Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG2003

Datum uitspraak2008-10-08
Datum gepubliceerd2008-10-29
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers772928 / DX EXPL 06-331
Statusgepubliceerd


Indicatie

zorgplicht, categoriemodel


Uitspraak

vonnis zorgplicht, categoriemodel RECHTBANK AMSTERDAM Sector Kanton Locatie Amsterdam Zaak- en rolnummer: 772928 / DX EXPL 06-331 Vonnis van 8 oktober 2008 F.no.: 596 Vonnis van de kantonrechter i n z a k e [eiser], wonende te [woonplaats], eiser, nader te noemen [eiser], gemachtigde: G. van Dijk, t e g e n de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V., gevestigd te Amsterdam, gedaagde, nader te noemen Dexia, gemachtigde: [gemachtigde gedaagde] Procedure Het volgende processtuk is ingediend: - de dagvaarding van 8 maart 2006, met producties. Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 23 mei 2006 is vastgesteld dat de procedure is geschorst. Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het gerechtshof te Amsterdam heeft Dexia verklaard dat [eiser] een afschrift heeft overgelegd van de opt-outverklaring als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin hij verklaart niet aan de verbindendverklaring gebonden te willen zijn. Naar aanleiding daarvan is beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat. Vervolgens is ingediend: - de conclusie van antwoord, met producties. Bij tussenvonnis van 16 april 2008 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 12 september 2008. Ter comparitie zijn verschenen [eiser] in persoon, bijgestaan door diens gemachtigde mr. K. Oosterbaan en [gerechtstolk], gerechtstolk. Van de zijde van Dexia zijn verschenen [vertegenwoordiger Dexia], bijgestaan door mr. P.E. Brons. Van hetgeen besproken is ter comparitie heeft de griffier aantekening gehouden. Voorafgaand aan deze comparitie zijn door [eiser] op 25 juni 2008 een akte uitlating na tussenvonnis met producties en door Dexia per fax van 17 juni 2008 aanvullende stukken ingediend. Ter comparitie heeft Dexia voorts een recent overzicht overgelegd van onder andere de waarde van de aandelen en de restant hoofdsom op 8 september 2008. Deze stukken behoren alle tot de processtukken. Daarna is vonnis bepaald op heden. Gronden van de beslissing 1. Feiten Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast: 1.1. Dexia is de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V. (hierna: Labouchere). Waar hierna sprake is van Dexia wordt haar rechtsvoorgangster daaronder mede begrepen. 1.2. [eiser] verkeerde ten tijde van het aangaan van de hieronder bedoelde overeenkomst in de volgende omstandigheden: Leeftijd: 30 jaar Beroep: productiemedewerker en startend zelfstandig horeca-ondernemer Opleiding: Relevante beleggings- of beroepservaring: basisschool geen Netto (gezins)inkomen per jaar: circa € 24.284,00 Vermogen (na aftrek van schulden): nihil 1.3. [eiser] heeft de volgende lease-overeenkomst ondertekend waarop hij als lessee stond vermeld, met als wederpartij Labouchere (hierna: de lease-overeenkomst): Contractnr. Datum Naam overeenkomst Leasesom Looptijd Termijnbedrag [nummer] 19-3-1999 Direct Rendement Effect € 44.832,76 180 maanden € 159,33 * * betreft de maandtermijn tot en met de 103e maand. Vanaf de 104e termijn bedroeg het te betalen termijnbedrag € 119,73. 1.4. Voor wat betreft het in totaal aan Dexia betaalde bedrag, het totaalbedrag aan ontvangen en/of verrekende dividenden en andere gegevens per lease-overeenkomst wordt verwezen naar de aan dit vonnis gehechte bijlage (hierna: de bijlage). 2. Stellingen van partijen Vordering 2.1. [eiser] vordert op gronden als vermeld in de processtukken bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verklaren voor recht dat de overeenkomst is of wordt vernietigd, althans ontbonden, althans dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld, en dat [eiser] recht heeft op terugbetaling van al hetgeen in het kader van de onderhavige overeenkomst aan Dexia is betaald vermeerderd met de wettelijke rente over die betalingen vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling door Dexia. Voorts vordert [eiser] Dexia te bevelen om binnen twee weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van [eiser] bij het BKR te Tiel, althans de aan die registratie gekoppelde achterstandcodering ongedaan wordt gemaakt, zulks op straffe van een dwangsom. Ten slotte vordert [eiser] Dexia te veroordelen tot betaling van de werkelijke proceskosten. Verweer 2.2. Dexia voert gemotiveerd verweer tegen de vorderingen van [eiser]. 