Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG2537

Datum uitspraak2008-09-24
Datum gepubliceerd2008-11-03
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummers288546 / HA ZA 07-1825
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bevoegdheidsincident In de hoofdzaak is aan de orde de verdeling van een chalet, staande en gelegen in Zwitserland. De rechtbank is van oordeel dat artikel 16 lid 1 sub a EVEX, waarin exclusieve bevoegdheid wordt toegekend aan de gerechten waar het onroerend goed gelegen is, niet van toepassing is, aangezien de vordering in de hoofdzaak geen vordering ten aanzien van zakelijke rechten op een onroerend goed is.


Uitspraak

RECHTBANK ’s-Gravenhage nevenvestiging Rotterdam Sector civiel recht Zaak-/rolnummer : 288546 / HA ZA 07-1825 Uitspraak: 24 september 2008 INCIDENTEEL VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van: 1. [eiseres sub 1], wonende te [woonplaats], 2. [eiseres sub 2], wonende te [woonplaats], 3. [eiseres sub 3], wonende te [woonplaats], 4. [eiseres sub 4], wonende te [woonplaats], eisers in de hoofdzaak, verweerders in het incident, advocaat mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt, tegen 1. [gedaagde sub 1], wonende te [woonplaats], 2. [gedaagde sub 2], wonende te [woonplaats], gedaagden in de hoofdzaak, eisers in het incident, advocaat mr. G. van der Steen. Partijen zullen hierna eisers en gedaagden genoemd worden. 1 Het verloop van het geding De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende stukken: - exploten van dagvaarding d.d. 6 juni 2007, met producties; - incidentele conclusie houdende rechtsmachtverweer; - conclusie van antwoord in het incident. 2 De vaststaande feiten Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover thans in het incident van belang - het volgende vast: Zowel eisers als gedaagden zijn kinderen van wijlen [Ouder1] en [ouder2] (hierna: de ouders). De ouders hebben bij schenkingsakte d.d. 27 maart 1987 aan hun kinderen geschonken een onroerende zaak, staande en gelegen in Zwitserland (hierna: het chalet). Er is, met het oog op het beheer van het chalet, een stichting opgericht, genaamd Stichting Beheer Chalet Les Mouettes te Zinal Zwitserland (hierna: de stichting). Op 29 december 1987 is een overeenkomst gesloten tussen de stichting, de ouders en de kinderen (hierna: de overeenkomst). Eiseressen sub 1 en 4 achten zich niet gebonden aan de overeenkomst. Artikel xx van de overeenkomst luidt als volgt: Geschillen tussen de gerechtigden onderling en tussen de gerechtigden en de Stichting worden berechtigd door de bevoegde Nederlandse rechter te ’s-Gravenhage tenzij de Stichting als eisende partij de voorkeur mocht geven aan de voor de gerechtigde in aanmerking komende buitenlandse rechter. Eisers vorderen in de hoofdzaak - verkort weergeven - de verdeling van het chalet. 3 Het geschil in het incident Gedaagden hebben een exceptie van onbevoegdheid opgeworpen, inhoudende dat niet de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft maar de gerechten van Zwitserland. Het verweer van eisers strekt tot niet ontvankelijk verklaring van gedaagden in hun vordering in het incident, althans hun deze te ontzeggen. 4 De beoordeling in het incident Ingevolge artikel 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt de rechtsmacht van de Nederlandse rechter beheerst door de artikelen 2 tot en met 14 van dat wetboek, echter alleen indien de betreffende zaak niet binnen het toepassingsgebied van enig verdrag dan wel enige verordening valt. Gedaagden beroepen zich op artikel 16 van het Verdrag van Lugano, ook wel genoemd het EVEX-verdrag (hierna: EVEX). Het EVEX is op grond van artikel 54 ter EVEX - onder meer - van toepassing indien krachten artikel 16 of 17 EVEX aan de Zwitserse gerechten exclusieve bevoegdheid toekomt. In artikel 16 EVEX is bepaald dat, ongeacht de woonplaats, bij uitsluiting bevoegd zijn de gerechten van de verdragsluitende Staat waar het onroerend goed gelegen is, en dit ten aanzien van zakelijke rechten op een onroerend goed. Beoordeeld dient derhalve te worden of sprake is van een zakelijk recht op een onroerend goed. De rechtbank is van oordeel dat daarvan in dit geval geen sprake is. In de hoofdzaak gaat het immers over de verdeling van de aandelen in het chalet tussen partijen. Weliswaar heeft de verdeling gevolgen voor het eigendomsrecht op het chalet, maar de vordering vindt haar grondslag in een persoonlijk recht dat eisers hebben op het chalet, zodat zij deze vordering alleen maar kunnen instellen tegen de mede-eigenaren. De rechterlijke uitspraak over de verdeling kan alleen gevolgen hebben voor de andere eigenaren. De vordering heeft dus geen betrekking op rechten die rechtstreeks het chalet betreffen en die aan eenieder kunnen worden tegengeworpen. De vordering in hoofdzaak is dus geen vordering ten aanzien van zakelijke rechten op een onroerend goed in de zin van artikel 16 lid 1 sub a EVEX. In dit geval komt de Nederlandse rechter - conform de in de verdragen gehanteerde hoofdregel - derhalve rechtsmacht toe als rechter van het land waar gedaagde(n) woonplaats hebben. Niet gesteld of gebleken is dat een forumkeuze is gedaan die van dit uitgangspunt afwijkt. De exceptie van onbevoegdheid wordt derhalve verworpen en de zaak zal naar de rol worden verwezen voor conclusie van antwoord in de hoofdzaak aan de zijde van gedaagden. Gedaagden zullen als de in het ongelijke gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure in het incident. 5 De beslissing in het incident De rechtbank, wijst de vordering in het incident af; veroordeelt gedaagden in de kosten van de procedure in het incident, hierbij bepaald op nihil aan verschotten en op € 452,00 aan salaris voor de advocaat van eisers; bepaalt dat de hoofdzaak zal worden uitgeroepen op de zitting van woensdag 5 november 2008 voor voortprocederen, dat wil zeggen voor conclusie van antwoord in de hoofdzaak aan de zijde van gedaagden. Dit vonnis is gewezen door mr. Van Driel. Uitgesproken ter openbare terechtzitting. 1510/389