
Jurisprudentie
BG2443
Datum uitspraak2008-11-03
Datum gepubliceerd2008-11-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/853026-08
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-11-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers01/853026-08
Statusgepubliceerd
Indicatie
Promis-vonnis.
Jeugddetentie, werkstraf, leerstraf en oplegging van de maatregel tot gedragsbeïnvloeding van jeugdigen voor medeplegen van poging tot doodslag, vernielingen en diefstal.
Verdachte heeft met zijn mededader het slachtoffer met een helm geslagen en geschopt. Het schoppen en slaan is doorgegaan terwijl het slachtoffer op de grond lag. Sprake van voorwaardelijk opzet op het overlijden van het slachtoffer.
Uitspraak
vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector Strafrecht
Parketnummer: 01/853026-08
Datum uitspraak: 03 november 2008
Vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
wonende te [adres].
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 20 oktober 2008.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 08 september 2008.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 mei 2008 te Sint Anthonis, althans in Nederland, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon
genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal,
(met kracht en/of met geschoeide voet) heeft getrapt en/of geschopt en/of (met
kracht en/of met gebalde vuist en/of met een helm) heeft geslagen, in het
gezicht en/of op het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
[artikel 287/302 juncto 45 Wetboek van Strafrecht]
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 mei 2008 te Sint Anthonis, althans in Nederland, met
een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Peter Zuidstraat, in elk
geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd
tegen een persoon genaamd [slachtoffer], welk geweld bestond uit het
meermalen, althans eenmaal, (met kracht en/of met geschoeide voet) trappen
en/of schoppen en/of (met kracht en/of met gebalde vuist en/of met een helm)
slaan, in het gezicht en/of op het lichaam van [slachtoffer];
[artikel 141 Wetboek van Strafrecht]
2.
hij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 november
2007 tot en met 30 april 2008 te Beugen, althans in Nederland, opzettelijk en
wederrechtelijk een deur en/of een of meer telefoon(s), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt;
[artikel 350 Wetboek van Strafrecht]
3.
hij (op verschillende tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2007
tot en met 31 maart 2007 te Beugen, althans in Nederland, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldmap met munten en/of
(een) geldbedrag(en) ter waarde van totaal 60 euro of daaromtrent, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte;
[artikel 310 Wetboek van Strafrecht]
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Ten aanzien van feit 1.
Vaststaande feiten.
Op 24 mei 2008 is [slachtoffer] geslagen1 door [medeverdachte]2 en door verdachte3. Dit vond plaats in Sint Anthonis4. Verdachte heeft [slachtoffer] met gebalde vuist in het gezicht geslagen5. [medeverdachte] heeft [slachtoffer] met een helm op het hoofd geslagen6.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie is van mening dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich samen met [medeverdachte] heeft schuldig gemaakt aan een poging doodslag op [slachtoffer].
[getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4] verklaren allen dat zij verdachte het slachtoffer hebben zien schoppen. [getuige 5] verklaart dit ook en zegt dat het niet normaal was hoe [slachtoffer] werd afgetuigd. Toeschouwers zeggen dat het er vreselijk heeft uitgezien. [getuige 6] verklaart dat er door een paar jongens op [slachtoffer] werd ingeslagen. [getuige 3] verklaart dat er op de terugweg over de vechtpartij is gezegd dat ze het echt veel te ver vonden gaan en dat [getuige 6] echt een brok in zijn keel had. [getuige 7] verklaart dat hij helemaal in shock was en dat de jongens die sloegen tekeer gingen. [slachtoffer] is bewusteloos geraakt. [getuige 8] en [getuige 2] verklaren dat er werd geschopt terwijl [slachtoffer] niet meer bewoog. [slachtoffer] is door [medeverdachte] met een helm geslagen. Dit betekent dat de verklaring van verdachte, dat hij twee keer heeft geslagen, heeft geduwd en hierna is weggegaan, niet waar kan zijn.
