Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG2718

Datum uitspraak2008-09-25
Datum gepubliceerd2008-11-13
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Zwolle
Zaaknummers149339 / KG ZA 08-449
Statusgepubliceerd


Indicatie

Spoedeisendheid geen vereiste indien als rechtsingang 705 Rv wordt gebruikt. Samenloop van beslag op grond Wetboek van Strafvordering en (civielrechtelijk) conservatoir beslag.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 149339 / KG ZA 08-449 Vonnis in kort geding van 25 september 2008 in de zaak van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ALLSTARS STEIGERBOUW B.V., gevestigd te Harderwijk, eiseres, advocaat mr. R.R.B. Dayala, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid JASTON MATERIAAL B.V., gevestigd te Zwolle, gedaagde, advocaat mr. G.M. Volkerink. Partijen zullen hierna Allstars Steigerbouw en Jaston Materiaal genoemd worden. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - de dagvaarding - de mondelinge behandeling - de pleitnota van Jaston Materiaal. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. Workx B.V. is bestuurder en enig aandeelhouder van Dokter Steigerbouw B.V. en van Jaston Materiaal. Bestuurder van Allstars Steigerbouw is de heer [A]. 2.2. Op 17 april 2007 is een koopovereenkomst tot stand gekomen waarbij Dokter Montagebouw B.V. en Patkel Beheer B.V. aan Dokter Steigerbouw al hun activa, waaronder steigermateriaal, hebben verkocht en geleverd. In artikel 3.2 van de overeenkomst is vermeld dat partijen erkennen dat de bij de overeenkomst gespecificeerde activa niet alle activa van de onderneming zouden kunnen vormen. Dokter Montagebouw en Patkel Beheer verplichten zich de nog niet overgedragen activa die Dokter Steigerbouw “onderdeel van de onderneming” acht, alsnog over te dragen. 2.3. Op dezelfde dag heeft Dokter Steigerbouw dit steigermateriaal doorverkocht aan Jaston Materiaal. 2.4. [B] was directeur van Dokter Montagebouw en directeur/enig aandeelhouder van Patkel Beheer. Na 17 april 2007 is hij als commercieel technisch adviseur in dienst getreden van Dokter Steigerbouw. 2.5. Naar aanleiding van verschillende anonieme tips heeft Jaston Materiaal opdracht verstrekt aan Tracer, een onderzoeksbureau, om onderzoek te doen naar mogelijk ontvreemd of verduisterd steigermateriaal. Dit onderzoek is verricht door [C], werkzaam bij Tracer. 2.6. Ten aanzien van de locatie “[adres]” te Amsterdam merkt [C], voor zover thans van belang, in zijn eindrapportage op dat aldaar is aangetroffen steigermateriaal met de kleuren blauw en roze, de kleuren waarmee Dokter Montagebouw respectievelijk Patkel Beheer hun steigermateriaal plegen te waarmerken. Voorts heeft [B] hem desgevraagd meegedeeld dat: 1. hij het zich aldaar bevindende steigermateriaal “vergeten was” bij de verkoop van de activa van Dokter Montagebouw; 2. het steigermateriaal was gehuurd door A. Denslagen en Co B.V; 3. de huurschuld is verrekend met de kosten, verbandhoudende met de bouw van een muur rondom zijn eigen woning; 4. er geen huurovereenkomsten of huurnota’s zijn opgemaakt. 2.7. Ten aanzien van de door [A] gehuurde ruimte aan [adres] te Lelystad merkt [C] in zijn eindrapportage op dat hij heeft waargenomen dat aldaar steigermateriaal was opgeslagen met de kleuren blauw, roze, roze-rood en zwart. 2.8. Naar aanleiding van deze bevindingen is aangifte gedaan. Op 20 december 2007 is het te Lelystad aangetroffen steigermateriaal in strafvorderlijk beslag genomen. [C] is daarbij als bewaarder aangesteld; het steigermateriaal is vervolgens opgeslagen op het bedrijfsterrein van Jaston Materiaal te Lelystad. 2.9. Voorts is door [C] onderzoek ingesteld naar steigermateriaal op de locatie “[adres]” te Amsterdam. Het aldaar aangetroffen materiaal, met onder andere roze en blauwe kleurcoderingen, is ook in strafvorderlijk beslag genomen. [C] is daarbij eveneens aangesteld als bewaarder. Het steigermateriaal is opgeslagen op een bedrijfsterrein van Workx te Amsterdam. Een deel van het steigermateriaal bleek in eigendom toe te behoren aan Nivo Steigerwerken B.V. en is aan haar afgegeven. 2.10. Op 29 augustus 2008 heeft de politie aan partijen en [C] bericht dat de Officier van Justitie heeft beslist dat het in beslag genomen steigermateriaal dient te worden teruggegeven aan [A]. 