
Jurisprudentie
BG2523
Datum uitspraak2008-09-30
Datum gepubliceerd2009-02-20
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers200.010.132
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-02-20
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers200.010.132
Statusgepubliceerd
Indicatie
Machtiging gesloten jeugdzorg ook voor een periode na 18 jaar, art 29a lid 1 WJZ.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer 200.010.132
beschikking van de familiekamer van 30 september 2008
inzake
[verzoeker],
verblijvende in de gesloten accommodatie voor jeugdzorg Rentray te Eefde,
gemeente Lochem,
verzoeker, verder te noemen "[verzoeker]",
advocaat: mr. A.G. Ouwejan,
tegen:
stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland,
gevestigd te Arnhem,
verweerster, verder te noemen "de stichting".
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Arnhem van 10 juni 2008, uitgesproken onder zaak/rekestnummer 169320/JE RK 08-15767.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 7 juli 2008, is [verzoeker] in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. [verzoeker] verzoekt het hof die beschikking te vernietigen.
2.2 Het hof heeft het bureau rechtsbijstandvoorziening ambtshalve last tot toevoeging van een raadsman aan [verzoeker] gegeven.
2.3 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 11 augustus 2008, heeft de stichting het verzoek in hoger beroep van [verzoeker] bestreden. De stichting verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.4 De mondelinge behandeling heeft op 28 augustus 2008 plaatsgevonden. [verzoeker] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Namens de stichting zijn [...] en [...] verschenen. Tevens is [de moeder] (verder te noemen: “de moeder”) verschenen. De raad en [de vader] (verder te noemen: “de vader”) zijn, hoewel daartoe opgeroepen, niet verschenen.
3. De vaststaande feiten
3.1 Uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van de moeder en de vader is op [geboortedatum] 1991 [verzoeker] geboren. De moeder is alleen belast met het gezag over [verzoeker].
3.2 Bij brief van 14 april 2008 heeft de moeder overeenkomstig artikel 29b lid 4 van de Wet op de jeugdzorg (verder te noemen “WJZ”) ingestemd met de opneming en het verblijf van [verzoeker] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg.
3.3 De stichting heeft op 21 april 2008 een indicatiebesluit genomen als bedoeld in artikel 6 lid 1 WJZ.
3.4 [verzoeker] is op 18 april 2008 onderzocht door een gedragswetenschapper. De stichting heeft met instemming van de gedragswetenschapper op 22 april 2008 verklaard dat gesloten jeugdzorg voor [verzoeker] noodzakelijk is.
3.5 Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank Arnhem op 24 april 2008, heeft de stichting verzocht een machtiging te verlenen voor een plaatsing van [verzoeker] in gesloten jeugdzorg voor de duur van de termijn van het indicatiebesluit.
3.6 Bij de bestreden -uitvoerbaar bij voorraad verklaarde- beschikking heeft de kinderrechter de stichting gemachtigd tot plaatsing van [verzoeker] in een voorziening voor gesloten jeugdzorg, overeenkomstig het indicatiebesluit van 21 april 2008, ingaande 10 juni 2008 tot uiterlijk 21 april 2009.
3.7 [verzoeker] is vanaf september 2002 tot juli 2005 op vrijwillige basis geplaatst geweest in de behandelingsgroep de SBU van GSJ Lindenhout en van juli 2005 tot oktober 2007 in leefgroep “De Koppel” van behandelcentrum Pactum te Lochem. Binnen Pactum heeft [verzoeker] van oktober 2007 tot februari 2008 verbleven in behandelgroep “De Stiepel”. [verzoeker] is in februari 2008 geplaatst in RIBW te Arnhem. Hij verblijft sinds 24 juli 2008 in de Rentray te Eefde, gemeente Lochem.
4. De motivering van de beslissing
4.1 Ingevolge artikel 29a WJZ is [verzoeker] ontvankelijk in zijn hoger beroep.
4.2 Ingevolge artikel 29b lid 1 WJZ kan de kinderrechter op verzoek een machtiging verlenen om een jeugdige in een accommodatie als bedoeld in artikel 29k WJZ, het daarbij behorende terrein daaronder begrepen, te doen opnemen en te doen verblijven, ongeacht of de jeugdige daarmee instemt. Een machtiging voor een jeugdige die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, kan slechts worden verleend indien:
a. de jeugdige onder toezicht is gesteld,
b. de voogdij over de jeugdige berust bij een stichting, of
c. degene die, anders dan bedoeld onder b, het gezag over hem uitoefent, met de opneming en het verblijf instemt.
4.3 Op grond van artikel 29a lid 1 WJZ is hoofdstuk IVA gesloten jeugdzorg (waaronder artikel 29b lid 1 WJZ) ook van toepassing op jeugdigen die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt, ten aanzien van wie op het tijdstip waarop zij meerderjarig werden, een machtiging gold.