Op grond van de hiervoor genoemde verklaringen constateert de officier van justitie dat [slachtoffer] door [medeverdachte] en verdachte is geslagen met vuisten en met een helm en door hen is geschopt, ook terwijl hij op de grond lag. Uit het letsel van [slachtoffer] blijkt dat er sprake was van meer dan een paar klappen.
De kans dat een slachtoffer overlijdt als er met geschoeide voet bij herhaling tegen vitale delen als zijn hoofd wordt getrapt terwijl hij op de grond ligt, is aanmerkelijk. Naar de uiterlijke verschijningsvorm waren [medeverdachte] en verdachte bezig om [slachtoffer] dood te schoppen. Er is sprake van voorwaardelijk opzet op de dood.
Het standpunt van de verdediging.
De raadsvrouwe heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. Verdachte heeft [slachtoffer] twee keer geslagen en een keer geduwd. Hierna is verdachte weggegaan. Hij heeft niet gezien dat [medeverdachte] het slachtoffer met een helm heeft geslagen. Verdachte heeft [slachtoffer] niet getrapt. Dit wordt ondersteund door de verklaringen van [slachtoffer], [getuige 9] en [getuige 5]. Dit past bij het letsel van het slachtoffer.
[getuige 1] verklaart dat iemand, niet verdachte, [slachtoffer] in het gezicht sloeg. Verdachte heeft echter toegegeven dat hij degene was die [slachtoffer] in het gezicht heeft geslagen. [getuige 1] verklaart daarna over een karatekick door [verdachte]. Misschien is dat ook iemand anders geweest.
Twee maal slaan en een maal duwen is onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van poging doodslag of poging zware mishandeling. De vechtpartij is bovendien ontstaan in een opwelling en verdachte had geen mes of ander puntig voorwerp bij zich waaruit zou kunnen worden afgeleid dat hij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen. [mededader] is zich na het vertrek van verdachte te buiten gegaan en heeft het letsel erger gemaakt. Dit kan niet aan verdachte worden toegerekend.
Het subsidiair tenlastegelegde is beter passend bij de feiten.
Het oordeel van de rechtbank.
Verdachte verklaart dat hij het slachtoffer slechts twee klappen en een duw heeft gegeven en vervolgens is vertrokken. Deze verklaring wordt weersproken door andere verklaringen in het dossier. Er zijn verschillende verklaringen waaruit blijkt dat [slachtoffer] veelvuldig is geslagen en geschopt. [getuige 10]7, [getuige 7]8, [getuige 9]9, [getuige 5]10, [getuige 3]11 en [getuige 4]12 verklaren allemaal dat in ieder geval verdachte en [medeverdachte] (ook aangeduid als de jongen die met de helm heeft geslagen) actief aan de mishandeling van [slachtoffer] hebben deelgenomen. Geen enkele van deze verklaringen ondersteunt de verklaring van verdachte dat hij voor het slaan door [mededader] is weggegaan. [getuige 2]13, [getuige 5]14, [getuige 3]15 en [getuige 4]16 verklaren dat zij hebben gezien dat verdachte het slachtoffer heeft geschopt. [getuige 1]17, [getuige 10]18, [getuige 2]19, [getuige 5]20, [getuige 3]21 en [getuige 4]22 verklaren dat [slachtoffer] ook nog werd geschopt, terwijl hij op de grond dan wel in de struiken lag.
Volgens [getuige 10]23, [getuige 2]24 en [getuige 4]25 werd [slachtoffer] liggend op de grond in zijn borststreek, maagstreek en gezicht geraakt. Er zijn meerdere verklaringen dat het slachtoffer tijdens de mishandeling het bewustzijn heeft verloren26.
De rechtbank gelooft om de hiervoor genoemde redenen de verklaring van verdachte niet.
Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank het navolgende vast. [slachtoffer] is door verdachte en [medeverdachte] in vereniging geslagen met gebalde vuist en met een helm en geschopt tegen het lichaam en het gezicht. Dit schoppen en slaan is doorgegaan terwijl het slachtoffer op de grond lag. Het slachtoffer is tijdens het op hem uitgeoefende geweld buiten bewustzijn geraakt. Er is sprake geweest van zeer fors geweld.
De kans dat het slachtoffer het niet overleeft als er met geschoeide voet en een helm tegen zijn lichaam en hoofd wordt geschopt of getrapt en geslagen, terwijl hij weerloos op de grond ligt, is aanmerkelijk.
Verdachte en zijn mededader hebben zich hierdoor niet laten weerhouden, terwijl dit besef ook bij hen aanwezig moet worden geacht. In de media wordt regelmatig melding gemaakt van slachtoffers die zijn overleden als gevolg van een soortgelijke mishandeling.
In juridische opzicht betekent dit dat er bij verdachte en zijn mededader sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op het overlijden van [slachtoffer].
De rechtbank acht de onder primair tenlastegelegde poging doodslag in vereniging wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2 en 3.
Er is aangifte gedaan door de moeder van verdachte en verdachte heeft deze feiten bekend. Gelet op het bepaalde in artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering zijn de bewijsmiddelen met betrekking tot deze feiten niet nader uitgewerkt.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
1.
op 24 mei 2008 te Sint Anthonis ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven met dat opzet [slachtoffer] meermalen, met kracht en met geschoeide voet heeft getrapt en/of geschopt en met kracht met gebalde vuist en met een helm heeft geslagen, in het gezicht en op het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
2.
op tijdstippen in de periode van 1 november 2007 tot en met 29 februari 2008 te Beugen opzettelijk en wederrechtelijk een deur en/of telefoons toebehorende aan [slachtoffer 2] heeft vernield;
3.
in de periode van 1 maart 2007 tot en met 31 maart 2007 te Beugen met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldmap met munten toebehorende aan [slachtoffer 2].
De bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De kwalificatie.
Het bewezenverklaarde levert op de in de uitspraak vermelde strafbare feiten.
De strafbaarheid.
Door de raadsvrouwe is ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat verdachte moet worden ontslagen van rechtsvervolging. [getuige 1], [getuige 6], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4] verklaren dat verdachte een trap heeft uitgedeeld, nadat hij was geslagen dan wel met geschreeuw was uitgedaagd. Indien de rechtbank deze verklaringen volgt, dan is er sprake van noodweer.
De rechtbank overweegt ten aanzien van dit verweer dat er in het dossier geen enkele aanwijzing is te vinden dat er sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich noodzakelijkerwijs heeft moeten verdedigen. De rechtbank verwerpt het verweer.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van de feiten of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht art. 27, 45, 47, 77i, 77m, 77n, 77w, 77wc, 77x, 77y, 77z,
77gg, 287, 310, 350.
De strafoplegging.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ter zake van feit 1 primair, feit 2 en feit 3:
- 90 dagen jeugddetentie met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van
Strafrecht waarvan 46 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met als
bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering;
- een maatregel tot beïnvloeding van het gedrag voor de duur van 9 maanden, subsidiair 3
maanden jeugddetentie met als inhoud: afronden MST, daarna gevolgd door
kamerbegeleiding en begeleiding door Novadic, onder regie van de jeugdreclassering;
- een werkstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen vervangende jeugddetentie;
- een leerstraf groepsagressieregulatietraining van 40 uren subsidiair 20 dagen vervangende
jeugddetentie.
Het standpunt van de verdediging.
