
Jurisprudentie
BG1894
Datum uitspraak2008-10-28
Datum gepubliceerd2008-10-29
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
ZaaknummersAWB 08/482
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-29
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
ZaaknummersAWB 08/482
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vrijstelling bootvlonder afgewezen; Ligging grens tussen bestemmingen aangetoond door middel van projectie van de plankaart op een luchtfoto; afwijking van beleid.
Uitspraak
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 08/482
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 oktober 2008 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[eiseres],
wonende te De Wilgen,
eiseres,
gemachtigde: mr. S. Maakal, advocaat te Heerenveen,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Smallingerland,
verweerder,
gemachtigde: mr. J.H. Jonker, werkzaam bij verweerders gemeente.
Procesverloop
Bij brief van 17 januari 2008 heeft verweerder eiseres mededeling gedaan van een besluit op bezwaar betreffende de toepassing van de Woningwet en de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO).
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep aangetekend.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 17 oktober 2008. Eiseres is in persoon verschenen, vergezeld door haar echtgenoot en bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Motivering
Feiten
1.1 Voor de feiten en omstandigheden die voor deze procedure van belang zijn verwijst de rechtbank naar de uitspraak die zij op 3 oktober 2007 onder procedurenummer 07/53 tussen partijen heeft gewezen. Daaraan voegt zij het volgende toe.
1.2 In die uitspraak heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, reeds omdat op de desbetreffende bestemmingsplankaart weliswaar te zien is waar de bestemming "wonen en water - W+W -" ophoudt en de bestemming "groen en water, met natuurontwikkeling - G+W+No -" begint, maar op die kaart niet is te zien hoe deze grens gerelateerd moet worden aan het perceel van eiseres. In de uitspraak van 3 oktober 2007 heeft de rechtbank wel overwogen dat de bestemming "groen en water, met natuurontwikkeling - G+W+No -" de bouw van de bootvlonder in kwestie niet toelaat.
1.3 Tegen die uitspraak zijn geen rechtsmiddelen aangewend. Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder, na eiseres opnieuw te hebben gehoord, haar bezwaar wederom ongegrond verklaard en de weigering van vrijstelling voor de bootvlonder gehandhaafd.
Geschil
2.1 Ter motivering van het bestreden besluit heeft verweerder - onder meer en samengevat - het relevante gedeelte van de bestemmingsplankaart op een luchtfoto van het desbetreffende deel van het plangebied geprojecteerd. Daarbij is in verband met mogelijke vertekening van het beeld een foutmarge van maximaal 1,75 meter gehanteerd. Uit deze projectie blijkt volgens hem dat de bootvlonder ligt op grond met de bestemming "groen, water en natuurontwikkeling - G+W+No -" . Nu dat zo is, volgt volgens verweerder uit de uitspraak van de rechtbank van 3 oktober 2007 dat de bootvlonder niet is toegestaan.
2.2 Eiseres heeft - onder meer en samengevat - naar voren gebracht dat de projectie van de plankaart op een luchtfoto van "Google Earth" niet doorslaggevend kan zijn. Het gaat om de kadastrale situatie die door verweerder nog steeds niet duidelijk is gemaakt. Verder is eiseres van mening dat de projectie een grote afwijking bevat. Daarnaast heeft zij naar voren gebracht dat uit de nieuwe metingen van verweerder is gebleken dat de grens van de natuurbescherming dwars door erven, tuinen en een enkel huis in het gebied loopt.
2.3 Subsidiair stelt eiseres dat het besluit tot weigering van de vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de WRO geen stand kan houden, omdat de motivering daarvan niet deugdelijk is. Ten onrechte gaat verweerder er namelijk van uit dat de vlonder niet kan worden
gelegaliseerd omdat deze zich vanaf de waterkant niet geheel achter een rietkraag zou bevinden. Volgens eiseres ligt de vlonder wél achter een rietkraag. Daarbij is zij van mening dat het slechts om een zeer beperkte inbreuk op het bestemmingsplan gaat. Verweerder had bij de afweging van de betrokken belangen dan ook tot de conclusie moeten komen dat de vlonder op het perceel van eiseres gelegaliseerd kan worden. Ten slotte stelt eiseres dat het, nu zij ten tijde van de bouw van de vlonder te goeder trouw heeft gehandeld, terwijl verweerder fouten heeft gemaakt bij het toetsen van kadastrale meetgegevens aan de globale plankaart, des te meer in de rede ligt haar vrijstelling te verlenen.
