
Jurisprudentie
BG2092
Datum uitspraak2008-10-07
Datum gepubliceerd2008-10-30
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers107.002.578/01
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-30
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers107.002.578/01
Statusgepubliceerd
Indicatie
Een boete als de onderhavige kan op verzoek van de schuldeiser door de rechter worden gematigd mits de billijkheid dat klaarblijkelijk eist. Daarbij heeft te gelden dat het enkele uiteenlopen van de verschuldigde hoofdsom en de (totale) boete onvoldoende grond is voor matiging, doch dat zulks anders kan worden indien de bedongen boete in verhouding tot het te betalen bedrag, waartoe de boete als prikkel dient, buitensporig is. Dat laatste doet zich naar het oordeel van het hof in casu voor. De gevorderde boete van € 113,45 per maand, over een bedrag van € 1.338,75 komt immers neer op een verkapte rente (naast de eveneens gevorderde wettelijke rente) van meer dan 100 % per jaar. Daarbij weegt ook mee de reeds door de kantonrechter gememoreerde omstandigheid dat [appellante] eerst na ommekomst van de huurovereenkomst aanspraak heeft gemaakt op de huurpenningen.
Uitspraak
Arrest d.d. 7 oktober 2008
Zaaknummer 107.002.578/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellante],
wonende te [woonplaats appellante],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. J.V. van Ophem,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats geïntimeerde],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
niet verschenen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen
uitgesproken op 8 december 2005, 26 oktober 2006, 26 april 2007 en 8 januari 2008 door de sector kanton - aanvankelijk locatie Meppel, later locatie Assen - van de rechtbank Assen (verder aan te duiden als de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 31 maart 2008 is door [appellante] hoger beroep ingesteld van de genoemde vonnissen met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 16 april 2008. Bij herstelexploot van 15 april 2008 is de aangezegde rechtsdag gewijzigd in 19 mei 2008.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
'' Dat het Gerechtshof Leeuwarden bij arrest uitvoerbaar bij voorraad: vernietigt het vonnis van de rechtbank Assen, gewezen op 8 januari 2008, onder zaaknummer 162436 / CV EXPL 07-3080, alsmede het vonnis van de rechtbank Assen, gewezen 26 april 2007, onder zaaknummer 162436/CV EXPL 05-1315, gewezen tussen [appella[appellante] als eiseres, en [geïntimeerde] als gedaagde, en opnieuw rechtdoende:
IN CONVENTIE:
I. geïntimeerde veroordeelt om aan eiseres te betalen € 3.794,30, te vermeerderen met de contractuele boete ad € 113,45 per maand sedert 01-06-2005 over een bedrag van € 1.338,75 tot de dag der algehele voldoening en kosten rechtens;
II. geïntimeerde veroordeelt in de proceskosten in beide instanties.''
Tenslotte heeft [appellante] de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellante] heeft vier grieven opgeworpen, waarvan er twee als grief III zijn aangemerkt.
De beoordeling
1. Tegen de vonnissen van 8 december 2005 en van 26 oktober 2006 (de appeldagvaarding spreekt kennelijk per abuis over 16 oktober 2006) is geen grief ontwikkeld, zodat [appellante] in zoverre in haar appel niet kan worden ontvangen.
2. Het hof zal in appel dan ook hebben uit te gaan van de feiten zoals die zijn weergegeven onder overweging 2 (2.1 tot en met 2.5) van het vonnis van 8 december 2005.
3. Stellende dat tussen haar en [geïntimeerde] een huurovereenkomst was gesloten voor de duur van zes maanden (1 december 2003 tot en met 31 mei 2004) met betrekking tot een kantoor te Swifterbant, vorderde [appellante] van [geïntimeerde] achterstallige huurpenningen (€ 1.338,75) te vermeerderen met de contractuele boete (telkens als niet prompt op de eerste van de maand is betaald een bedrag van 2 % van het verschuldigde met een minimum van Hfl 250,-- per kalendermaand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt) en incassokosten.
[geïntimeerde] heeft zich op het standpunt gesteld dat tussen partijen geen huurovereenkomst tot stand is gekomen en dat de onder de schriftelijke huurovereenkomst bij zijn naam staande handtekening, vals is.
Na bewijslevering en een deskundigenbericht heeft de kantonrechter de vordering van [appellante] in hoofdsom toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 oktober 2004. De kantonrechter heeft de boete gematigd tot nihil en de gevorderde incassokosten afgewezen. De eerste 2 grieven komen tegen de beslissingen inzake de boete (grief I) en de incassokosten (grief II) op. Grief III richt zich tegen de beslissing van de kantonrechter bij vonnis d.d. 26 april 2007 om [appellante] de kosten van de deskundige (schriftexpert) te laten voorschieten. Een vierde grief (abusievelijk ook als III aangeduid) richt zich tegen de beslissing van de kantonrechter om de kosten te compenseren.
Met betrekking tot grief I:
4. Uitgaande van de juistheid van het eindvonnis van de rechtbank dat sprake is geweest van een tussen partijen gesloten huurovereenkomst, heeft [geïntimeerde] vanaf het begin van het huurcontract de huur niet betaald, zodat hij - ingevolge het bepaalde in artikel 14.2 van de toepasselijke Algemene Voorwaarden - van stonde af aan de boete (welke duidelijk strekt tot aansporing om tijdig na te komen) verschuldigd is geworden.
