Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG3077

Datum uitspraak2008-09-23
Datum gepubliceerd2008-12-11
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers200.012.501
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verpachter komt van beschikking bij dagvaarding in hoger beroep. pachter beroept zich op misbruik van procesrecht. Hof draagt aan verpachter op om uitleg te verschaffen en - vooruitlopend op de beslissing over beroep op misbruik - de gronden van het beroep te formuleren.


Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM Sector civiel recht zaaknummer 200.012.501 arrest van de pachtkamer van 23 september 2008 inzake Diaconie der Hervormde Gemeente Avenhorn c.a./Kerkvoogdij van de Hervormde Gemeente Avenhorn c.a., gevestigd te Avenhorn, gemeente Koggenland, appellante, advocaat: mr. H. van Ravenhorst, tegen: [geïntimeerde]] wonende te [adres], geïntimeerde, advocaat: mr. A.O.C.A. van Schravendijk. 1. Het geding in eerste aanleg Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de beschikking die de Rechtbank Alkmaar, sector kanton, locatie Hoorn, op 16 juni 2008 heeft gegeven tussen appellante (hierna ook te noemen: de Diaconie) als verweerster en geïntimeerde (hierna ook te noemen: [geïntimeerde]) als verzoeker. Van die beschikking is een fotokopie aan dit arrest gehecht. 2. Het geding in hoger beroep 2.1 De Diaconie heeft bij exploot van 16 juli 2008 aan [geïntimeerde] aangezegd van genoemde beschikking in hoger beroep te komen, met dagvaarding van [geïntimeerde] voor dit hof. 2.2 Op de roldatum 26 augustus 2008 is de zaak door de Diaconie ter rolle van het hof aangebracht. 2.3 Vervolgens heeft de griffier contact opgenomen met (toen nog) de procureur van de Diaconie, mr. Van Ravenhorst voornoemd, en nadien gesproken met mr. M.P.G.M. Gorgels, behandelend advocaat van de Diaconie. Bij die gelegenheid heeft de griffier erop gewezen dat het hoger beroep ten onrechte niet bij beroepschrift was ingesteld. 2.4 Bij brief van 27 augustus 2008 heeft mr. Gorgels voornoemd aan de griffier meegedeeld dat ook zijns inziens de zaak door middel van een appelrekest had moeten worden aangebracht. Hij heeft het hof daarbij verzocht op basis van artikel 69 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering hem een termijn te geven voor het alsnog indienen van het appelrekest. 2.5 Daartoe door het hof in de gelegenheid gesteld, heeft [geïntimeerde] zich op 9 september 2008 bij akte over de zaak uitgelaten. 2.6 Ten slotte heeft het hof arrest bepaald op heden. 3. De motivering van de beslissing 3.1 Per 1 september 2007 is met de artikelen 7:311 e.v. Burgerlijk Wetboek een nieuwe wettelijke regeling van de pacht in werking getreden en is de Pachtwet vervallen. 3.2 Blijkens de inhoud van de bestreden beschikking betreft deze de beslissing op een door [geïntimeerde] op 24 augustus 2007 ingediend verzoek om verlenging van een pachtovereenkomst. Het betreft een zaak die op grond van artikel 36 lid 3 Pachtwet met een verzoekschrift werd ingeleid, waarop, zoals de pachtkamer heeft gedaan, bij beschikking wordt beslist. Hoger beroep van een dergelijke beschikking dient ingevolge de artikelen 132, 151 en 152 Pachtwet te worden ingesteld door indiening van een beroepschrift bij dit hof en dit beroepschrift dient een duidelijke conclusie te bevatten en met redenen omkleed te zijn. Ingevolge artikel 74 lid 1 Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek heeft de inwerkingtreding van het nieuwe recht geen gevolgen voor onder meer de aard van het geding en de rechtsmiddelen tegen de uitspraak. 3.3 De Diaconie heeft tegen de bestreden beschikking ten onrechte hoger beroep ingesteld door middel van een dagvaarding op nader aan te voeren gronden. Zij zal de gevolgen van het ten onrechte door middel van een dagvaarding instellen van het hoger beroep moeten dragen. Die gevolgen betreffen in ieder geval de eventuele meerkosten die [geïntimeerde] heeft moeten maken door de verkeerde wijze van inleiden (de kosten van de onder 2.5 bedoelde akte en eventueel die van de appeldagvaarding indien vernietiging volgt). Aangaande de vraag of ook verderstrekkende gevolgen aan de fout moeten worden toegekend, overweegt het hof het volgende. 