
Jurisprudentie
BG2165
Datum uitspraak2008-10-30
Datum gepubliceerd2008-11-06
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers89567 / KG ZA 08-223
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-06
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers89567 / KG ZA 08-223
Statusgepubliceerd
Indicatie
Toewijzing vordering tot nakoming van een door de rechtbank vastgestelde voorlopige omgangsregeling + dwangsom.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK ROERMOND
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 89567 / KG ZA 08-223
Vonnis in kort geding van 30 oktober 2008
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. J.L.M. Wissing,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. F.E.H.M. van Aken.
Partijen zullen hierna [de man] en [de vrouw] respectievelijk de man en de vrouw genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling op 30 oktober 2008
- de pleitnota van [de vrouw].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Uit een inmiddels beëindigde affectieve relatie tussen partijen is op [geboortedatum 2005] te [geboorteplaats] de thans nog minderjarige [het kind] geboren. De man heeft de minderjarige erkend. De vrouw is alleen belast met het gezag over [het kind].
2.2. In het kader van een door de man aangespannen kort geding hebben partijen ter terechtzitting van 11 februari 2008 een omgangsregeling afgesproken in afwachting van een door de man aan te spannen bodemprocedure inzake zijn omgangsrecht met [het kind].
2.3. Bij beschikking van deze rechtbank van 19 maart 2008 is een voorlopige omgangsregeling vastgesteld tussen de man en [het kind] in die zin dat de man [het kind] een weekend per 14 dagen mag zien op zaterdag van 15.00 uur tot 18.30 uur en op zondag van 10.00 uur tot 13.00 uur ten huize van zijn ouders, waarbij vader [het kind] haalt en terugbrengt, terwijl de definitieve beslissing omtrent de omgangsregeling is aangehouden.
2.4. Bij beschikking van deze rechtbank van 2 juli 2008 is de beslissing betreffende de omgangsregeling andermaal aangehouden in afwachting van het resultaat van de door partijen bij Bureau Jeugdzorg te voeren gezamenlijke gesprekken.
3. Het geschil
3.1. [de man] vordert – samengevat – :
1. de vrouw te bevelen haar medewerking te verlenen aan de uitvoering van de door de rechtbank bij beschikking van 19 maart 2008 vastgestelde voorlopige omgangsregeling;
2. veroordeling van de vrouw tot betaling aan de man van een dwangsom van EUR 500,-- per dag of gedeelte daarvan dat zij weigert mee te werken aan het onder 1 gevorderde bevel;
3. veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure.
3.2. De man stelt, dat hem in het omgangsweekend van 21 september 2008 is meegedeeld, dat de omgang tijdens dat weekend niet door ging. Enige tijd later werd de man te verstaan gegeven, dat de omgang helemaal werd stopgezet. Als reden werd opgegeven, dat [het kind] ernstige slaapstoornissen en gedragsproblemen zou ontwikkelen in de vorm van druk en onhandelbaar gedrag, dat [het kind] zich tegen de omgang zou verzetten, dat de man niet met [het kind] zou spelen tijdens de omgang, dat [het kind] met spoed vanuit het consultatiebureau zou zijn doorverwezen naar een kinderpsycholoog en dat de vrouw eerst de rapportage van de psycholoog wil afwachten alvorens er weer omgang kan plaatsvinden. De man herkent niets van de gronden waarop de vrouw zich beroept en voelt zich als ouder volledig gepasseerd. De man ontkent niet dat de relatie tussen partijen nog steeds niet optimaal is. Door de omgang stop te zetten handelt de vrouw onrechtmatig jegens de man en zal de man vermoedelijk maandenlang geen omgang met zijn zoon hebben. De man acht dit niet in het belang van [het kind].