3. Beoordeling van de vorderingen 3.1. Waar nodig zal hierna nader worden ingegaan op de stellingen en verweren van partijen. Geoordeeld wordt als volgt. 3.2. In het vonnis van deze rechtbank van 27 april 2007, LJN BA3914, en het arrest van de Hoge Raad van 28 maart 2008, LJN BC2837 zijn voor soortgelijke geschillen een aantal rechtsvragen beantwoord en beoordelingsmaatstaven gegeven, die de kantonrechter overneemt. In essentie komt dit in de onderhavige zaak neer op het volgende: - Een lease-overeenkomst als de onderhavige worden aangemerkt als huurkoop. De kantonrechter is derhalve bevoegd. - De toepasselijkheid van de WCK en de andere door [eiser] genoemde wetten en regelingen kan in het midden blijven. Ook indien Dexia in strijd daarmee zou hebben gehandeld zou zulks niet tot een ander oordeel leiden omtrent de door elk van partijen te dragen gevolgen van het aangaan van de betreffende lease-overeenkomst, dan zou hebben te gelden zonder een zodanig beroep. - Er wordt niet voldaan aan de maatstaf voor misleidende reclame. - Er wordt niet voldaan aan de maatstaf voor dwaling. - Dexia was bij het aanbieden van het onderhavige product gehouden aan de in de NR gecodificeerde zorgplichten. Voorts wordt geoordeeld dat geen sprake is van misbruik van omstandigheden, nu niet is gebleken dat Dexia, wetende of moetende begrijpen dat [eiser] door bijzondere omstandigheden bewogen werd tot het aangaan van de lease-overeenkomst, het tot stand komen daarvan heeft bevorderd, ofschoon hetgeen Dexia wist of moest begrijpen zich daarvan had behoren te weerhouden. 3.3. [eiser] verwijt Dexia dat Dexia te zijnen opzichte de op haar rustende zorgplicht niet is nagekomen onder meer doordat Dexia niet of niet voldoende gewezen heeft op de risico’s van het onderhavige product. Het verweer van Dexia hiertegen dient als onvoldoende gemotiveerd en onvoldoende feitelijk onderbouwd gepasseerd te worden. Dexia had [eiser] op niet mis te verstane wijze op die risico’s dienen te wijzen. De brochures en folders waar Dexia zich op beroept, houden een dergelijke waarschuwing niet in en door Dexia is ook niet gesteld of aangetoond dat zij op andere wijze aan deze informatieverplichting voldaan heeft. Dexia is derhalve aansprakelijk voor de als gevolg van dit tekortschieten opgetreden nadelige gevolgen. 3.4. Voorts heeft Dexia niet, althans niet in voldoende mate, voldaan aan de zorgplichten die volgen uit het “know-your-customer”-beginsel, nu onder meer niet is gebleken dat Dexia zich tenminste rekenschap heeft gegeven van de vraag of [eiser] naar redelijke verwachting over voldoende bestedingsruimte zou beschikken om aan de uit de lease-overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te kunnen voldoen. Op die grond moet worden geconcludeerd dat de lease-overeenkomst nimmer tot stand had behoren te komen, waardoor er een direct causaal verband bestaat tussen deze tekortkoming en de door [eiser] geleden schade. De omstandigheden van het geval brengen (ook hier) met zich dat een deel van die schade op grond van artikel 6:101 BW voor rekening van [eiser] behoort te blijven. Daarbij dienen dezelfde maatstaven van redelijkheid en billijkheid in acht te worden genomen als bij de hierna volgende verdeling van de nadelige gevolgen van de lease-overeenkomst zal worden toegepast. De schending van de hier bedoelde zorgplichten zal hierna buiten beschouwing blijven omdat het uiteindelijke resultaat daarvan niet anders is dan het resultaat van de hierna toe te passen nadeelverdeling. 3.5. Ten aanzien van hetgeen onder nadeel wordt begrepen overweegt de kantonrechter als volgt. In de arresten van het gerechtshof te Amsterdam van 1 maart 2007 (LJN AZ9722), 16 augustus 2007 (LJN BB1855) en 15 november 2007 (LJN BB7971) alsmede in het arrest van het gerechtshof te Arnhem van 1 april 2008 (LJN BC9484) wordt overwogen dat de betaalde rente niet beschouwd kan worden als schade die voor vergoeding in aanmerking komt. De kantonrechter volgt het standpunt van de hoven op dit punt evenwel niet. Immers, voorop staat dat de overeenkomst wordt gekenmerkt door het gegeven dat [eiser] een belegging aangaat die met geleend geld wordt gefinancierd. De lening wordt uitsluitend aangegaan met het oog op die financiering, het staat [eiser] niet vrij om het geleende geld aan een ander doel te besteden. De lening maakt onlosmakelijk deel uit van het door Dexia aangeboden product. Indien de overeenkomst niet