Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG3075

Datum uitspraak2008-10-14
Datum gepubliceerd2008-11-04
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers107.002.363/01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] het arrest van dit hof d.d. 17 juni 2008 overgelegd, welk arrest is gewezen op zijn hoger beroep tegen het eerder genoemde vonnis d.d. 18 september 2007 dat aan het onderhavige executiegeschil ten grondslag ligt. In het arrest van 17 juni 2008 heeft het hof het vonnis van 18 september 2007 vernietigd onder (alsnog) afwijzing van de door [appellante] gevraagde voorzieningen. Aldus doet zich de situatie voor dat - als gevolg van de ex tunc-werking van de vernietiging - aan het vonnis d.d. 18 september 2007 elk rechtsgevolg is ontnomen, zodat derhalve geen sprake is van een rechtens relevante veroordeling die bij overtreding grondslag kan bieden aan het verbeuren van dwangsommen. Voorzover reeds dwangsommen zijn betaald, dienen deze als onverschuldigd betaald te worden gerestitueerd.


Uitspraak

Arrest d.d. 14 oktober 2008 Zaaknummer 107.002.363/01 HET GERECHTSHOF TE ARNHEM Nevenzittingsplaats Leeuwarden Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van: [appellante], wonende te [woonplaats appellante], appellant, in eerste aanleg: gedaagde, hierna te noemen: [appellante], toevoeging, advocaat: voorheen mr. H. van Ravenhorst, kantoorhoudende te Arnhem, tegen [geïntimeerde], wonende te [woonplaats geïntimeerde], geïntimeerde, in eerste aanleg: eiser, hierna te noemen: [geïntimeerde], advocaat: mr. W.D. Huizinga, kantoorhoudende te Arnhem. Het geding in eerste instantie In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 6 december 2007 en hersteld bij vonnis d.d. 13 december 2007 door de rechtbank Zwolle-Lelystad. Het geding in hoger beroep Bij exploot van 2 januari 2008 is door [appellante] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 22 januari 2008. De conclusie van de memorie van grieven luidt: "voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het beroep van [appellante] ongegrond te verklaren, het vonnis van 6 december 2007 (zaaknr./rolnr.: 138050/KG ZA 07-474), hersteld op 13 december 2007 te vernietigen en opnieuw rechtdoende, zonodig onder verbetering en/of aanvulling der gronden, alsnog bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad: I. Geïntimeerde niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, althans hem deze (gedeeltelijk) te ontzeggen; met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van het geding in beide instanties." Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie: "bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, I. [appellante] niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, althans deze (gedeeltelijk) te ontzeggen danwel (gedeeltelijk) af te wijzen en het vonnis in eerste aanleg te bekrachtigen; II. [appellante] te veroordelen tot betaling aan [geïntimeerde] van een bedrag ad in totaal € 10.000,- ter zake de door [geïntimeerde] aan [appellante] onverschuldigd betaalde dwangsommen, met welk bedrag [appellante] zich ongerechtvaardigd heeft verrijkt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding in eerste aanleg, althans van de door U.E.A. in goede justitie te bepalen bedragen; III. [appellante] te veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties." Vervolgens heeft elk van partijen een akte genomen. Tenslotte heeft [appellante] de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest. De grieven [appellante] heeft vijf grieven opgeworpen. De beoordeling 1. Nu tegen de vaststelling van de feiten in r.o. 2 (punt 2.1 t/m 2.8) van het beroepen vonnis geen grieven zijn gericht terwijl evenmin anderszins is gebleken van gemotiveerde bezwaren tegen bedoelde vaststelling, zal ook in hoger beroep van die feiten worden uitgegaan. In dit verband merkt het hof nog op dat waar [appellante] in haar toelichting op de grieven aanvoert: "voor zover een grief of de toelichting daarvan niet in overeenstemming is met de feitenvaststelling door de rechtbank, geldt de grief of de toelichting tevens als grief tegen de feitenvaststelling door de rechtbank", daarmede geen sprake is van een zelfstandige en behoorlijk in het geding naar voren gebrachte grief. 2. In essentie weergegeven gaat het tussen partijen om het volgende. - Partijen zijn tot 29 mei 2007 met elkaar gehuwd geweest in algehele gemeenschap van goederen. In deze gemeenschap viel onder meer de eenmanszaak Sport Event Consultancy (SEC), welke onderneming per 1 januari 1994 door [geïntimeerde] in het handelsregister is ingeschreven. - Op 16 februari 2007, dus staande huwelijk, heeft [appellante] de eenmanszaak Survivals Almere in het handelsregister doen inschrijven. - Op 17 februari daaropvolgend heeft [appellante] de domeinnaam www.survivalsalmere.nl geregistreerd. - Op 8 augustus 2007 heeft [geïntimeerde] een tweetal hierop gelijkende domeinnamen geregistreerd. - Tussen partijen is een geschil ontstaan omtrent de vraag of [geïntimeerde] met laatstbedoelde registratie onrechtmatig jegens [appellante] heeft gehandeld. - De voorzieningenrechter te Zwolle/Lelystad heeft laatstbedoelde vraag bij vonnis d.d. 18 september 2007 bevestigend beantwoord, en heeft [geïntimeerde] veroordeeld tot het zich onthouden van het gebruik van de door hem geregistreerde domeinnamen en daarop gelijkende namen, zulks onder verbeurte van dwangsommen. 3. In het vervolgens aanhangig gemaakte executiegeschil, waarin de vraag aan de orde is of [geïntimeerde] zich aan deze veroordeling heeft gehouden (en bij ontkennende beantwoording daarvan, of hij dwangsommen aan [appellante] heeft verbeurd), heeft de voorzieningenrechter bij vonnis van 6 december 2007, hersteld op 13 december 2007, geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat [geïntimeerde] niet heeft voldaan aan het vonnis van 18 september 2007, zodat door [geïntimeerde] géén dwangsommen aan [appellante] zijn verbeurd. Dientengevolge heeft de voorzieningenrechter [appellante] geboden de executie van de aangezegde dwangsommen te staken en gestaakt te houden, zulks eveneens onder verbeurte van dwangsommen. 4. Tegen deze beslissing en de gronden waarop zij berust, heeft [appellante] haar grieven in het onderhavige hoger beroep gericht. 5. Het hof komt om de volgende reden niet toe aan de beoordeling van de grieven. Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] het arrest van dit hof d.d. 17 juni 2008 overgelegd, welk arrest is gewezen op zijn hoger beroep tegen het eerder genoemde vonnis d.d. 18 september 2007 dat aan het onderhavige executiegeschil ten grondslag ligt. In het arrest van 17 juni 2008 heeft het hof het vonnis van 18 september 2007 vernietigd onder (alsnog) afwijzing van de door [appellante] gevraagde voorzieningen. Aldus doet zich de situatie voor dat - als gevolg van de ex tunc-werking van de vernietiging - aan het vonnis d.d. 18 september 2007 elk rechtsgevolg is ontnomen, zodat derhalve geen sprake is van een rechtens relevante veroordeling die bij overtreding grondslag kan bieden aan het verbeuren van dwangsommen. Voorzover reeds dwangsommen zijn betaald, dienen deze als onverschuldigd betaald te worden gerestitueerd. 6. Op bovengenoemde grond mist [appellante] elk belang bij de bespreking van haar grieven, en zal zij dientengevolge in haar hoger beroep waarin zij concludeert tot vernietiging van het beroepen vonnis en het alsnog afwijzen van de vordering van [geïntimeerde], niet-ontvankelijk worden verklaard. 7. [geïntimeerde] heeft nog aangevoerd dat hij inmiddels dwangsommen tot het maximum van € 10.000,-- aan [appellante] heeft betaald. Hij vordert daarvan bij wege van kennelijke vermeerdering van eis terugbetaling, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding in eerste aanleg (te weten 17 oktober 2007). In dat verband slaat het hof er acht op dat partijen na memorie van antwoord elk nog een akte hebben genomen, zodat [appellante] gelegenheid heeft gehad om desgewenst op een en ander te antwoorden. 8. Nu [appellante] evenwel in haar laatstgenomen akte de door [geïntimeerde] gestelde betalingen tot het bedrag van € 10.000,-- niet heeft weersproken, zal het hof van zodanige betaling uitgaan. Uitgangspunt daarbij is dat [appellante] reeds vanaf het moment van ontvangst van elke (deel)betaling in verzuim verkeert en dientengevolge de wettelijke rente over de desbetreffende betaling is verschuldigd (zie HR 19-5-2000, NJ 2000, 603). Nu [geïntimeerde] echter geen data van de betalingen heeft vermeld, zal het hof met betrekking tot het aanvangstijdstip van de wettelijke rente aanknopen bij meergenoemde datum van de inleidende dagvaarding. 9. Nu partijen gewezen echtelieden zijn terwijl het geschil zowel zijn wortels heeft in de huwelijksgemeenschap als is ontstaan tijdens die gemeenschap, zal het hof de kosten van het hoger beroep aldus compenseren dat elk van partijen de eigen kosten draagt. 10. Hetgeen partijen verder nog te berde hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds vervat dan wel als niet terzake dienende, buiten bespreking blijven. De beslissing Het gerechtshof: verklaart [appellante] niet-ontvankelijk in haar hoger beroep van het vonnis van de voorzieningenrechter d.d. 6 december 2007, hersteld op 13 december 2007; veroordeelt [appellante] om aan [geïntimeerde] te betalen de somma van € 10.000,-- (zegge tienduizend Euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 oktober 2007 tot aan de algehele betaling, en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad; compenseert de kosten van het hoger beroep aldus dat elk van partijen de eigen kosten draagt. Aldus gewezen door mrs. Knijp, voorzitter, Zandbergen en De Hek, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 14 oktober 2008 in bijzijn van de griffier.