Er wordt niet voldaan aan de wettelijke vereisten dat tenminste twee gedragsdeskundigen de gedragsbeïnvloedende maatregel aanbevelen. De geadviseerde negen maanden kunnen niet met passende hulpmiddelen of begeleiding worden ingevuld. Ik verzoek de rechtbank om de voorgestelde begeleiding van MST, reclassering en eventueel van Novadic als bijzondere voorwaarden op te leggen, naast een leerstraf agressieregulatie. Indien de rechtbank van mening is dat wel aan de wettelijke vereisten van de maatregel wordt voldaan, dan verzoek ik de rechtbank deze maatregel geheel voorwaardelijk op te leggen als stok achter de deur. Indien de rechtbank de maatregel onvoorwaardelijk oplegt, verzoek ik als stok achter de deur een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen in plaats van vervangende jeugddetentie. Vervangende jeugddetentie draagt niet bij aan de ontwikkeling van cliënt. Kamertraining is op de zitting voor het eerst genoemd, maar zou ook in het kader van een bijzondere voorwaarde kunnen plaatsvinden.
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 is door de raadsvrouwe betoogd dat de rechtbank zou kunnen volstaan met een schuldigverklaring van cliënt zonder oplegging van een straf of maatregel. De moeder van cliënt heeft haar aangiftes immers willen intrekken. Cliënt is voldoende gestraft, doordat hij de veroorzaakte schade moet vergoeden.
Ik verzoek tevens opheffing van de reeds geschorste voorlopige hechtenis.
Het oordeel van de rechtbank.
Strafmaatoverwegingen.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De rechtbank rekent vooral het zinloze en gewelddadige karakter van feit 1 verdachte zwaar aan. Er was geen enkele aanleiding voor verdachte om het slachtoffer aan te vallen. Voorafgaande aan de mishandeling verklaarden het slachtoffer en zijn vrienden geen ruzie te willen en maakten zij aanstalten om te vertrekken. Verdachte heeft vervolgens het slachtoffer tegengehouden en is gaan slaan. Er is fors geweld gebruikt tegen het slachtoffer door verdachte en zijn mededader. Dit geweld is ook doorgegaan terwijl het slachtoffer weerloos op de grond lag. Het risico dat het slachtoffer hierdoor zou komen te overlijden is aanmerkelijk geweest. Het is slechts te danken aan een flinke dosis geluk dat het slachtoffer niet meer dan licht gewond is geraakt.
Verdachte heeft zich ook achteraf niet bekommerd om het slachtoffer. De verdachte heeft op de rechtbank een onverschillige indruk gemaakt. Ter terechtzitting heeft de deskundige duidelijk gemaakt dat de verdachte wel spijtgevoelens heeft, maar die moeilijk uit. Aan de ogenschijnlijke onverschilligheid, die ook psycholoog Wetsteijn in zijn rapportage opmerkt, zal de rechtbank verder geen vervolg geven.
De rechtbank ziet geen aanleiding om voor feit 2 en feit 3 te volstaan met schuldigverklaring zonder strafoplegging. De ernst van deze feiten is in vergelijking met feit 1 weliswaar geringer, maar betreffen echter delicten waaruit het ongewenste, soms agressieve, gedrag van verdachte in zijn thuissituatie blijkt. De rechtbank beoogt met de op te leggen straf onder meer dit gedrag van verdachte te corrigeren.
Toerekeningsvatbaarheid.
Psycholoog drs. M.J.G.M. Wetsteyn concludeert in zijn rapportage d.d. 15 augustus 2008 dat bij verdachte kan worden gesproken van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een gedragsstoornis Niet Anders Omschreven, bij een in cognitief opzicht laaggemiddeld intelligentieniveau. Dit was ook zo ten tijde van het hem tenlastegelegde. Deze gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde de gedragingen van verdachte ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde zodanig dat het tenlastegelegde eruit kan worden verklaard. De identiteitsontwikkeling van verdachte is niet leeftijdsadequaat. Hij stelt zich nog afhankelijk op, volhardt in een wat stoere, vlak en soms onverschillig overkomende houding gekenmerkt door narcistische en egocentrische trekken.