2.11. Op 4 september 2008 heeft Allstars Steigerbouw zich vervoegd bij bovengemelde bedrijfsterreinen en verzocht om afgifte van het steigermateriaal. Nadat Workx op diezelfde dag verlof had verkregen van de voorzieningenrechter om conservatoir beslag tot afgifte te leggen op dit steigermateriaal, is het steigermateriaal niet afgegeven aan Allstars Steigerbouw. 2.12. Na op 16 september 2008 verkregen verlof heeft Jaston Materiaal het litigieuze steigermateriaal in conservatoir beslag genomen. Workx heeft de door haar gelegde beslagen doen opheffen. 3. Het geschil 3.1. De vordering van Allstars Steigerbouw strekt ertoe dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad: 1. de beslagen zal opheffen, dan wel Jaston Materiaal daartoe zal veroordelen op straffe van verbeurte van een dwangsom voor iedere dag of gedeelte daarvan dat Jaston Materiaal met de opheffing in gebreke blijft; 2. Jaston Materiaal zal gelasten de door haar in conservatoir beslag genomen roerende zaken op de kortst mogelijke termijn, althans uiterlijk binnen twee dagen na dit vonnis op kosten van Jaston Materiaal zal vrijgeven en aan Allstars Steigerbouw ter beschikking zal stellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom voor iedere dag of gedeelte daarvan dat Jaston Materiaal hiermee in gebreke blijft; 3. Jaston Materiaal en aan haar gelieerde (rechts)personen zal bevelen elke verdere beslaglegging ten laste van Allstars Steigerbouw te verbieden op straffe van een dwangsom voor iedere dag dat Jaston Materiaal daarmee in gebreke blijft; 3.2. Jaston Materiaal voert verweer. 3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling 4.1. Als meest verstrekkend verweer heeft Jaston Materiaal betoogd dat Allstars Steigerbouw geen spoedeisend belang bij haar vorderingen heeft. De voorzieningenrechter volgt Jaston Materiaal hierin niet. 4.1.1. Ten aanzien van de eerste vordering geldt dat artikel 705 Rv een eigen rechtsgang ten behoeve van de opheffing van beslagen biedt, welke rechtsgang plaatsvindt in de vorm van een kort geding ten overstaan van de voorzieningenrechter. Een spoedeisend belang is blijkens de parlementaire geschiedenis geen voorwaarde voor toegang tot deze rechtsgang: "Door het schrappen van de vanwaardeverklaringsprocedure neemt het belang van een behoorlijke regeling van de vordering tot opheffing van het beslag toe. In het eerste lid is buiten twijfel gesteld dat steeds opheffing kan worden gevorderd in kort geding voor de voorzieningenrechter die het verlof heeft gegeven, zowel door de beslagenen als door andere belanghebbenden [...]" (Parl. Gesch. Wijziging Rv e.a.w. (inv. 3, 5 en 6), p . 313) 4.1.2. Ten aanzien van de vorderingen onder 2 en 3 is, gelet op de door Allstars Steigerbouw betrokken en door Jaston Materiaal niet weersproken stelling, dat haar bedrijfsvoering in het nauw komt nu zij niet over het bewuste steigermateriaal kan beschikken, het spoedeisend belang overigens voldoende aannemelijk geworden. 4.2. Volgens art. 705 lid 2 Rv dient een beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het op de weg ligt van degene die de opheffing vordert, voldoende aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is. 4.3. In dit licht heeft Allstars Steigerbouw aangevoerd dat zij eigenaresse is van het in conservatoir beslag genomen steigermateriaal. Zij heeft daarbij - samengevat - op de navolgende omstandigheden gewezen: 1. De Officier van Justitie heeft beslist dat het steigermateriaal moet worden teruggegeven aan [A], bestuurder van Allstars Steigerbouw; 2. Het strafrechtelijk onderzoek, waarbij [A] was aangemerkt als verdachte, is geëindigd in een sepot omdat niet kon worden aangetoond dat de aangever eigenaar was van het steigermateriaal; 3. Blijkens een schriftelijke verklaring van [B] van 18 september 2008 heeft [B] “ruim voor 17 april 2007” een “aanzienlijke hoeveelheid” steigermateriaal overgedragen aan [A]. 4.4. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. 4.4.1. Door Jaston Materiaal is, onder verwijzing naar de door haar in het geding gebrachte koopovereenkomsten, gemotiveerd gesteld dat zij de activa, waaronder (al) het steigermateriaal dat op 17 april 2007 in eigendom was van Dokter Steigerbouw en Patkel Beheer heeft gekocht. Dat Jaston Materiaal het steigermateriaal van Dokter Steigerbouw en Patkel Beheer heeft gekocht, wordt ook niet weersproken door Allstars Steigerbouw. 