[appellante] heeft haar vordering ter zake in zoverre beperkt dat zij enkel de contractuele boete vordert over de totale huurachterstand sedert 01-06-2005, oftewel per sedert die datum verschenen maand telkens een bedrag groot € 113,45. Daarenboven vordert zij over de huurachterstand ook nog de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2004.
5. Een boete als de onderhavige kan op verzoek van de schuldeiser door de rechter worden gematigd mits de billijkheid dat klaarblijkelijk eist. Daarbij heeft te gelden dat het enkele uiteenlopen van de verschuldigde hoofdsom en de (totale) boete onvoldoende grond is voor matiging, doch dat zulks anders kan worden indien de bedongen boete in verhouding tot het te betalen bedrag, waartoe de boete als prikkel dient, buitensporig is. Dat laatste doet zich naar het oordeel van het hof in casu voor. De gevorderde boete van € 113,45 per maand, over een bedrag van € 1.338,75 komt immers neer op een verkapte rente (naast de eveneens gevorderde wettelijke rente) van meer dan 100 % per jaar. Daarbij weegt ook mee de reeds door de kantonrechter gememoreerde omstandigheid dat [appellante] eerst na ommekomst van de huurovereenkomst aanspraak heeft gemaakt op de huurpenningen.
6. Anders dan de kantonrechter is het hof echter van oordeel dat matiging tot nihil te ver gaat. Gelet op de omstandigheden van het geval, zal het hof de boete matigen tot een bedrag van € 25,-- per maand, oftewel, gerekend tot en met januari 2008 (de maand waarin de kantonrechter vonnis heeft gewezen) € 825,--, te vermeerderen met € 25,-- per maand voor elke maand of gedeelte daarvan dat betaling sedert 1 februari 2008 is uitgebleven.
7. De grief treft in zoverre doel.
Met betrekking tot grief II:
8. Blijkens de in eerste aanleg bij dagvaarding overgelegde producties (4 tot en met 12) heeft [appellante] eerst zelf tot vier keer toe [geïntimeerde] aangemaand tot betaling van de openstaande nota's over te gaan. Vervolgens heeft [appellante] bij brief van 11 januari 2005 de nota ter incasso overhandigd aan Atradius. Laatstgenoemd incassobureau heeft op 12 januari 2005 een aanmaning richting het bedrijf van [geïntimeerde] doen uitgaan, heeft bij brief d.d. 17 januari 2005 geantwoord op een door de advocaat
van [geïntimeerde] gezonden brief van 14 januari 2005, heeft op 31 januari 2005 weer een aanmaning verzonden en heeft tenslotte, bij brief van 17 maart 2005 gereageerd op een brief van de advocaat van [geïntimeerde] d.d. 2 februari 2005.
9. Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen alleszins toewijzing van de gevorderde incassokosten (€ 300,--), waarvan de berekening redelijk voorkomt, zodat de grief doel treft.
Met betrekking tot grief III:
10. Wat er van de door de grief bestreden beslissing verder ook zij, gelet op de hierna te geven beslissing ten aanzien van grief IV (de tweede grief III) heeft [appellante] geen belang bij de behandeling van deze grief.
Met betrekking tot grief IV:
11. De grief treft doel. [geïntimeerde] is aan te merken als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij. Dat de rechter termen aanwezig acht om een contractuele boete te matigen, maakt dat niet anders, temeer nu een dergelijke matiging eerst zal kunnen plaatsvinden nadat daartoe door de schuldenaar uitdrukkelijk een verzoek is gedaan.
Slotsom
12. Het beroepen vonnis zal - om proceseconomische redenen - geheel worden vernietigd en er zal opnieuw recht worden gedaan als hieronder nader aan te geven. Daarbij zal [geïntimeerde] worden veroordeeld in de kosten van de procedure in eerste aanleg (waaronder begrepen de kosten van de deskundige) en - als wederom grotendeels in het ongelijk gestelde partij - in de kosten van de procedure in hoger beroep (in eerste aanleg voor wat de kosten gemachtigde betreft: 4,5 punt à € 135 ; en in hoger beroep voor wat de kosten van de advocaat betreft: 1 punt tarief I).
De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart [appellante] niet ontvankelijk in haar hoger beroep tegen de tussen partijen gewezen vonnissen d.d. 8 december 2005 en d.d. 26 oktober 2006;
vernietigt de vonnissen d.d. 26 april 2007 en d.d. 8 januari 2008 waarvan beroep
en - in zoverre - opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan [appellante] van een bedrag groot € 2.463,75 , te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag groot € 1.338,75 vanaf 1 oktober 2004, tot de dag der voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan [appellante] van een bedrag groot € 25,-- per maand, voor elke maand of gedeelte daarvan dat betaling van de hiervoor bedoelde achterstallige huurpenningen (ad € 1.338,75) sedert 1 februari 2008 is uitgebleven;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellante]:
in eerste aanleg op € 2.055,93 aan verschotten en € 607,50 aan salaris voor de gemachtigde;
in hoger beroep op € 325,80 aan verschotten en € 632,00 aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. Mollema, voorzitter en mrs. Kuiper en De Hek, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 7 oktober 2008 in bijzijn van de griffier.