerste lid, onder b, onder 1, van de bestemmingsplanvoorschriften mag op grond van deze bestemming alleen detailhandel in ter plaatse vervaardigde goederen als ondergeschikte nevenactiviteit worden uitgeoefend. Niet in geschil is dat een huisdierendiscount moet worden aangemerkt als detailhandel. Het bestemmingsplan maakt derhalve de vestiging van een huisdierendiscount op het perceel niet mogelijk. 2.7. Ingevolge artikel 29, zesde lid, van de bestemmingsplanvoorschriften kan het college van burgemeester en wethouders het plan wijzigen en daarbij nadere voorschriften stellen ten behoeve van het toelaten van grootschalige detailhandelsvestigingen, welke in woon- en winkelgebieden minder gewenst, dan wel ongewenst zijn. 2.8. Het wijzigingsplan voorziet in dezelfde bestemming voor het perceel als het bestemmingsplan, namelijk "Handel en Nijverheid Klasse A", maar voorziet ter plaatse van het perceel in de toevoeging van de aanduiding "grootschalige detailhandel (huisdierdiscount) (gdh)" op de plankaart. 2.9. De Afdeling overweegt dat de juridische betekenis van de aanduiding op de plankaart afhankelijk is van hetgeen over die aanduiding in de planvoorschriften is bepaald. Om aan de aanduiding juridische betekenis te geven, moet deze in de planvoorschriften worden verklaard. De Afdeling stelt vast dat het wijzigingsplan geen voorschriften bevat met betrekking tot de aanduiding. Voorts bevat ook het bestemmingsplan geen voorschrift dat de betekenis van de aanduiding verklaart. De aanduiding "grootschalige detailhandel (huisdierdiscount) (gdh)" blijft derhalve zonder betekenis. Uit het voorgaande vloeit voort dat het wijzigingsplan niet voorziet in de door het gemeentebestuur beoogde wijziging van de juridisch-planologische situatie op het perceel. 2.10. [appellant] betoogt dat het college goedkeuring had moeten verlenen aan het wijzigingsplan. Gelet op hetgeen in 2.9. is overwogen stelt de Afdeling vast dat goedkeuring van het wijzigingsplan niet zou leiden tot het door [appellant] gewenste resultaat aangezien het wijzigingsplan geen verandering van de juridisch-planologische situatie op het perceel zou meebrengen. Gezien het voorgaande kan het beroep van [appellant] niet leiden tot hetgeen hij beoogt en heeft hij geen belang bij een uitspraak op het beroep. Het beroep van [appellant] is niet-ontvankelijk. 2.11. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.E.T.Y.M. Moe Soe Let, ambtenaar van Staat. w.g. Hoekstra w.g. Moe Soe Let lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2008 481-599.