tot stand zou zijn gekomen, zou [eiser] dus ook het deel daarvan dat uit de rentedragende lening bestaat niet zijn aangegaan. De zorgplicht ziet mede op het in niet mis te verstane bewoordingen waarschuwen voor de mogelijkheid dat de over de lening te betalen rente met de opbrengst van de belegging niet zal worden terugverdiend en dus verloren zal gaan, althans op het verifiëren of [eiser] het product zodanig heeft doorgrond dat deze zich bewust was van die mogelijkheid. Dat uit de over de producten verstrekte informatie wel kan worden afgeleid dat (ook) sprake is van geleend geld, maakt nog niet dat [eiser] het risico van het verloren gaan van de (al dan niet vooruitbetaalde) rente zonder meer had kunnen of behoren te begrijpen. Hieruit volgt dat de kantonrechter blijft bij het oordeel dat de rente in beginsel als nadelig gevolg van het aan Dexia verweten handelen in aanmerking dient te worden genomen bij de vaststelling van het totale nadeel. Bevestiging van dit oordeel vindt de kantonrechter in de uitspraak van de Commissie van Beroep DSI van 27 januari 2005 en in het arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 24 mei 2007 (LJN BA5684). 3.6. Dexia is echter niet voor het volledige nadeel aansprakelijk, nu zulks naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Het voor rekening van Dexia komende nadeel dient te worden verminderd in evenredigheid met de, op een gemotiveerde schatting berustende, mate waarin aan [eiser] toe te rekenen omstandigheden tot het nadeel hebben bijgedragen. Dit overeenkomstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist in zijn arrest van 31 maart 2006, RvdW 2006, 328 (LJN AU6092). Een en ander zal tot uitdrukking worden gebracht door toepassing van de hierna bedoelde maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Grondslag voor de hiervoor bedoelde schatting vormen de persoonlijke omstandigheden van [eiser] die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de onderhavige overeenkomst tot stand zou zijn gekomen indien Dexia haar zorgplicht afdoende was nagekomen, mede gelet op de leasesom en op de overige verplichtingen uit de onderhavige rechtsverhouding met Dexia. Dit betreft met name (maar niet uitsluitend) de financiële omstandigheden van [eiser] en de kennis en ervaring van [eiser]. 3.7. Op basis van de omstandigheden zoals die hiervoor onder 1.2. bij de feiten zijn vermeld, is voor [eiser] categorie 2 (als bedoeld in het vonnis van 27 april 2007) van toepassing, nu het inkomen van [eiser] ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomst meer dan € 15.000,00 doch minder dan 2/3 van de leasesom bedroeg. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dient het 35% van het nadeel voor rekening van [eiser] te komen en het resterende percentage voor rekening van Dexia. Bij deze nadeelverdeling heeft de kantonrechter rekening gehouden met de omstandigheid dat [eiser] niet voldoende duidelijk is gemaakt dat hij naast het aangaan van een lening, hetgeen zijn oorspronkelijke doel was, tevens een lease-overeenkomst heeft gesloten waarmee hij eveneens een lening aanging. Voor zover sprake is van fiscaal voordeel is dat in deze verdeling verdisconteerd. 3.8. Als nadeel wordt in aanmerking genomen het bedrag dat in de bijlage onder ‘totaal nadeel’ staat vermeld. Dit is het resultaat van de volgende berekening: het bedrag dat in de bijlage onder ‘in aanmerking te nemen termijnen’ staat vermeld (zijnde de oorspronkelijke looptijd van de overeenkomst met een maximum van 60 maanden), vermeerderd met het daarachter onder ‘restant hoofdsom’ vermelde restant van de hoofdsom van de geldlening en verminderd met de vervolgens onder ‘waarde/opbrengst’ vermelde waarde van de geleasede effecten alsmede met het onder ‘in eerste 5 j. ontvangen + verrekende dividenden’ vermelde bedrag wegens in verband met de overeenkomst (althans de eerste 60 maanden) ontvangen en (eventueel) verrekende dividenden. 3.9. Van dit nadeel dient, gelet op het in 3.7. bedoelde percentage, een bedrag voor rekening van [eiser] te blijven gelijk aan het onder ‘voor rekening afnemer’ genoemde bedrag. 