
Jurisprudentie
BG2203
Datum uitspraak2008-06-09
Datum gepubliceerd2008-10-31
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
Zaaknummers229 HLAR 04/08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-10-31
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
Zaaknummers229 HLAR 04/08
Statusgepubliceerd
Indicatie
Het door appellant ingestelde beroep heeft betrekking op de beschikking op het tegen de afwijzing van de aanvraag om de vreemdeling een vergunning tot verblijf te verlenen door deze gemaakte bezwaar. Zoals het Hof eerder heeft overwogen (bv. Zaak nr. 48 HLAR 12/04) is bij de weigering een vergunning tot verblijf te verlenen slechts het belang van de desbetreffende vreemdeling rechtstreeks betrokken. Nu appellant niet die vreemdeling is, is hij geen belanghebbende als bedoeld in art. 7, eerste lid LAR. Het Gerecht heeft hem ten onrechte niet om die reden niet-ontvankelijk verklaard. Hof doet dit alsnog.
Uitspraak
229 HLAR 04/08
Datum uitspraak: 9 juni 2008
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 21 december 2007 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Justitie.
1. Procesverloop
Bij beschikking van 22 juni 2006 heeft de Gezaghebber van het Eilandgebied Curaçao (hierna: de Gezaghebber) namens de minister van Justitie (hierna: de minister) een verzoek van [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) om haar een vergunning tot tijdelijk verblijf te verlenen afgewezen.
Bij beschikking van 18 april 2007 heeft de Gezaghebber namens de minister het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en de afwijzing gehandhaafd.
Bij uitspraak van 21 december 2007 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao (hierna: het Gerecht) het daartegen door [appellant] (hierna: [appellant]) ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij het Hof ingekomen op 1 februari 2008, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 april 2008, waar [appellant], bijgestaan door mr. M.H. Römer, advocaat, en de minister, vertegenwoordigd door N.B. Louisa, advocaat, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ambtshalve wordt het volgende overwogen.
2.1.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de LAR) wordt onder beschikking verstaan: een schriftelijk besluit van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling, die niet van algemene strekking is.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, voor zover thans van belang, kunnen natuurlijke personen of rechtspersonen, die door een beschikking rechtstreeks in hun belang zijn getroffen, daartegen beroep instellen bij het Gerecht.
2.1.2. Het door [appellant] ingestelde beroep heeft betrekking op de beschikking op het tegen de afwijzing van de aanvraag om de vreemdeling een vergunning tot verblijf te verlenen door deze gemaakte bezwaar.
Zoals het Hof eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 29 november 2004 in zaak nr. 48 HLAR 12/04), is bij de weigering een vergunning tot verblijf te verlenen slechts het belang van de desbetreffende vreemdeling rechtstreeks betrokken. Nu [appellant] niet de vreemdeling is die de geweigerde vergunning tot verblijf heeft aangevraagd, is hij geen belanghebbende, als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de LAR, bij de beschikking van 18 april 2007. Het Gerecht heeft het door hem ingestelde beroep ten onrechte niet om die reden niet-ontvankelijk verklaard.
2.2. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd.
Doende hetgeen het Gerecht zou behoren te doen, zal het Hof het door [appellant] tegen de beschikking van 18 april 2007 ingestelde beroep alsnog niet-ontvankelijk verklaren.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, van 21 december 2007 in zaak nr. 2007/67;
III. verklaart het bij het Gerecht in die zaak tegen de namens de minister van Justitie door de Gezaghebber van het Eilandgebied Curaçao gegeven beschikking van 18 april 2007 ingestelde beroep niet-ontvankelijk;
IV. gelast dat het Land de Nederlandse Antillen aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van NAF 300,00 (zegge: driehonderd gulden) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. H.L. Wattel, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. P. van Dijk, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier.
Voorzitter
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 juni 2008
Verzonden: