Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG2071

Datum uitspraak2008-10-21
Datum gepubliceerd2008-10-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersK08/0131
Statusgepubliceerd


Indicatie

Klacht ex artikel 12 c.q. 13 Sv, artikel 282 Sr. Voor zover dit beklag zich richt tegen rechterlijke ambtenaren, dient het te worden begrepen als een beklag ex artikel 13 van het Wetboek van Strafvordering. Naar het oordeel van het hof kan de vrijheidsberoving van klager, nu deze het gevolg is geweest van rechterlijke uitspraken c.q. beslissingen, niet wederrechtelijk van aard zijn. Reeds om die reden kan een vervolging wegens wederrechtelijke vrijheidsberoving niet tot een veroordeling van beklaagden leiden, op grond waarvan het beklag als kennelijk ongegrond kan worden afgewezen.


Uitspraak

K08/0131 GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH Beschikking van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 21 oktober 2008 inzake het beklag ex artikel 12 en/of 13 van het Wetboek van Strafvordering van: [klager], wonende te Ospel, hierna te noemen: klager, over de beslissing van de officier van justitie te 's-Hertogenbosch tot het niet vervolgen van: diverse officieren van justitie, advocaten-generaal, rechters, advocaten en een psychiater, hierna te noemen: beklaagden, wegens wederrechtelijke vrijheidsberoving. De feitelijke gang van zaken. Op 4 december 2007 heeft klager aangifte gedaan van wederrechtelijke vrijheidsberoving, beweerdelijk jegens hem gepleegd door beklaagden. Op 8 februari 2008 is door de fungerend hoofdofficier van justitie aan klager bericht dat de zaak niet zal worden vervolgd omdat een en ander is onderworpen aan het oordeel van een rechter. Hierop heeft klager bij schrijven van 24 maart 2008 een klaagschrift ingediend bij het hof, ingekomen ter griffie van het hof op 26 maart 2008, met het verzoek de vervolging te bevelen. De advocaat-generaal heeft in het schriftelijk verslag van 6 juni 2008 het hof geraden klager kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren c.q. het beklag als kennelijk ongegrond af te wijzen. De beoordeling. Klager is vervolgd ter zake van onder meer belaging, wederrechtelijke vrijheidsberoving en bedreiging. Hij is op 29 juli 2004 door de rechtbank te ’s-Hertogenbosch veroordeeld tot 360 dagen gevangenisstraf, waarvan 244 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Tegen dit vonnis heeft klager hoger beroep ingesteld. Bij arrest van 8 maart 2006 heeft het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch klager veroordeeld tot 9 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Klager stelt – naar het hof begrijpt – dat hij op onterechte gronden in voorarrest heeft gezeten en gedurende die tijd wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd is geweest. Hij stelt alle personen die bij zijn strafzaak betrokken zijn geweest daarvoor verantwoordelijk. Voor zover dit beklag zich richt tegen rechterlijke ambtenaren, dient het te worden begrepen als een beklag ex artikel 13 van het Wetboek van Strafvordering. Naar het oordeel van het hof kan de vrijheidsberoving van klager, nu deze het gevolg is geweest van rechterlijke uitspraken c.q. beslissingen, niet wederrechtelijk van aard zijn. Reeds om die reden kan een vervolging wegens wederrechtelijke vrijheidsberoving niet tot een veroordeling van beklaagden leiden, op grond waarvan het beklag als kennelijk ongegrond kan worden afgewezen. Gelet op het vorenstaande kan overeenkomstig het bepaalde bij artikel 12c van het Wetboek van Strafvordering worden afgezien van het horen van klager in raadkamer. De beslissing. Het hof wijst het beklag als kennelijk ongegrond zijnde af. Aldus gegeven door mr. C.H.W.M. Sterk, als voorzitter, mr. G.A.M. Stevens en mr. A.R.O. Mooy, als raadsheer, in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, als griffier. op 21 oktober 2008.