3.10. Door of ten behoeve van [eiser] is in het kader van de lease-overeenkomst een bedrag betaald gelijk aan het onder ‘betaald’ vermelde bedrag. Hierbij is de kantonrechter er vanuit gegaan dat er na de comparitie geen betalingen meer door [eiser] zullen worden verricht, nu hij ter comparitie aan Dexia kenbaar heeft gemaakt de lease-overeenkomst te willen beëindigen. Op het onder ‘betaald’ vermelde bedrag dienen in mindering te worden gebracht alle (ook na 60 maanden) ontvangen dividenden als vermeld onder ‘totaal ontvangen dividenden’ en het hiervoor bedoelde bedrag dat voor rekening van [eiser] dient te blijven, zodat Dexia per saldo aan [eiser] dient te voldoen het per onder ‘te ontvangen’ vermelde bedrag van € 9.205,31, te vermeerderen met de wettelijke rente als hierna genoemd. 3.11. Hetgeen [eiser] terug zal ontvangen wordt aan alle betalingen aan Dexia toegerekend. Dit brengt mee dat de betalingen aan Dexia voor de berekening van de wettelijke rente niet geheel, maar voor een deel in aanmerking worden genomen. Het in aanmerking te nemen deel is een breuk, waarbij de teller wordt gevormd door het bedrag dat [eiser] dient terug te ontvangen en de noemer door het bedrag dat ter zake van de lease-overeenkomst aan Dexia is betaald. Wettelijke rente wordt toegekend over een percentage van elke betaling aan Dexia, gelijk aan het (afgeronde) percentage als vermeld in de bijlage achter onder ‘% rente’, telkens vanaf de betaaldatum. 3.12. De door [eiser] gevorderde ontbinding van de lease-overeenkomst wordt afgewezen nu het schenden van de zorgplicht door Dexia in de precontractuele fase niet als een tekortkoming in de nakoming kan worden aangemerkt. 3.13. De vordering met betrekking tot de BKR-registratie zal worden toegewezen met matiging en maximering van de dwangsom. 3.14. De overige stellingen van partijen behoeven geen behandeling meer. 3.15. De overigens door [eiser] ingestelde vorderingen worden afgewezen. De in verband daarmee gestelde feiten en omstandigheden, de negatieve financiële gevolgen voor [eiser] daaronder begrepen, zijn verdisconteerd in het oordeel omtrent de verplichtingen die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid thans tussen partijen hebben te gelden. 3.16. Gelet op de uitkomst van de procedure dient Dexia te worden veroordeeld in de kosten van het geding. De gevorderde proceskosten worden toegewezen conform het gebruikelijke liquidatietarief. Voor zover buitengerechtelijke kosten zijn gevorderd worden deze afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat werkzaamheden zijn verricht anders dan ter voorbereiding van processtukken en instructie van de zaak. Voor zover eisende partij vergoeding vordert van kosten voor het bij derden opvragen van bescheiden behoren deze tot de in artikel 241 Rv bedoelde kosten, en derhalve tot de proceskosten. 3.17. Er is bij afweging van de belangen van beide partijen bij de onderhavige uitspraak onvoldoende aanleiding het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. 3.18. Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding. De eigendom van de in het kader van de lease-overeenkomst gekochte effecten is bij Dexia verbleven. Beslissing De kantonrechter: I. veroordeelt Dexia om aan [eiser] te betalen € 9.205,31, te vermeerderen met de wettelijke rente berekend over 52,5% van elke door [eiser] uit hoofde van de lease-overeenkomst verrichte betaling, telkens vanaf de betaaldatum, tot aan de dag der algehele voldoening; II. veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiser] gevallen, tot op heden begroot op: voor verschuldigd griffierecht € 750,00 voor salaris van gemachtigde € 196,00 totaal € 946,00 een en ander, voor zover verschuldigd, inclusief btw; III. veroordeelt Dexia om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het Bureau Kredietregistratie te Tiel te berichten dat [eiser] geen verplichtingen uit de lease-overeenkomst meer heeft, op straffe van een dwangsom van € 100,-- voor elke dag dat Dexia niet aan deze veroordeling voldoet tot een maximum van € 10.000,--; IV. verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad; V. wijst af het meer of anders gevorderde. Aldus gewezen door mr. C.S. Schoorl, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 oktober 2008 in tegenwoordigheid van de griffier. De griffier De kantonrechter BIJLAGE Behoort bij vonnis d.d. 8-10-08 Rolnummer DX 06-331 [eiser] Overzicht van de gegevens per overeenkomst Voor rekening van de afnemer blijvend percentage van het in aanmerking genomen nadeel: 35 Alle bedragen zijn vermeld in euro's. in aanmerking ontvangen + totaal te nemen restant waarde/ verrekende totaal voor rekng ontvangen te % contractnr termijnen hoofdsom opbrengst dividenden nadeel afnemer betaald dividenden ontvangen rente [nummer] 9.559,80 12.020,77 9.129,20 2.180,34 10.271,03 3.594,86 17.529,75 4.729,58 9.205,31 52,5