4.4 Een machtiging kan ingevolge artikel 29b lid 3 WJZ bovendien slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter de jeugdige ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de zorg die hij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken. Ingevolge artikel 29b lid 4 WJZ kan een machtiging voorts slechts worden verleend indien de betrokken stichting een besluit als bedoeld in artikel 6 lid 1 WJZ heeft genomen, dat strekt tot verblijf niet zijnde verblijf bij een pleegouder, en heeft verklaard dat zich een geval als bedoeld in het derde lid van artikel 29b WJZ voordoet. Deze verklaring behoeft ingevolge artikel 29b lid 5 WJZ de instemming van een gedragswetenschapper, behorende tot een bij regeling van Onze Ministers aangewezen categorie, die de jeugdige met het oog daarop kort tevoren heeft onderzocht.
4.5 Ingevolge artikel 29h lid 3 WJZ bepaalt de kinderrechter de geldigheidsduur van de machtiging op ten hoogste de termijn gedurende welke de jeugdige aanspraak heeft op het verblijf.
4.6 Ter mondelinge behandeling heeft [verzoeker] medegedeeld dat hij zich niet langer verzet tegen zijn plaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdzorg Rentray (verder te noemen: “Rentray”). Hij meent thans dat hij daar goed op zijn plaats is en ziet perspectief in een verblijf aldaar, zij het dat hij zich blijft verzetten tegen de duur waarvoor de machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdzorg is verleend. [verzoeker] stelt dat op zijn achttiende verjaardag, dat is op [geboortedatum] 2009, opnieuw een beoordeling door een kinderrechter dient plaats te vinden. De advocaat van [verzoeker] heeft op grond daarvan medegedeeld dat het hoger beroep tegen de plaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdzorg tot [geboortedatum] 2009 is ingetrokken.
4.7 In geschil is hiermee uitsluitend nog de verleende machtiging tot uithuisplaatsing van [verzoeker] in een gesloten accommodatie voor jeugdzorg voor de periode van [geboortedatum] 2009 tot uiterlijk 21 april 2009.
4.8 Op grond van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, is het hof van oordeel dat bij [verzoeker] sprake is van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat [verzoeker] zich aan de zorg die hij nodig heeft, zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
In de periode dat [verzoeker] geplaatst was in RIBW genoot hij meer vrijheden. [verzoeker] bleek niet goed in staat om te gaan met deze vrijheden. Hij ging niet meer naar school, hij slikte zijn medicatie niet meer, hij was moeilijk begeleidbaar, hij was veel boos en opstandig, hij draaide dag- en nachtritme om en hij dronk en blowde veel. Deze ontwikkeling is, aldus de verklaring van de gedragswetenschapper van 22 april 2008, niet verwonderlijk, want [verzoeker] is vanwege zijn aandoening PDD-NOS sterk aangewezen op structurering vanuit zijn omgeving. Zoals [verzoeker] inmiddels zelf ook inziet, gaat het sinds zijn verblijf in Rentray vanaf 24 juli 2008 beter met hem. Dankzij de structuur die hem daar wordt geboden gaat hij weer naar school en draait hij dag- en nachtritme niet meer om. Van blowen en drinken is geen sprake meer.
4.9 Het hof acht het positief dat er verbetering bij [verzoeker] te zien is, echter dit betekent niet dat de machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie in duur zal worden beperkt tot [geboortedatum] 2009. Zowel de stichting als de moeder stellen op basis van hun ervaringen in het verleden met [verzoeker] in instellingen waar hij eerder heeft verbleven, dat hij steeds geruime tijd nodig heeft gehad om te wennen aan een nieuwe verblijfsituatie. [verzoeker] heeft geen gronden of omstandigheden aangevoerd waaruit kan worden opgemaakt dat bij de plaatsing in Rentray geen gewenningsperiode nodig zal zijn. Nu het acclimatiseren voor [verzoeker] nog nauwelijks is gestart, de feitelijke behandeling van [verzoeker] in Rentray in de maand september zal beginnen en [verzoeker] voorts blijkens de stukken en de mondelinge behandeling in hoger beroep weinig blijk van inzicht in de aard van zijn problematiek heeft, is het naar het oordeel van het hof te verwachten dat de in 4.8 vermelde problemen ook na het bereiken van de achttienjarige leeftijd zullen voortduren. Het hof acht dan ook, evenals de rechtbank, verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdzorg tot uiterlijk 21 april 2009 in dit geval noodzakelijk.
4.10 Uit het voorgaande volgt dat het hof de beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, dient te bekrachtigen.
4.11 De beschikking is ingevolge artikel 29h lid 1 WJZ bij voorraad uitvoerbaar.
5. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn verzoek in hoger beroep, voor zover het de machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdzorg voor de periode tot [geboortedatum] 2009 betreft;
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Arnhem van 10 juni 2008, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.P.M. van den Dungen, C.W.P. van Gelder en A.L.H. Ernes, bijgestaan door mr. J.M. van Gastel-Goudswaard als griffier, en is op 30 september 2008 uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.