
Jurisprudentie
BG2217
Datum uitspraak2008-10-29
Datum gepubliceerd2008-11-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Maastricht
ZaaknummersAWB 08 / 1717
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Maastricht
ZaaknummersAWB 08 / 1717
Statusgepubliceerd
Indicatie
Artikel 13 B Opiumwet.
Sluiting van een koffieshop.
Zorgvuldig onderzoek?
Uitspraak
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Bestuursrecht
Procedurenummer: AWB 08 / 1717
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Maastricht op het verzoek
om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht
in het geding tussen
[verzoeker],
te Sittard, verzoeker,
en
de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen,
verweerder.
Datum bestreden besluit: 24 september 2008
Kenmerk: 2008/129597
1. Procesverloop
Op 20 oktober 1998 is bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank een verzoek ingekomen tot het treffen van een voorlopige voorziening, als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De door verweerder ingezonden stukken zijn in kopie aan de gemachtigde van verzoeker gezonden.
Voormeld verzoek is vervolgens behandeld ter zitting van de voorzieningenrechter van deze recht¬bank op 27 oktober 1998, alwaar namens verzoeker is verschenen mr. drs. G.A.C. Beckers.
Verweerder heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door mr. M.M.J.P. Boesten,
J.M. van Dongen en mr. T.A.M. van Oosterhout.
2. Overwegingen
In artikel 8:81 van de Awb is bepaald dat, indien tegen een besluit, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt vast, dat aan de eerste twee in artikel 8:81 van de Awb geformuleerde formele vereisten is voldaan, nu door verzoeker bezwaar is gemaakt tegen verweerders besluit ter zake waarvan de voorlopige voorziening is gevraagd en de rechtbank Maastricht bevoegd kan worden geacht om van de (mogelijke) hoofdzaak kennis te nemen.
Ook de vereiste onverwijlde spoed acht de voorzieningenrechter genoegzaam aangetoond. Bij het bestreden besluit heeft verweerder immers verzoekers koffieshop onmiddellijk gesloten.
De voorzieningenrechter dient derhalve een voorlopig oordeel te geven over de vraag of verweerder zich terecht bevoegd heeft geacht tot het toepassen van bestuursdwang op grond van artikel 13b van de Opiumwet en vervolgens of verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid door [naam bedrijf], gelegen aan [adres], met onmiddellijke ingang te sluiten voor de duur van 6 maanden.
Dienaangaande overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet luidt als volgt:
De burgemeester is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
Ingevolge het door verweerder vastgestelde Damoclesbeleid zal, indien er sprake is van verkoop etc. van harddrugs zonder waarschuwing direct worden overgegaan tot onmiddellijke sluiting voor de duur van 6 maanden. In dat geval wordt geen begunstigingstermijn gesteld.
Verweerder heeft zich bij het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van 24 september 2008 van de politie. Verweerder dient in een dergelijk geval, ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (LJN: BE9232), na te gaan of het rapport deugdelijk tot stand is gekomen en in het onderhavige geval met name of het rapport gebaseerd is op een juiste feitelijke grondslag.
Ter zitting is de voorzieningenrechter gebleken dat verweerder bij het nemen van het bestreden besluit niet beschikte over het proces-verbaal van de doorzoeking van de koffieshop door de politie op 23 september 2008. Verweerder beschikte ten tijde van het bestreden besluit evenmin over de mutatierapporten van de anonieme meldingen d.d. 11 en 17 september 2008, welke aanleiding waren voor de doorzoeking van de koffieshop. Voorts is onduidelijk of er een proces-verbaal van verhoor is gemaakt van de door de politie in de koffieshop aangehouden werknemers. In ieder geval beschikte verweerder hier niet over.
Met betrekking tot de zorgvuldigheid van verweerders besluitvorming overweegt de voorzieningenrechter het volgende. In het politierapport van 24 september 2008 is vermeld dat tijdens het onderzoek een hoeveelheid witte substantie werd aangetroffen, welke in plastic verpakt was. Deze substantie werd aangetroffen in het kleine hofje achter en behorende bij de koffieshop. Dit kleine hofje is alleen bereikbaar via de koffieshop en is niet toegankelijk vanaf de openbare weg.
