Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG2212

Datum uitspraak2007-06-04
Datum gepubliceerd2008-10-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
Zaaknummers157 HLAR 31/06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Weigering toestemming te verlenen voor geneeskundige behandeling van personen met zogenoemde garantiekaarten.
Het Bestuurscollege heeft in redelijkheid kunnen besluiten tot het terzake gevoerde beleid. Geen sprake van bijzondere omstandigheden die het Bestuurscollege noopten van dat beleid af te wijken.
Aangevallen uitspraak vernietigd.


Uitspraak

157 HLAR 31/06 Datum uitspraak: 4 juni 2007 GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend op Sint Maarten, appellant, tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, van 1 juni 2006 in het geding tussen: appellant en het Bestuurscollege van het Eilandgebied Sint Maarten. 1. Procesverloop Bij beschikking van 14 september 2005 heeft de Directeur Gezondheidszaken van het Eilandgebied Sint Maarten (hierna: de Directeur) namens het Bestuurscollege van het Eilandgebied Sint Maarten (hierna: het Bestuurscollege) een verzoek van appellant om toestemming voor geneeskundige behandeling van personen met zogenoemde garantiekaarten afgewezen. Bij uitspraak van 1 juni 2006 heeft het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten (hierna: het Gerecht), het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, ingekomen bij het Gerecht op 12 juli 2006, hoger beroep ingesteld bij het Hof. Bij brief van 30 oktober 2006 heeft het Bestuurscollege van antwoord gediend. Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 maart 2007, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. P.M. Noordhoek, advocaat, en het Bestuurscollege, vertegenwoordigd door mr. K. de Vries, advocaat, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. In de eerste grief klaagt appellant dat het Gerecht, door te overwegen dat het Hoofd Arbeid en Sociale Zaken bevoegd is om toestemming te verlenen voor medische hulp aan on- en minvermogenden, als bedoeld in de Eilandsverordening medische hulp Sint Maarten (AB 1996, nr. 17), heeft miskend dat het Bestuurscollege het daartoe bevoegde bestuursorgaan is. 2.1.1. De grief slaagt. Ingevolge artikel 4 van de Verordening gouvernements-geneeskundigen (P.B. 1918, nr. 13), zoals gewijzigd bij artikel XVII van de Overdrachtsverordening IX (P.B. 1952, nr. 164), is het Bestuurscollege bevoegd om de hiervoor bedoelde toestemming te verlenen. 2.2. Het hoger beroep is reeds hierom gegrond. De overige grieven behoeven geen bespreking. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, overweegt het Hof als volgt. 2.3. Het Bestuurscollege heeft bij beschikking van 11 oktober 2002 een eerder verzoek van appellant om zodanige toestemming afgewezen. Tegen die afwijzing zijn geen rechtsmiddelen aangewend. 2.3.1. De aan de thans in geding zijnde afwijzing ten grondslag gelegde Beleidsnota Zorgvoorzieningen Sint Maarten (hierna: de Beleidsnota), vastgesteld door het Bestuurscollege in mei 2005, is een voor appellant relevante wijziging van het recht. Onderzocht moet worden of het Bestuurscollege ten onrechte daarin geen reden heeft gevonden om van de eerdere afwijzing terug te komen. 2.4. Appellant betoogt dat het Bestuurscollege niet in redelijkheid tot het voeren van het beleid, zoals dat is vermeld in de Beleidsnota, heeft kunnen besluiten, nu dit beleid niet tot de beoogde kostenbesparing zal leiden. Voorts mocht het Bestuurscollege dit beleid volgens hem niet aan de afwijzing ten grondslag leggen, omdat hij van het bestaan ervan niet op de hoogte was. 2.4.1. Het door het Bestuurscollege gevoerde, in de Beleidsnota neergelegde, beleid richt zich volgens die nota op de zorgbehoefte, beroepskrachtenplanning, vestiging en spreiding van medische beroepsbeoefenaren en zorginstellingen op Sint Maarten, ten einde de kwaliteit en kwantiteit van de instroom van medische beroepsbeoefenaren en de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de gezondheidszorg te controleren, alsmede de kostenstijging te beheersen. Hetgeen appellant heeft aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat het Bestuurscollege in redelijkheid niet tot het voeren van dit beleid heeft kunnen besluiten. Dat appellant, naar gesteld, onbekend was met het bestaan van dit beleid, leidt voorts niet tot het oordeel dat het dat beleid niet aan de afwijzing ten grondslag mocht leggen. 2.5. In de Beleidsnota is ter zake van de beroepskrachtenplanning voor huisartsen vermeld dat op Sint Maarten behoefte aan 19,3 fulltime-equivalent huisartsen bestaat. Niet in geschil is dat ten tijde hier van belang in de aldus aangenomen behoefte was voorzien. Gelet hierop, heeft het Bestuurscollege in overeenstemming met het door hem gevoerde beleid gehandeld door het verzoek van appellant af te wijzen. Het betoog van appellant dat zich zodanig bijzondere omstandigheden voordoen, dat het Bestuurscollege in redelijkheid niet onverkort aan het door hem gevoerde beleid heeft mogen vasthouden, faalt. Het Bestuurscollege heeft in dit kader terecht gesteld dat de aan dr. Arrindell en dr. Deketh verleende toestemming niet in strijd was met het gevoerde beleid, nu dat er niet aan in de weg staat dat bij overname van een huisartsenpraktijk, als bij voornoemde artsen aan de orde was, de aan de vertrekkende huisarts verleende toestemming wordt overgedragen aan de huisarts die de praktijk overneemt. Niet in geschil is dat in het geval van appellant van een overname, als hiervoor bedoeld, geen sprake is. Dat aan dr. Swanston-Meade toestemming is verleend, is volgens het Bestuurscollege, omdat haar verzoek eerder dan dat van appellant is ingediend. Appellant heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Het Bestuurscollege heeft voorts onvoldoende bestreden gesteld dat aan dr. Douglas geen toestemming, als hier bedoeld, is verleend. Van de gestelde strijd met het gelijkheidsbeginsel is dan ook niet gebleken. 2.6. Voor zover appellant heeft betoogd dat het Bestuurscollege in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft gehandeld, faalt ook dit betoog. Aan de omstandigheid dat zijn naam kortstondig op een aantal zogenoemde garantiekaarten was vermeld en het Bureau Ziektekosten Voorzieningen in de plaatselijke krant had vermeld dat hij in december 2004 behandelend arts voor zogenoemde garantiekaarthouders was, kon appellant niet het gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat het Bestuurscollege hem de hier bedoelde toestemming had verleend of zou verlenen. Daarbij is van belang dat het Bestuurscollege, naar het onbestreden heeft gesteld, de onjuiste vermelding terstond na ontdekking ervan heeft gecorrigeerd en appellant hiervan op de hoogte heeft gesteld. 2.7. Het beroep van appellant tegen de beschikking van 14 september 2005 is ongegrond. 2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten, van 1 juni 2006 in zaak no. LAR 63/2005; III. verklaart het bij het Gerecht in die zaak ingestelde beroep ongegrond; IV. gelast dat het Land de Nederlandse Antillen aan appellant het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van NAF. 300,00 (zegge: driehonderd gulden) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier. w.g. Ter Berg Voorzitter w.g. Martinez griffier Uitgesproken in het openbaar op 4 juni 2007