
Jurisprudentie
BG1863
Datum uitspraak2008-10-29
Datum gepubliceerd2008-10-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200801188/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-29
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200801188/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Op 12 juli 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (hierna: het college) ingestemd met de wijziging van het definitieve ontwerp van het steigerplan voor het Westerdok, waaronder de verlenging van 17 steigers tot 10, 12 of 18 meter.
Uitspraak
200801188/1.
Datum uitspraak: 29 oktober 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nr. 05/5862 van de rechtbank Amsterdam van 7 januari 2008 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
1. Procesverloop
Op 12 juli 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (hierna: het college) ingestemd met de wijziging van het definitieve ontwerp van het steigerplan voor het Westerdok, waaronder de verlenging van 17 steigers tot 10, 12 of 18 meter.
Bij besluit van 9 november 2005 heeft het college het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 7 januari 2008, verzonden op 9 januari 2008, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 februari 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brieven, bij de Raad van State ingekomen op 26 en 30 maart 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 oktober 2008, waar [appellanten], vertegenwoordigd door [appellant], en het college, vertegenwoordigd door mr. G. Koop, advocaat te Amsterdam, en R.H. Cupers, projectleider Westerdokseiland, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder een besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2.2. [appellanten] hebben aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het steigerplan geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Zij betogen dat het steigerplan onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan en dat het college daarom met de instemming van de wijziging van het steigerplan gebruik heeft gemaakt van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid. Het feit dat zij niet meer kunnen voldoen aan de verplichting ingevolge artikel 3.2.10, tweede lid, van de Verordening op de haven en het binnenwater 2006 (hierna: de Verordening), dat het schip veilig kan worden betreden en verlaten, moet volgens [appellanten] als rechtsgevolg worden aangemerkt.
2.3. De Afdeling overweegt dat geen regeling is aan te wijzen die het college verplicht een steigerplan vast te stellen. Ook bestaat er geen regeling waaruit voortvloeit dat het tot de publieke taak van het college behoort zorg te dragen voor de aanleg van steigers. Een dergelijke publiekrechtelijke bevoegdheid kan, anders dan [appellanten] betogen, niet worden afgeleid uit het feit dat in artikel 6 van het bestemmingsplan "Westerdokseiland" staat dat aan de gronden waarop de steiger is gebouwd de bestemming "Water" is toegekend, dat deze gronden onder andere zijn aangewezen voor ligplaatsen met steigers voor woonboten en dat in de bijbehorende Toelichting staat dat in samenspraak met de woonbootbewoners een steigerplan zal worden opgesteld. De rechtbank heeft derhalve terecht overwogen dat het steigerplan een publiekrechtelijke grondslag ontbeert.
Met de rechtbank is de Afdeling voorts van oordeel dat de wijziging van het steigerplan niet is gericht op rechtsgevolg omdat de instemming ermee geen verandering brengt in de bestaande rechten en plichten van [appellanten]. Anders dan [appellanten] aanvoeren kan een mogelijke aansprakelijkheidsclaim in verband met de verplichting ingevolge artikel 3.2.10 van de Verordening op grond waarvan hun schepen vlot en veilig moeten kunnen worden betreden en verlaten, niet als het rechtsgevolg van de instemming met het steigerplan gelden.
De rechtbank heeft derhalve met juistheid overwogen dat het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat het steigerplan geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.W. Mouton, voorzitter, en mr. W.D.M. van Diepenbeek en mr. S.F.M. Wortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, ambtenaar van Staat.
w.g. Mouton w.g. Van Tuyll van Serooskerken
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2008
290.