Vrienden en uitgaan zijn belangrijk voor deze adolescent die niet de ruggengraat heeft getoond zijn school af te maken. Hij koerst op een leven van werken en geld verdienen. Er is een grote mate van gerichtheid op het hier-en-nu, zich overgevend aan het eigenbelang en halsstarrig verzet tonend naar zijn directe leefomgeving, waarin ouders trachten hem te begrenzen, maar tegelijkertijd zijn afhankelijkheid in stand houden door een verwennende houding. Dit versterkt alleen nog maar zijn egocentrisme: de wereld draait om hem, vindt hij, en anderen moeten hem vooral niet lastigvallen. Gebeurt dit wel, dan zijn impulsdoorbraken denkbaar en waarschijnlijk, in een poging alsnog zijn zin door te drijven. Een affectief verankerd, doorvoeld moreel heeft zich nog niet volledig ontwikkeld: autonomie en verantwoordelijkheid nemen zijn deels nog onbekende begrippen voor deze verdachte. Deze stoornis beïnvloedde het gedrag van verdachte zodanig dat de psycholoog adviseert de feiten verdachte verminderd toe te rekenen.
De rechtbank neemt het advies van de deskundige over en zal verdachte verminderd toerekeningsvatbaar verklaren.
Gelet op de ernst van het eerste feit, met name het forse geweld, kan de rechtbank niet anders dan overgaan tot het opleggen van jeugddetentie voor de duur van 90 dagen waarvan 46 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de 44 dagen die verdachte reeds in de jeugdgevangenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk strafdeel wordt de voorwaarde gesteld dat verdachte zich gedurende de proeftijd van twee jaar houdt aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering.
Verder wordt aan verdachte een taakstraf opgelegd van 100 uren, bestaande uit een agressieregulatietraining van 40 uren en een werkstraf van 60 uren. Indien verdachte deze taakstraf niet of niet naar behoren uitvoert, zal deze worden vervangen door 50 dagen jeugddetentie.
De gedragsbeïnvloedende maatregel.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft de rechtbank in haar rapport van 3 oktober 2008 geadviseerd een gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen voor de duur van negen maanden. Dit advies wordt ondersteund door de GZ-psycholoog drs. W.M.L.J. Demarteau. De Raad voor de Kinderbescherming acht een gedragsbeïnvloedende maatregel van belang om verdachte in zijn ontwikkeling te ondersteunen en recidive te voorkomen. Er lijkt sprake van een onevenwichtige ontwikkeling. Deze lijkt gekenmerkt door een gebrekkige ontwikkeling van denken, voelen en handelen.
Als risicofactoren noemt de Raad voor de Kinderbescherming de mogelijke gevoeligheid van verdachte voor groepsdruk in minder gestructureerde, specifieke risicosituaties, zijn veelvuldig middelenmisbruik, het pedagogische klimaat in de thuissituatie en de beïnvloedbaarheid van verdachte.
Als beschermende factoren worden genoemd het feit dat verdachte zeer gemotiveerd is voor zijn werk en zijn werkgever ook tevreden over hem is, zijn groeiend vermogen om zich adequaat te manifesteren op school en het feit dat zijn ouders willen meewerken aan de hulpverlening.
Op basis van het advies van de Raad voor de Kinderbescherming van 3 oktober 2008, het advies van de jeugdreclassering van 6 oktober 2008 en het verhandelde ter terechtzitting zal de rechtbank verdachte een gedragsbeïnvloedende maatregel voor de duur van negen maanden opleggen die er uit bestaat dat verdachte onder begeleiding van de jeugdreclassering
- de reeds op 16 juli 2008 gestarte Multi system therapie (MST) afrondt. De MST zal eindigen op 16 december 2008;
- deelneemt aan een kamertraining;
- wordt begeleid door Novadic-Kentron verslavingszorg.
Anders dan de raadsvrouw ter terechtzitting heeft gesteld is de rechtbank van oordeel dat aan de voorwaarden voor het opleggen van de gedragsbeïnvloedende maatregel is voldaan.