3.3. De vrouw concludeert tot afwijzing van het door de man gevorderde. Volgens de vrouw is een naleving van de bij beschikking van 19 maart 2008 vastgestelde voorlopige omgangsregeling niet in het belang van [het kind] te achten. Volgens de vrouw is er sprake van gedragsproblemen bij [het kind] als gevolg van de omgangscontacten met de man. Sinds er geen omgang meer plaatsvindt gaat het beter met [het kind]. De vrouw heeft haar huisarts geraadpleegd, die van mening is dat de omgang tussen de man en [het kind] dient te worden stopgezet. Ook de crèche, die [het kind] bezoekt, steunt de vrouw in haar standpunt. Voorafgaand aan de omgang met de man verzet [het kind] zich zo hevig dat [het kind] niet op een normale wijze aan de man kan worden overgedragen. De ontwikkeling van [het kind] stagneert als gevolg van de omgang met de man. Het contact tussen partijen is volledig verstoord.
4. De beoordeling
4.1. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is er in deze procedure sprake van een zodanig recht en belang aan de zijde van de man dat, gelet op de belangen van partijen en dat van het kind, het treffen van een onmiddellijke voorziening bij voorraad zodanig hoge prioriteit heeft, dat de nadere behandeling in de tussen partijen aanhangige bodemprocedure niet kan worden afgewacht.
4.2. Het is de voorzieningenrechter ambtshalve bekend, dat de voortzetting van de bodemprocedure op 27 november 2008 plaatsvindt.
4.3. De voorzieningenrechter stelt voorop dat naarmate een kind met de leeftijd als dat
van [het kind] langere tijd geen omgang met een van de ouders heeft, dit nadelige gevolgen kan hebben voor de verdere ontwikkeling van het kind. Uitgangspunt dient dan ook te zijn dat er regelmatig contact plaatsvindt tussen het kind en de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijf heeft, tenzij dit in strijd is met het belang van het kind. Gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting acht de voorzieningenrechter een contact tussen [het kind] en vader niet strijdig met het belang van [het kind]. Noch aan de zijde van vader noch aan de zijde van [het kind] is gebleken van contra-indicaties die aan omgang in de weg staan. De vrouw dient zich te realiseren dat een goed contact tussen vader en zoon van wezenlijk belang is voor [het kind]. De man dient zijn verantwoordelijkheid als vader te nemen en alles in het werk te stellen om de vrouw, die als ouder met de dagelijkse verzorging en opvoeding van [het kind] is belast, op geen enkele wijze te belemmeren in de uitvoering van haar taak als verzorgende ouder. In het belang van [het kind] dienen de ouders hun strijd op ex-partnerniveau te staken. Gebleken is dat de oudercommunicatie tussen partijen ernstig is verstoord en dat partijen, in het belang van [het kind], daaraan dienen te werken. Nu de man ter terechtzitting heeft verklaard bereid te zijn om met de vrouw bij Bureau Jeugdzorg opnieuw gesprekken te gaan voeren, gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat de gesprekken die partijen ter verbetering van hun oudercommunicatie bij Bureau Jeugdzorg hebben gevoerd, op korte termijn zullen worden hervat.
4.4. Omdat de voorzieningenrechter niet is gebleken van omstandigheden die aan omgang tussen [het kind] en de man in de weg staan en voor een evenwichtige ontwikkeling van [het kind] onder meer een regelmatige omgang met de vader van belang is, is de voorzieningenrechter van oordeel dat komend weekend de bij beschikking van 19 maart 2008 vastgestelde voorlopige omgangsregeling dient te worden hervat en dat de vrouw haar volledige medewerking daaraan dient te verlenen.
4.5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de gevorderde dwangsom als volgt dient te worden beperkt. Voor elke dag of gedeelte daarvan dat de vrouw de omgangsregeling niet nakomt is zij een dwangsom verschuldigd van EUR 250,-- per dag, tot een maximum van EUR 10.000,--.
4.6. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. beveelt de vrouw met ingang van 1 november 2008 haar medewerking te verlenen aan de nakoming van de door de rechtbank bij beschikking van 19 maart 2008 in de zaak met nummer 84561 / FA RK 08-158 vastgestelde voorlopige omgangsregeling tussen de man en [het kind];
5.2. bepaalt dat de vrouw voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij, na betekening van dit vonnis, in strijd handelt met voornoemde veroordeling, aan de man een dwangsom verbeurt van EUR 250,-- per dag, tot een maximum van EUR 10.000,--;
5.3. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C.G. Brants en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2008.