Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG3288

Datum uitspraak2008-10-28
Datum gepubliceerd2008-11-04
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/1489 WWB + 07/1490 WWB + 07/1492 WWB
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bijzondere bijstand. Langdurigheidstoeslag. Inwonen kleinkind. Onbevoegd genomen besluiten. Rechtsgevolgen blijven in stand.


Uitspraak

07/1489 WWB 07/1490 WWB 07/1492 WWB Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [appellante] (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 5 februari 2007, 06/249, 06/555 en 06/556 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellante en het Dagelijks Bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Walcheren (hierna: Dagelijks Bestuur) Datum uitspraak: 28 oktober 2008 I. PROCESVERLOOP Namens appellante heeft mr. P.M.J.T. Schumans, advocaat te Middelburg, hoger beroep ingesteld. Het Dagelijks Bestuur heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 september 2008. Voor appellante is verschenen mr. Schumans. Het Dagelijks Bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door H. Hofman, werkzaam bij de gemeente Vlissingen. II. OVERWEGINGEN 1. Voor een overzicht van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Hij volstaat hier met het volgende. 1.1. Appellante beschikte ten tijde in geding over een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) ter hoogte van € 809,71 (incl. 8% vt) netto per maand. 1.2. Bij besluit van 19 juli 2005 is de aan appellante toegekende bijzondere bijstand voor kosten van sociaal en algemeen vervoer met ingang van 25 oktober 2004 op een lager bedrag dan voorheen vastgesteld. Bij besluit van 11 januari 2006 (besluit 1) heeft het College van burgemeester en wethouders van Vlissingen het daartegen gerichte bezwaar ongegrond verklaard. 1.3. Bij besluit van 27 oktober 2005 is de aanvraag van appellante om bijzondere bijstand in de eigen bijdrage voor rechtsbijstand van € 90,-- afgewezen. Bij besluit van 2 november 2005 is de door haar verzochte langdurigheidstoeslag over 2005 eveneens afgewezen. De tegen deze besluiten gemaakte bezwaren zijn bij afzonderlijke besluiten van 30 maart 2006 (besluit 2 en 3) ongegrond verklaard door de voorzitter van het Dagelijks Bestuur. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - met bepalingen inzake griffierecht en proceskosten - het beroep tegen besluit 1 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, de bijzondere bijstand in de vervoerskosten vastgesteld op € 5,79 respectievelijk € 6,79 per maand en het beroep tegen de besluiten 2 en 3 ongegrond verklaard. 3. In hoger beroep heeft appellante zich tegen de uitspraak van de rechtbank gekeerd. Daartoe is aangevoerd dat er in alle drie zaken ten onrechte van is uitgegaan dat zij kosten kon delen met het bij haar inwonende kleinkind. Daardoor is er bij de diverse berekeningen een onjuiste maatstaf gehanteerd. Volgens appellante had steeds moeten worden uitgegaan van de norm van een alleenstaande met een toeslag van 20% in plaats van 10%. 4. De Raad komt tot de volgende beoordeling. 4.1. De Raad overweegt, ambtshalve, allereerst het volgende. Ten tijde van het nemen van de besluiten 1, 2 en 3 was van kracht de Gemeenschappelijke Regeling Intergemeentelijke Sociale Dienst Walcheren. Uit de gedingstukken is gebleken dat het College van burgemeester en wethouders van Vlissingen op het bezwaar tegen het besluit van 19 juli 2005 heeft beslist en dat de voorzitter van het Dagelijks Bestuur op de bezwaren tegen de besluiten van 27 oktober 2005 en 2 november 2005 heeft beslist. De bevoegdheid om te beslissen op onderhavige bezwaarschriften berustte ten tijde in geding evenwel reeds bij het Dagelijks Bestuur, zodat de besluiten 1,2 en 3 onbevoegd zijn genomen. Aangezien de rechtbank dit niet heeft onderkend dient de aangevallen uitspraak om die reden te worden vernietigd. De Raad zal de beroepen tegen de besluiten 1, 2 en 3 gegrond verklaren en die besluiten wegens strijd met de wet vernietigen. 