4.4.2. Aan Allstars Steigerbouw kan worden toegegeven dat indien zij steigermateriaal van Dokter Steigerbouw of Patkel Beheer heeft gekocht en geleverd heeft gekregen voor 17 april 2007, zoals zij ter zitting heeft gesteld, een en ander ertoe zou hebben geleid dat zij rechthebbende van dat steigermateriaal is. Dat voor 17 april 2007 aan Allstars Steigerbouw het bewuste steigermateriaal in eigendom is overgedragen is echter (gemotiveerd) door Jaston Materiaal betwist. Allstars Steigerbouw heeft geen bescheiden, bij voorbeeld de overeenkomsten waarbij aan haar dit steigermateriaal is verkocht, in het geding gebracht. Het enige dat de eventuele juistheid van de stelling van Allstars Steigerbouw ondersteunt is de door haar in het geding gebrachte verklaring van [B], erop neerkomende dat [B] het litigieuze steigermateriaal voor 17 april 2007 heeft overgedragen aan [A] (de voorzieningenrechter neemt aan dat bedoeld zal zijn dat [B] en [A] daarbij hun vennootschappen hebben vertegenwoordigd). 4.4.3. Die verklaring lijkt echter in strijd met hetgeen [B] heeft verklaard aan [C]. De verklaring die [B] aan [C] heeft afgelegd (vgl. rechtsoverweging 2.6) impliceert immers dat (de vennootschappen van) [B] nog eigenaar waren van het steigermateriaal op 17 april 2007, zodat Jaston Materiaal van dit steigermateriaal eigenaresse is geworden. 4.4.4. In een kort geding als het onderhavige is geen plaats voor nader onderzoek c.q. nadere bewijslevering omtrent de juistheid van de verschillende verklaringen. Uit de door partijen betrokken stellingen en in het geding gebrachte producties kan thans niet met (voldoende) zekerheid worden afgeleid dat Allstars Steigerbouw de eigendom van het steigermateriaal op enig moment heeft verkregen. Hieraan kan niet afdoen dat de Officier van Justitie heeft beslist de zaak waarin [A] als verdachte was aangemerkt te seponeren wegens - kortgezegd - gebrek aan bewijs. Evenmin kan overigens met zekerheid worden vastgesteld dat Jaston Materiaal eigenaresse is geworden. 4.4.5. Nu het op de weg ligt van Allstars Steigerbouw om summierlijk de ondeugdelijkheid van de vordering van Jaston Materiaal aan te tonen, en zij, gelet op het vorenoverwogene daarin vooralsnog niet in is geslaagd, bestaat geen grond voor opheffing van de beslagen. De eerste vordering van Allstars Steigerbouw dient derhalve te worden afgewezen. 4.5. Vervolgens ligt de vraag voor of Jaston Materiaal gehouden kan worden het in conservatoir beslag genomen steigermateriaal vrij te geven aan Allstars Steigerbouw. 4.5.1. Uit artikel 119 vierde lid Wetboek van Strafvordering (Sv) volgt de bewaarder (als bedoeld artikel 118 Sv) - ondanks een last tot teruggave - de aan hem in bewaring gegeven zaken niet teruggeeft zolang er een - voor zover hier van belang - conservatoir (civielrechtelijk) beslag op rust. 4.5.2. Die situatie doet zich hier voor. Door Allstars Steigerbouw is niet weersproken dat [C] aanvankelijk als bewaarder in de zin van artikel 118 Sv is aangesteld. Nog voor het bewuste steigermateriaal is teruggegeven aan Allstars Steigerbouw is het civielrechtelijk in beslag genomen, aanvankelijk door Workx, daarna door Jaston Materiaal. Allstars Steigerbouw heeft geen gronden aangevoerd die meebrengen dat de regel van artikel 119 vierde lid Sv in dit geval buiten toepassing dient te blijven. Mitsdien dient de tweede vordering eveneens te worden afgewezen. 4.6. Ook de derde vordering dient te worden afgewezen. Voor zover deze vordering zich richt tegen aan Jaston Materiaal gelieerde (rechts)personen op de grond dat meerbedoelde (rechts)personen geen partij zijn in dit geding; voor zover het zich richt tegen Jaston Materiaal volgt dat uit de omstandigheid dat geen reden bestaat voor opheffing van het door haar gelegde beslag. 4.7. Allstars Steigerbouw zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Jaston Materiaal worden begroot op: - vast recht EUR 254,00 - salaris procureur 904,00 (2 punten van het toepasselijke liquidatietarief) Totaal EUR 1.158,00 5. De beslissing De voorzieningenrechter 5.1. wijst de vorderingen af, 5.2. veroordeelt Allstars Steigerbouw in de proceskosten, aan de zijde van Jaston Materiaal tot op heden begroot op EUR 1.158,00, 5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. T.R. Hidma en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2008.