Beoordeling van het geschil
3.1 Wanneer het gaat om een discretionaire bevoegdheid dient de bestuursrechter zich te beperken tot de vraag of kan worden gezegd dat het bestuursorgaan bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen, dan wel anderszins heeft gehandeld in strijd met enige regel van geschreven recht - daaronder begrepen hetgeen in de Awb is bepaald over onder meer zorgvuldigheid en motivering - dan wel met enige regel van ongeschreven recht of enig algemeen rechtsbeginsel.
3.2 De rechtbank is thans van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat de bootvlonder zich bevindt op het deel van het perceel van eiseres waarop de bestemming "groen, water en natuurontwikkeling - G+W+No -" rust. De kaart, met daaroverheen, op dezelfde schaal, geprojecteerd het relevante deel van de bestemmingsplankaart, maakt voldoende duidelijk waar op het perceel van eiseres de grens tussen beide bestemmingen ligt, mede gelet op het memo van 26 juni 2008 van ing. R. van der Wijk, coördinator vastgoed en landmaten, Cluster Geo-informatie, van verweerders gemeente. In dat memo is de onnauwkeurigheid van de kaart in verband met mogelijke vertekening van de situatie vastgesteld op een foutmarge van 1,75 meter. Ook dan ligt de bootvlonder in de bestemming "groen, water en natuurontwikkeling - G+W+No -". Eiseres heeft onvoldoende concrete argumenten aangevoerd om te kunnen aannemen dat de nu door verweerder geproduceerde kaart te onnauwkeurig is of niet in overeenstemming is met de werkelijkheid, onder meer omdat de bebouwing drie meter zou zijn opgeschoven. Ook heeft zij geen rapportage ingebracht waaruit zou kunnen blijken dat de uitgangspunten van het memo van Van der Wijk onjuist zijn. Dat betekent dat de bootvlonder in strijd is met het bestemmingsplan.
3.3 Ten aanzien van de vraag of verweerder in redelijkheid heeft mogen weigeren om eiseres een vrijstelling op grond van artikel 19 van de WRO te verlenen, overweegt de rechtbank het volgende. Verweerder heeft in het bestemmingsplangebied De Sanding door middel van een vrijstelling uiteindelijk vele illegaal aangelegde bootvlonders gelegaliseerd. Daartoe heeft hij een beleid ontwikkeld, dat is ontleend aan richtlijnen die de projectontwikkelaar Wind Groep BV destijds aan de kopers van woningen in het gebied heeft verstrekt voor de inrichting van de oevers. Dit beleid houdt in dat in beginsel aan de steiger (van doorgaans zo'n één meter breed) in een steekhaven een vlonder mag worden gebouwd van maximaal drie meter breed. Zo blijft volgens verweerder het natuurlijke karakter van de oever met eventueel een rietkraag voor de woningen grotendeels behouden. De rechtbank is van oordeel dat geen regel zich ertegen verzet dat verweerder deze richtlijn als uitgangspunt voor zijn beleid heeft genomen, te meer daar één van zijn argumenten daarvoor was, dat bij de kopers de indruk kon zijn ontstaan dat wat in de richtlijn was aangegeven ook zonder meer was toegestaan. Het argument van eiseres dat verweerder door deze richtlijn tot beleid te verheffen, de regels tijdens het spel heeft veranderd, snijdt geen hout; immers, op grond van het bestemmingsplan was het van meet af aan niet toegestaan om ter plekke een bootvlonder aan te leggen. Verweerder heeft zijn beleid juist ontwikkeld om te bezien of de vlonders die inmiddels in strijd met dat plan waren aangelegd, alsnog met toepassing van artikel 19 van de WRO te legaliseren. Ook kan niet gezegd worden dat verweerder, door niet eerder op te treden tegen in zijn ogen illegaal aangelegde vlonders, de verwachting heeft gewekt dat die vlonders, waaronder die van eiseres, waren toegestaan of werden gedoogd.