Volgens verweerder blijkt uit voormeld politierapport dat sprake zou zijn van handel in harddrugs namelijk amfetamine. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder hiernaar geen nader onderzoek heeft ingesteld bijvoorbeeld bij mogelijke kopers of naar de mogelijke verkoop van de amfetamine in de koffieshop. Ten aanzien van de aangetroffen substantie blijkt niet of deze was “aangebroken” noch wat de staat was van de plastic verpakking. Met betrekking tot de toegankelijk van het hofje zijn wel foto’s overgelegd door verweerder, maar daaruit kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet worden afgeleid dat het hofje niet vanaf de openbare weg toegankelijk zou zijn. In dit verband acht de voorzieningenrechter het ook van belang dat verweerder heeft erkend dat via soortgelijke hofjes inbraken hebben plaatsgevonden.
Tenslotte constateert de voorzieningenrechter dat verweerder in het bestreden besluit niet heeft gemotiveerd waarom verzoeker niet is gehoord voorafgaand aan het bestreden besluit.
Op grond van voorgaande overwegingen is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat verweerder niet in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot het toepassen van bestuursdwang op grond van artikel 13b van de Opiumwet door de koffieshop met onmiddellijke ingang te sluiten voor de duur van 6 maanden.
Hoewel de hiervoor beschreven gebreken in verweerders besluitvorming in bezwaar (grotendeels) kunnen worden hersteld, ziet de voorzieningenrechter toch aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Vast staat dat verzoeker de koffieshop sedert 1993 exploiteert en dat in het verleden geen in casu relevante strafbare feiten zijn gepleegd door verzoeker.
De voorzieningenrechter acht voorts de door verzoeker gegeven verklaring voor de aanwezigheid van de amfetamine, namelijk dat deze daar zouden zijn neergelegd door een voormalig medewerker, niet onaannemelijk. In dit verband is van belang dat deze medewerker op een wachtlijst staat om in aanmerking te komen voor een vergunning voor exploitatie van een koffieshop en de grote financiële belangen die hier spelen.
Tenslotte zijn door verzoeker camerabeelden gemaakt, waaruit zou blijken dat er niet is gehandeld in harddrugs.
Op grond van voorgaande overwegingen is de voorzieningenrechter van oordeel dat het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden toegewezen en het bestreden besluit moet worden geschorst.
De voorzieningenrechter acht termen aanwezig om verweerder te veroordelen in de kosten, die verzoeker in verband met de behandeling van het onderhavige verzoek redelijkerwijs heeft moeten maken. Het bedrag van de kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand wordt daarbij vastgesteld overeenkomstig het tarief, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, van het Besluit pro¬ceskosten bestuursrecht (Bpb).
De voorzieningenrechter kent ter zake twee punten met elk een waarde van € 322,-- toe voor de indiening van het verzoekschrift en de verschijning ter zitting en bepaalt het gewicht van de zaak, gelet op de aard en de inhoud van het geschil, op gemiddeld (wegingsfactor 1).
Het te vergoeden bedrag voor verleende rechtsbijstand bedraagt derhalve 2 x € 322,-- x 1 =
€ 644,--.
Gelet op de artikelen 8:75, 8:82 en 8:84 van de Awb wordt als volgt beslist.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank Maastricht:
1.wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe in dier voege dat het primaire besluit van 24 september 2008 wordt geschorst tot zes weken nadat op het bezwaar is beslist;
2.bepaalt dat aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,00 wordt vergoed door de gemeente Sittard-Geleen;
3.veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van verzoeker be¬groot op € 644,00 wegens de kosten van rechtsbijstand, te vergoeden door de gemeente Sittard-Geleen aan verzoeker.
Aldus gedaan door mr. J.N.F. Sleddens in tegenwoordigheid van mr. E.W. Seylhouwer
als griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2008
door mr. Sleddens voornoemd in tegenwoordigheid van voornoemde griffier.
w.g. E. Seylhouwer w.g. J. Sleddens
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
Verzonden: 29 oktober 2008
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.