4.2. Uit een op 18 juni 2008 bij de Raad ingekomen brief van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Walcheren blijkt dat het Dagelijks Bestuur de besluiten 1, 2 en 3 alsnog voor zijn rekening heeft genomen. Daarvan uitgaande zal de Raad mede met het oog op een finale beslechting van de geschillen bezien of de rechtsgevolgen van de te vernietigen besluiten in stand kunnen worden gelaten. 4.3. De Raad stelt vervolgens vast dat partijen in de voorliggende zaken in het bijzonder verdeeld houdt de (achterliggende) vraag of appellante ten tijde in geding kon worden aangemerkt als een persoon die kosten met een ander kon delen. Als die vraag bevestigend moet worden beantwoord heeft het Dagelijks Bestuur terecht de norm voor een alleenstaande met een toeslag van 10% als basis voor de verschillende (draagkracht)berekeningen genomen. 4.4. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank, en de overwegingen waarop dat oordeel is gebaseerd, dat het Dagelijks Bestuur op juiste gronden is uitgegaan van een toeslag van 10%. Aangezien de bij appellante inwonende jongmeerderjarige kleindochter ten tijde in geding bijstand naar de norm voor een 21-jarige is toegekend heeft het Dagelijks Bestuur zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat appellante kosten kon delen met haar kleinkind. De omstandigheid dat de bijstand aan haar kleinkind pas achteraf vanaf 2 augustus 2004 is toegekend doet daaraan niet af. Hetzelfde geldt voor het feit dat de kleindochter niet voor een toeslag in aanmerking kwam aangezien het ontbreken van die toeslag er op zichzelf niet aan in de weg staat dat kosten kunnen worden gedeeld. 4.5. Voor zover appellante meent dat zij over 2005 ten onrechte niet voor een langdurigheidstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de WWB in aanmerking is gebracht kan de Raad haar evenmin volgen. Uit de vergelijking van haar WAO-uitkering met de toepasselijke bijstandsnorm blijkt immers duidelijk dat haar inkomen ten tijde van de peildatum (1 januari 2005) noch ten tijde van besluit 3 (30 maart 2006) gedurende een ononderbroken periode van 60 maanden lager dan de bijstandsnorm is geweest. Of daarbij van een toeslag van 20% of van 10% wordt uitgegaan maakt geen verschil. Dat appellante tijdelijk meer uitgaven heeft gehad in verband met de zwangerschap van haar inwonende kleinkind werpt geen ander licht op de zaak. 4.6. Gelet op het voorgaande ziet de Raad aanleiding de rechtsgevolgen van de te vernietigen besluiten 2 en 3 in stand te laten. Wat betreft besluit 1 ziet de Raad aanleiding zelf in de zaak te voorzien op de wijze als de rechtbank heeft gedaan. 4.7. De Raad ziet voorts aanleiding om het Dagelijks Bestuur te veroordelen in de proceskosten van appellante. Deze kosten worden begroot op € 966,-- in beroep en op € 644,-- in hoger beroep wegens verleende rechtsbijstand. De Raad tekent daarbij aan dat wegens samenhang van de zaken in beroep niet het volledige tarief in aanmerking wordt genomen. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Vernietigt de aangevallen uitspraak behoudens voor zover is besloten omtrent griffierecht en proceskosten; Verklaart de beroepen gegrond; Vernietigt het besluit van 11 januari 2006; Bepaalt dat de bijzondere bijstand voor vervoerskosten over de periode van 25 oktober 2004 tot en met 20 december 2004 op € 5,79 per maand en met ingang van 1 januari 2005 op € 6,79 per maand wordt vastgesteld; Vernietigt de besluiten van 30 maart 2006 en bepaalt dat de rechtsgevolgen van deze besluiten in stand blijven; Veroordeelt het Dagelijks Bestuur in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.610,--, te betalen door de Intergemeentelijke Sociale Dienst Walcheren; Bepaalt dat de Intergemeentelijke Sociale Dienst Walcheren aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 182,-- vergoedt. Deze uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs. De beslissing is, in tegenwoordigheid van R.B.E. van Nimwegen als griffier, uitgesproken in het openbaar op 28 oktober 2008. (get.) R.H.M. Roelofs. (get.) R.B.E. van Nimwegen. KR