3.4 Voor zover [geïntimeerde] (primair) bij gebrek aan wetenschap betwist dat de zaak op de roldatum 26 augustus 2008 is aangebracht, doet hij dat tevergeefs. Het hof heeft in het procesdossier een op 25 augustus 2008 te 10.10 uur ter griffie van het hof binnengekomen brief, gedateerd op eveneens 25 augustus 2008, van (toen nog) het kantoor van de procureur van de Diaconie aangetroffen, waarin wordt verzocht de onderhavige zaak, waarvan de stukken bij de brief zijn gevoegd, ter rolle van 26 augustus 2008 in behandeling te doen nemen en waarin wordt aangekondigd dat mr. Van Ravenhorst de zaak alsdan zal introduceren. Een kopie van bedoelde brief is aan dit arrest gehecht. 3.5 In beginsel is op het onderhave geval van toepassing artikel 69 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat regels bevat voor het herstel van fouten ten gevolge van het verkeerd inleiden van een procedure. [geïntimeerde] heeft echter (subsidiair) aangevoerd dat sprake is van misbruik van procesrecht. 3.6 Daaromtrent wordt als volgt overwogen. Het hof kan in de beschikking waarvan beroep geen aanleiding tot een misverstand omtrent de toepasselijkheid van de regels met betrekking tot de verzoekschriftprocedure ontwaren. Blijkens de overgelegde stukken en die beschikking is de procedure in eerste aanleg ook met een verzoekschrift ingeleid, is daarop met een verweerschrift gereageerd en heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De appeldagvaarding is betekend op 16 juli 2008 en derhalve op de laatste dag van de appeltermijn (ervan uitgaande dat de beschikking op de beschikkingsdatum is verzonden), bevat niet de gronden van het hoger beroep en de aangezegde rechtsdag is ruim één maand gelegen na het tijdstip waarop de appeltermijn eindigde en de Diaconie derhalve – indien zij de juiste rechtsingang zou hebben gekozen – uiterlijk de gronden van haar beroep in haar beroepschrift uiteen had moeten zetten. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden mag van de Diaconie worden verlangd dat zij nauwkeurig aangeeft hoe zij ertoe is gekomen om de appelinstantie met een dagvaarding in te leiden en ook overigens ingaat op de feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de beoordeling van het beroep op misbruik van procesrecht zoals door [geïntimeerde] gedaan, zoals de aard van de praktijk van de behandelend advocaat van de Diaconie en de duur van diens ervaring als advocaat. Daarbij dient de Diaconie zo concreet mogelijk aan te geven, zo mogelijk ook met vermelding van eerder behandelde zaken, of en in welke mate deze advocaat ervaring heeft met het behandelen van pachtzaken en meer in het bijzonder met het instellen van appel in zulke zaken. De Diaconie heeft tot een en ander nog niet de gelegenheid gehad. Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen voor akte aan de zijde van de Diaconie om haar die gelegenheid alsnog te bieden. Daarbij zal het hof de Diaconie bevelen om reeds nu bij die akte haar gronden aan te vullen in de zin van het eerste lid van artikel 69 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dit voor het geval het beroep op misbruik van procesrecht wordt verworpen. 3.7. Voor het geval de Diaconie gebruik maakt van de haar geboden gelegenheid voornoemde akte te vragen, kondigt het hof nu reeds aan dat over het beroep op misbruik van procesrecht bij arrest zal worden beslist en dat in geval van verwerping van dat beroep het tweede lid van artikel 69 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zal worden toegepast en [geïntimeerde] de gebruikelijke termijn voor het indienen van een verweerschrift zal worden verleend. 3.8. Voor het overige zal iedere beslissing worden aangehouden 4. De beslissing Het hof, recht doende in hoger beroep: verwijst de zaak naar de roldatum van 7 oktober 2008 voor akte aan de zijde van de Diaconie als onder 3.6 bedoeld en beveelt de Diaconie om bij die akte haar gronden aan te vullen in de zin van het eerste lid van artikel 69 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering; houdt voor het overige iedere beslissing aan. Dit arrest is gewezen door mrs. W.L. Valk, H.L. van der Beek en J.K.B. van Daalen en de raden mr. ing. J.A.J. Jansens van Gellicum en ir. H. Duenk, en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 september 2008.