Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG2825

Datum uitspraak2008-11-03
Datum gepubliceerd2008-11-04
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers08/228
Statusgepubliceerd


Indicatie

Artikel 50 van het Besluit algemene rechtspositie politie. Arbeidsgezondheidskundig onderzoek.


Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG Sector bestuursrecht AWB nummer: 08/228 uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken inzake [X] wonende te [Y], eiser, gemachtigde mr. N.D. Dane, advocaat te Woerden, tegen de Korpsbeheerder van de regiopolitie Zeeland, verweerder. I. Procesverloop Bij besluit van 17 april 2007 heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat hij duurzame beperkingen heeft en ongeschikt is voor de uitoefening van de functie medewerker primaire politietaken B. Voorts heeft verweerder bij het evengenoemde besluit aan eiser meegedeeld dat een re-integratietraject wordt opgestart en voor hem als herplaatsingskandidaat een passende functie zal worden gezocht. Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt. Bij besluit van 21 januari 2008 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit (het bestreden besluit) heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank. Het beroep is op 4 september 2008 behandeld ter zitting. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden drs. P.D. Spies en P.J.M. de Smet. Ter zitting is het onderzoek gesloten. De termijn voor het doen van uitspraak is eenmaal verlengd. II. Overwegingen 1. Ingevolge artikel 50, eerste lid, van Besluit algemene rechtspositie politie (hierna: Barp) kan de ambtenaar worden verplicht om een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan: a. indien het bevoegd gezag gegronde redenen heeft om te twijfelen aan de goede gezondheidstoestand van de ambtenaar; b. indien de ambtenaar niet meer volledig geschikt is gebleken voor het verrichten van zijn arbeid. In artikel 50, tweede lid, van het Barp is bepaald dat het bevoegd gezag de ambtenaar buiten dienst stelt indien na een arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in artikel 18 van de Arbeidsomstandighedenwet dan wel een arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in het eerste lid, wanneer blijkt dat sprake is van een zodanige lichamelijke of geestelijke toestand dat de belangen van de ambtenaar, van de dienst of van bij het verrichten van arbeid betrokken derden zich er tegen verzetten dat de ambtenaar zijn arbeid blijft verrichten. De ambtenaar wordt niet buiten dienst gesteld, indien hem andere passende arbeid kan worden opgedragen. Indien de ambtenaar buiten dienst wordt gesteld, wordt hij aangemerkt als ambtenaar die wegens ziekte ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, in welk geval hoofdstuk 10 van het Besluit bezoldiging politie van toepassing is. 2. Blijkens het bestreden besluit stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als medewerker primaire politietaken B en dat hij op grond daarvan in een functie dient te worden geplaatst waarin extra risico’s worden vermeden en waarbij wel een beroep kan worden gedaan op zijn mogelijkheden. 3. Eiser heeft aangevoerd dat hij, anders dan verweerder, meent dat de Pare-test niet de (juridische) status heeft van een binnen de politie Nederland gebruikelijk instrument om beroepsvaardigheden van (executieve) politieambtenaren te beoordelen. Eiser kan zich evenmin verenigen met het standpunt dat uitsluitend op basis van de resultaten van deze test tot een oordeel over de (on)geschiktheid voor de functie van medewerker primaire politietaken B kan worden gekomen. Volgens eiser is miskend dat hij altijd aan de verplichtingen uit hoofde van de (Regionale) Regeling toetsing geweldsbeheersing politie heeft voldaan en jaarlijks, zonder uitzondering, de voorgeschreven toetsen in het kader van de Integrale Beroepsvaardigheid Training met goed gevolg heeft afgerond. Dat aan het resultaat van de Pare-test rechtspositionele gevolgen zijn verbonden, acht eiser onjuist, omdat niet is weersproken dat hij op het verkeerde been is gezet door hem (welbewust) onjuist te instrueren. De rechtbank overweegt het volgende. 4. Het bestreden besluit is gegrond op de uitkomsten van een arbeidsgezondheidskundig onderzoek. 5. Op verzoek van verweerder is eisers belastbaarheid onderzocht door een bedrijfsarts. Deze is blijkens een brief van 30 november 2006 tot de conclusie gekomen dat eiser duurzame beperkingen heeft van fysieke aard. Volgens de bedrijfsarts zijn het vooral de beperkingen van de onderste ledematen die het eiser onmogelijk maken om in alle situaties, zoals die zich kunnen aandienen bij executief politiewerk, voldoende adequaat te kunnen functioneren. Om verweerder in staat te stellen om te beoordelen welke functie als passend voor eiser kan worden beschouwd, heeft de bedrijfsarts ten aanzien van eiser een Functie- en mogelijkheden lijst (FML) opgesteld. Vervolgens heeft een arbeidskundige op verzoek van verweerder aan de hand van een fysieke vaardigheidstoets beoordeeld of en in welke mate de ten aanzien van eiser vastgestelde beperkingen van invloed zijn op eisers functioneren in de functie van medewerker primaire politietaken B. Uit de arbeidskundige rapportage van 19 maart 2007 blijkt dat de fysieke vaardigheidstoets bestaat uit vier onderdelen, inhoudende achtervolging te voet, het onder controle brengen van een verdachte, het handmatige verplaatsen van zware objecten en het handmatig verplaatsen van personen. Op basis van deze onderdelen heeft de arbeidsdeskundige vastgesteld dat, zodra het lopen versneld moet plaatsvinden, het problematisch voor eiser wordt, het trekken van een sprintje in het geheel niet aan bod is gekomen en dat de overige onderdelen niet haalbaar bleken op een manier die men mag verwachten. Op grond van deze resultaten is de arbeidsdeskundige tot de conclusie gekomen dat eiser niet beschikt over de basisvaardigheden waarover hij, gelet op zijn functie, dient te beschikken. Volgens de arbeidsdeskundige is eiser niet in staat om de in de praktijk voorkomende situaties daadwerkelijk naar behoren uit te voeren. 6. Anders dan eiser ziet de rechtbank geen beletsel om in het kader van een arbeidsgezondheidsheidskundig onderzoek mede aan de hand van een door een arbeidsdeskundige beoordeelde fysieke vaardigheidstoets eisers geschiktheid voor de functie medewerker primaire politietaken te beoordelen. Dat de door verweerder gehanteerde vaardigheidstoets niet de (juridische) status heeft van een binnen de Nederlandse politie gebruikelijk instrument om beroepsvaardigheden te beoordelen, maakt dat niet anders. Van belang is namelijk dat verweerder niet uitsluitend op basis van de resultaten van de vaardigheidstoets tot het besluit van 17 april 2007 is gekomen maar dat die resultaten deel uitmaken van de onderzoeksbevindingen van een bedrijfsarts en een arbeidsdeskundige. De bedrijfarts heeft ten aanzien van eiser fysieke beperkingen vastgesteld die aanleiding gaven om onderzoek te doen naar de geschiktheid van eiser voor zijn functie. Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige onderzoek gedaan. In dat kader is de vaardigheidstoets uitgevoerd. Op grond van de arbeidskundige rapportage van 19 maart 2007 kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat de toets geen relevante betekenis heeft voor het antwoord op de vraag of eiser in staat moet worden geacht de werkzaamheden van een medewerker primaire politietaken B te verrichten. 7. Ten aanzien van de beroepsgrond dat is miskend dat eiser jaarlijks de in het kader van de Integrale Beroepsvaardigheid Training voorgeschreven toetsen met goed gevolg heeft afgerond, is de rechtbank met verweerder van oordeel dat deze toets niet ziet op de vraag of eiser, gelet op ten aanzien van hem vastgestelde fysieke beperkingen, in staat moet worden geacht zijn werkzaamheden te verrichten, maar op de vraag of eiser is gelegitimeerd tot het dragen en gebruik van bewapening. Voor eisers stelling dat hij op het verkeerde been is gezet door hem (welbewust) onjuist te instrueren, heeft de rechtbank geen aanknopingspunten gevonden. 8. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder op basis van de resultaten van de fysieke vaardigheidstoets, in samenhang bezien met de overige onderzoeksbevindingen, waaronder de door de bedrijfsarts ten aanzien van eiser vastgestelde fysieke beperkingen, op goede gronden tot de conclusie is gekomen dat eiser ongeschikt is voor de uitoefening van de functie medewerker primaire politietaken B. 9. De conclusie is dat het bestreden besluit in rechte stand houdt. Het beroep is ongegrond. 10. Voor een proceskostenveroordeling zijn geen termen aanwezig. III. Uitspraak De Rechtbank Middelburg verklaart het beroep ongegrond. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2008 door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van W.J. Steenbergen, griffier. Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen. Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak. Afschrift verzonden op: 3 november 2008