3.4 In dit verband overweegt de rechtbank nog, dat voor zover eiseres heeft gewezen op de binnenplanse vrijstellingsmogelijkheid van artikel 14 van het bestemmingsplan, de rechtbank daaraan voorbij gaat, omdat deze stelling, wat daarvan ook zij, eerst ter zitting naar voren is gebracht. Dat acht de rechtbank in strijd met een goede procesorde.
3.5 In het geval van eiseres gaat het om een bootvlonder van 4,20 bij 1,63 meter, die nog eens extra is aangelegd naast de op basis van verweerders beleid toegestane steiger en vlonder. Op grond van dat beleid is de bootvlonder in beginsel niet toegestaan. Evenwel blijkt uit de stukken dat verweerder ook in situaties als die van eiseres, gebruik makend van zijn inherente afwijkingsbevoegdheid op grond van artikel 4:84 van de Awb, tot legalisatie is overgegaan. De laatste zin van zijn verweerschrift luidt namelijk dat hij in enkele gevallen bij uitzondering vlonders in afwijking van de richtlijn heeft toegestaan. Deze vlonders zijn volgens verweerder klein van omvang en door het riet vanaf open water, anders dan bijvoorbeeld de bootvlonder in kwestie, niet zichtbaar.
3.6 Verweerder heeft in de stukken en ter zitting echter niet voldoende gemotiveerd waarom hij ook in het geval van eiseres niet bij uitzondering en in afwijking van de richtlijn tot legalisatie heeft willen overgaan, nu onduidelijk is of de bootvlonder wellicht onder deze noemer "klein van omvang" kan worden gebracht en uit foto's die zich in het dossier bevinden blijkt dat ook de bootvlonder in kwestie achter een rietkraag ligt. Voor zover verweerder zich op het standpunt stelt dat het riet de bootvlonder van eiseres slechts een gedeelte van het jaar aan het zicht onttrekt, acht de rechtbank dat geen doorslaggevend argument, omdat dit, naar zij aanneemt, ook zal gelden voor vlonders achter het riet die verweerder wel - al dan niet in afwijking van zijn beleid - heeft willen legaliseren. Dit nog afgezien van de mogelijkheid om aan een vrijstelling de voorwaarde te verbinden, dat het riet dicht genoeg blijft.
3.7 Het bestreden besluit kan dan ook de rechterlijke toets niet doorstaan en is genomen in strijd met het in artikel 7:12, eerste lid, van de Awb neergelegde motiveringsbeginsel. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit wegens strijd met dat Awb-artikel vernietigen. Verweerder zal opnieuw op het bezwaarschrift moeten beslissen, met inachtneming van het in deze uitspraak overwogene.
3.8 Met toepassing van artikel 8:75 van de Awb veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten. Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht bedragen de proceskosten van eiseres € 644,= ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (beroepschrift één punt; verschijnen ter zitting één punt; gewicht van de zaak: gemiddeld; waarde per punt € 322,=). De rechtbank wijst de gemeente Smallingerland aan als de rechtspersoon die deze kosten aan eiseres moet vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
? verklaart het beroep gegrond;
? vernietigt het bestreden besluit;
? bepaalt dat de gemeente Smallingerland het griffierecht van € 143,=, aan eiseres vergoedt;
? veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 644,=, aan haar te vergoeden door de gemeente Smallingerland.
Aldus gegeven door mr. P.G. Wijtsma, rechter, en door deze in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2008, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Pot als griffier.
w.g. E.H. Pot
w.g. P.G. Wijtsma
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in artikel 6:13 juncto 6:24 van de Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.