
Jurisprudentie
BG1976
Datum uitspraak2008-09-29
Datum gepubliceerd2008-10-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
ZaaknummersTBS 2008/227
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
ZaaknummersTBS 2008/227
Statusgepubliceerd
Indicatie
Met name met het oog op toekomstige zaken waarin wordt overwogen de TBS te beëindigen met het oog op en/of in relatie met een overgang van de terbeschikkinggestelde naar de reguliere psychiatrische zorg en het daarbij behorende juridische regime van de wet BOPZ, overweegt het hof ten overvloede als volgt.
Gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad (vgl. Hoge Raad 18 april 2003, LJN AF5555 en Hoge Raad 13 juni 2008, LJN BD 1500) kan als uitgangspunt worden genomen dat de rechter die de machtigingen verleent in het kader van de wet BOPZ de beslissing van de strafrechter niet doorkruist. Dit uitgangspunt resulteert er in dat, behoudens het geval als bedoeld in artikel 14 Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden juncto art. 22 lid 2 Reglement verpleging ter beschikking gestelden, zo lang de terbeschikkingstelling (al dan niet voorwaardelijk en al dan niet met voorwaardelijke beëindigde dwangverpleging) loopt, er geen (onvoorwaardelijke) rechterlijke machtiging dient te worden verleend. Wel kan er –indien aan de voorwaarden voor het verlenen van een machtiging is voldaan- een rechterlijke machtiging worden verleend onder de opschortende voorwaarde dat de terbeschikkingstelling onvoorwaardelijk is beëindigd. In dit laatste geval wordt voorkomen dat ten aanzien van dezelfde persoon zowel een strafrechtelijke als een civielrechtelijke maatregel van toepassing is, met alle ongewenste onduidelijkheden en complicaties van dien.
Voor de rechter die moet beslissen over het al dan niet verlengen van de TBS-maatregel brengt het voorgaande met zich dat het niet zinvol is om de TBS te verlengen en vervolgens op de voet van art. 509t Sv de beslissing over het al dan niet voorwaardelijk eindigen van de dwangverpleging, met het oog op het doen regelen van een rechterlijke machtiging op grond van de wet BOPZ, aan te houden (zoals de rechtbank in het onderhavige geval heeft gedaan). Immers, ook bij voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging blijft de (inmiddels verlengde) TBS-maatregel van kracht en doet zich de hiervoor omschreven, ongewenste combinatie van strafrechtelijke en civielrechtelijke machtiging voor. Aan te bevelen is om in voorkomend geval elke beslissing over de vordering tot verlenging van de TBS-maatregel aan te houden, ten einde in de tussentijd de gewenste rechterlijke machtiging (onder opschortende voorwaarde) te doen realiseren.