Verdachte wordt veroordeeld voor een ernstig misdrijf. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd tot oplegging van de maatregel. Dit advies wordt ondersteund door een gedragsdeskundige. In de rapportages van MST therapeute (therapeute) van 16 september 2008 en de jeugdreclassering wordt aangeven hoe het programma zal worden uitgevoerd.
DE UITSPRAAK
Verklaart het tenlastegelegde onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
T.a.v. feit 1 primair:
medeplegen van poging tot doodslag
T.a.v. feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd
T.a.v. feit 3:
diefstal
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen en maatregel:
T.a.v. feit 1 primair, feit 2, feit 3:
Jeugddetentie voor de duur van 90 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27
Wetboek van Strafrecht waarvan 46 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2
jaren
en de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de aanwijzingen
hem in het kader van jeugdreclassering te geven door of namens het Bureau
Jeugdzorg Noord-Brabant, Wal 20, 5611 GG Eindhoven.
Verleent opdracht aan voornoemd Bureau om aan de veroordeelde terzake van de
naleving van deze bijzondere voorwaarde hulp en steun te verlenen.
T.a.v. feit 1 primair, feit 2, feit 3:
Werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie.
Deze werkstraf bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid en dient te
zijn verricht binnen 6 maanden na onherroepelijk worden van dit vonnis.
T.a.v. feit 1 primair, feit 2, feit 3:
Leerstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie.
Deze leerstraf bestaat uit het volgen van een groepsagressieregulatietraining
en dient te zijn verricht binnen 6 maanden na het onherroepelijk worden van dit
vonnis.
T.a.v. feit 1 primair:
Maatregel tot gedragsbeïnvloeding van jeugdigen voor de duur van 9 maanden
subsidiair 3 maanden jeugddetentie.
Deze maatregel bestaat uit:
- het afronden van de op 16 juli 2008 reeds gestarte Multi Systeem Therapie;
- het volgen van een kamertraining;
- begeleiding door Novadic-Kentron.
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M. Kooijmans-de Kort, voorzitter,
mr. C.B.M. Bruens en mr. P.J. Neijt, leden,
in tegenwoordigheid van mr. A.W.A. Kap-Knippels, griffier,
en is uitgesproken op 3 november 2008.
1 Een proces-verbaal van de regiopolitie Brabant-Noord, district Land van Cuijk, met kenmerk PL2152/08-014680, afgesloten d.d. 11 juni 2008, aantal doorgenummerde bladzijden 235, verder te noemen: Eindpv., pag. 66-67 aangifte door [slachtoffer 2].
2 Eindpv. pag. 97 en 99 verklaring [mededader].
3 Eindpv. pag. 87 en 95 verklaring verdachte, idem proces-verbaal van de terechtzitting te ’s-Hertogenbosch d.d. 20 oktober 2008.
4 Eindpv. pag. 66 aangifte [slachtoffer 2].
5 Eindpv. pag. 67 aangifte [slachtoffer 2] en pag. 89 verklaring verdachte.
6 Eindpv. pag. 99 regel 19-20 verklaring [mededader] en pag. 170 verklaring [getuige 3].
7 Eindpv. pag. 76-77
8 Eindpv. pag. 93
9 Eindpv. pag. 155
10 Eidnpv. pag. 160-161
11 Eindpv. pag. 170
12 Eindpv. pag. 176
13 Eindpv. pag. 145
14 Eindpv. pag. 161
15 Eindpv. pag. 170
16 Eindpv. pag. 176
17 Eindpv. pag. 72
18 Eindpv. pag. 77
19 Eindpv. pag. 145
20 Eindpv. pag. 161
21 Eindpv. pag. 170
22 Eindpv. pag. 176
23 Eindpv. pag. 77
24 Eindpv. pag. 145
25 Eindpv. pag. 176
26 Eindpv. pag. 67 aangifte [slachtoffer], pag. 77 verklaring [getuige 8]