
Jurisprudentie
BG3345
Datum uitspraak2008-10-27
Datum gepubliceerd2008-11-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200805509/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2008-11-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200805509/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 24 juni 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Blaricum (hierna: de raad) bij besluit van 20 december 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Blaricum dorp".
Uitspraak
200805509/2.
Datum uitspraak: 27 oktober 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 juni 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Blaricum (hierna: de raad) bij besluit van 20 december 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Blaricum dorp".
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 augustus 2008, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 augustus 2008, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 oktober 2008, waar [verzoeker], in persoon en bijgestaan door mr. P.J. Kouwenberg, advocaat te Hilversum, en het college, vertegenwoordigd door mr. D. Westerwal, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen.
Verder is de raad, vertegenwoordigd door drs. K.I. de Graaf, ambtenaar in dienst van de gemeente, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. [verzoeker] stelt zich op het standpunt dat zijn perceel, kadastraal bekend gemeente Blaricum, sectie […], nummer […], binnen de grens van het plan had moeten worden opgenomen en dat hieraan de bestemming "Wonen" had moeten worden toegekend. In dit verband voert [verzoeker] aan dat het college van burgemeester en wethouders heeft toegezegd dat aan voormeld perceel de bestemming "Wonen" zou worden toegekend. Verder voert hij aan dat is gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel, nu aan het perceel Capittenweg 36d en het perceel van voormalige gemeentekwekerij wel de bestemming "Wonen" is toegekend.
2.2.1. Bij het bepalen van de begrenzing van het plan heeft de raad het uitgangspunt gehanteerd dat deze dient aan te sluiten bij de ligging van de zogenoemde rode contour als weergegeven op de contourenkaart, deelblad 5, van het Streekplan Noord-Holland Zuid van 17 december 2003 (hierna: het streekplan). Blijkens paragraaf 4.9 van het streekplan behoort al het gebied buiten de rode contour tot het landelijk gebied. Als algemeen beleid voor het landelijk gebied geldt dat buiten de rode contour geen verstedelijking mag plaatsvinden. De voorzitter ziet in hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd geen aanknopingspunt om het door de raad gekozen uitgangspunt als zodanig onredelijk te achten.
Vast staat dat het perceel van [verzoeker] buiten de rode contour is gelegen. Eveneens staat vast dat het perceel Capittenweg 36d en het perceel van voormalige gemeentekwekerij binnen de rode contour zijn gesitueerd. De raad heeft zich in zoverre op het standpunt kunnen stellen dat de door [verzoeker] genoemde situatie niet overeenkomt met de thans aan de orde zijnde situatie. Onder deze omstandigheden heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
De volgens [verzoeker] door het college van burgemeester en wethouders gedane toezegging ter zake van het perceel van [verzoeker] leidt, wat daarvan ook zij, niet tot een ander oordeel. Daarbij is van belang dat de raad, die bevoegd is tot het vaststellen van een plan, noch het college bij de goedkeuring daarvan gebonden zijn aan een toezegging door het college van burgemeester en wethouders gedaan.
2.3. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Kegge
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2008
399.